Baz Luhrmann belicht in muziekfilm relatie tussen The King en zijn uit Nederland afkomstige manager Colonel Parker: ’Elvis leefde voor het podium’ | interview
De koning is dood, maar zijn legende leeft voort. Ook in Elvis van de Australische cineast Baz Luhrmann, die in deze muziekfilm de relatie tussen The King en diens uit Nederland afkomstige manager Colonel Tom Parker belicht. „Hij maakte Elvis groot, maar later werd hun relatie giftig.”
Cineast Baz Luhrmann (59) groeide op in het Australische gehucht Herons Creek, waar zijn vader een benzinestation én een bioscoopzaaltje exploiteerde. Hij leerde er Elvis kennen dankzij matinees waarin de zanger te zien was. „Ik vond hem meteen een coole gast. Pas later realiseerde ik me hoe suf die films eigenlijk waren. Zijn muziek was veel beter”, vertelt de regisseur, die in 1992 debuteerde met Strictly ballroom en daarna indruk maakte met films als Romeo + Juliet (1996) Moulin Rouge (2001) en The Great Gatsby (2013).
Hoewel Elvis Presley een acteercarrière als James Dean of Marlon Brando ambieerde, kwam die mede door toedoen van Parker nooit van de grond. De muziek van The King, vol van zwarte invloeden, had veel meer impact. Net als zijn optredens, waarin hij met suggestieve heupbewegingen het publiek in vervoering bracht. Zeker in zijn beginjaren kwam dat als een schok voor de gevestigde orde: ’Elvis the Pelvis’ kopten de kranten likkebaardend.
Amadeus als inspiratie
Luhrmann liet zich voor Elvis niet alleen inspireren door de unieke kwaliteiten van de zanger. Ook Amadeus (1984) van zijn vier jaar geleden overleden collega Miloš Forman was van invloed. „Die filmging natuurlijk over Mozart, maar vooral ook over de jaloezie van zijn concurrent Salieri, die met zijn kwaliteiten als componist niet op kon tegen diens superieure talent. Dat hij door zijn achtergrond een van de weinigen was die het werk van die hypermuzikale snotneusdirect op waarde kon schatten, maakte het des te pijnlijker.”
Filmregisseur Baz Luhrmann. Foto: Jeremy Chan
„Net als in Amadeus wilde ik óók een thema aansnijden dat breder was dan Elvis en zijn unieke erfenis alleen”, zegt Luhrmann. „Door te focussen op zijn relatie met Colonel Tom Parker, een man die precies wist hoe hij het publiek kon inpakken. Hij richtte daar als lang uitgesponnen grap zelfs een privéclubje voor op, met een knipoog naar de Showmen’s League of America, die al langer bestond. Zijn club werd The Snowmen’s League of America, waarvan hij meteen ook Elvis lid maakte.”
Moordonderzoek
Colonel Tom Parker was overigens geen echte kolonel, net zoals Tom Parker niet zijn echte naam was. In 1909 in Breda geboren als Andries Cornelius van Kuijk, ontvluchtte hij op zijn 20ste zijn vaderland, volgens een biograaf omdat de grond hem daar wegens een moordonderzoek te heet onder de voeten werd. Van Kuijk vestigde zich illegaal in de Verenigde Staten, waar hij een andere naam aannam en later wegens verleende diensten ’Colonel’ als eretitel kreeg toegekend.
In de jaren 30 werkte de ’Colonel’ als kermisexploitant, iets wat hij in Nederland ook al had gedaan. Hij leerde er bezoekers te verleiden, een kunst die hij later als muziekpromotor zou perfectioneren. „De opkomst van figuren als Parker in het publieke leven was voor mij één van de redenen om deze film te maken”, aldus Luhrmann. „Kijk, wanneer iemand publiek weet te lokken met ’kom kijken naar mijn dansende kippen’ en de bezoekers vervolgens het geld uit hun zak klopt, is dat tamelijk onschadelijk. Zij wéten immers dat ze bedonderd worden en betalen er toch voor om die truc te zien.”
Tom Hanks als Colonel Tom Parker.
„Op de kermis kan dat weinig kwaad”, vervolgt de Australiër. „Anders is het als massa’s mensen in het echte leven in allerlei leugens gaan geloven, wat je nu steeds vaker ziet gebeuren. Dat is een serieus probleem: iets in onze menselijke natuur maakt dat we maar wat graag geloven in verzinsels die ons een goed gevoel geven. Vooral als ze met omhaal en overtuiging worden verteld en afleiding bieden in een tijd waarin we hoop en richting missen. Daar gaat Elvis wat mij betreft dus óók over.”
In het begin van Luhrmanns zesde film stelt Colonel Parker dat hij vaak ten onrechte wordt afgeschilderd als de grote schurk in het levensverhaal van The King. Niet zo gek, aangezien hij zichzelf als manager de helft van Presleys inkomsten had toegeëigend. Hoe kijkt de maker van Elvis daar tegenaan?
„Ik wilde graag dat Parker zichzelf bij monde van Tom Hanks zou kunnen verdedigen in de rechtszaal van de publieke opinie. Daar was hij ook bij leven bijdehand genoeg voor. Neem wat er gebeurde toen het nieuws van Presleys dood hem bereikte, iets wat helaas niet in de uiteindelijke film paste. Het eerste wat Parker toen deed, was de telefoon oppakken om extra platen te laten persen. Wat een vreselijke man, vonden veel mensen. Nuchter bracht hij daar tegenin: ’Jullie zijn het toch die nu plots weer massaal naar de winkel hollen voor albums van Elvis?’.”
Zwart gat in het hart
„Zelf denk ik dat Colonel Parker met zijn inzichten zeker heeft bijgedragen aan de grote faam van Elvis Presley. Alleen had hij als manager een groot geheim dat diens latere carrière zou frustreren en hun zou relatie vergiftigen. Elvis had een groot zwart gat in zijn hart, een verscheurende honger die alleen op het podium kon worden gestild”, besluit Baz Luhrmann. „Daar leefde hij voor, iets wat je trouwens ook zag bij Michael Jackson en Prince, artiesten die ik allebei persoonlijk heb gekend. Probleem was dat Parkers verleden het hem onmogelijk maakte de Verenigde Staten te verlaten. Om die reden mocht ’zijn jongen’ dat van hem ook niet. Voor Elvis pakte hun zakelijke huwelijk daardoor uiteindelijk destructief uit.”