Berber van der Veer in de tentoonstelling 'Hotspot Leipzig'. Foto: Sake Elzinga/Drents Museum
De kunst van de Leipziger Schule is ‘in your face’. Deze Duitse kunstgroep heeft lef, durf en kleur. Hun werk spreekt tot de verbeelding, aldus conservator Berber van der Veer (29). Zij stelde voor het eerst een overzicht samen uit de steeds omvangrijker wordende Leipzig-collectie van het Drents Museum.
Hotspot Leipzig heet de tentoonstelling, verwijzend naar het artistieke centrum in Duitsland, met twee belangrijke locaties: de Hochschule – de kunstacademie waar traditie en ambacht centraal staan – en de Spinnerei: de voormalige fabriekshallen die al jaren een broedplaats vormen voor vele, voornamelijk figuratief werkende kunstenaars.
Het Drents Museum richt zich al ruim dertig jaar op deze realistische kunststijl. Aan de basis staan de Noordelijke figuratieven, veelal opgeleid aan Academie Minerva in Groningen, met als boegbeeld Matthijs Röling (1943-2024). Van de evenknie in Leipzig was in 2009 voor het eerst een tentoonstelling in Assen. Daarna volgden regelmatig solotentoonstellingen van vaak jonge kunstenaars, die tot de Neue Leipziger Schule gerekend worden. Sinds 2020 is het Drents Museum hun kunst actief gaan verzamelen. De collectie bestaat momenteel uit ruim 80 werken, waar nu 55 van getoond worden.
‘Mysterieus’
Omdat het museum pas sinds een paar jaar deze kunst verzamelt, zijn veel van deze werken nu pas voor het eerst te zien. Sleutelstuk is het schilderij Das Dreibein (2024) van Neo Rauch, dat onlangs werd aangeschaft. „Voor de Neue Leipziger Schule wordt Rauch gezien als boegbeeld. Zijn werk is opgenomen in veel museale collecties, ook in de Verenigde Staten’’, vertelt Berber van der Veer. Het realistisch geschilderde en tegelijk raadselachtige Dreibein is exemplarisch voor Rauchs schilderijen: „Het lijkt een historisch tafereel, met die mannen in 19de-eeuwse kleding. En dan zo’n figuur met drie benen, of dat vreemde personage in een soort dino-pak. Het is heel mysterieus.’’
Malte Masemann, 'Das Rauchzimmer' (2022), collectie Drents Museum (detail). Foto: Sake Elzinga/Drents Museum
Net als dat bij de Noordelijke figuratieven niet elke kunstenaar hetzelfde werkt, is bij de Neue Leipziger Schule het aanbod ook zeer divers. Van Sebastian Gögel is er een serie portretten in zwart-wit die raakvlakken vertoont met de expressionistische grafiek van Otto Dix van een eeuw geleden. Bij Christoph Ruckhäberle refereren mensfiguren met cilindrische lichaamsvormen aan het kubisme uit diezelfde periode. De fragmentarische ruimtes van David Schnell ogen dan weer heel modern.
Of neem de expressieve close-up van een jongen met zijn mobieltje aan z’n oor in de bus; alsof kunstenaar Gustav Sonntag het vanochtend nog zo zag. „Toch komt het allemaal van diezelfde Hochschule.’’ Evenals bij de Minerva-kunstenaars vormt de Neue Leipziger Schule niet een vastomlijnde groep, legt Van der Veer uit. „De kunstenaars zaten bij elkaar in de klas of hebben elkaar opgeleid. Ze hebben elkaar beïnvloed, maar ze hebben bijvoorbeeld niet een manifest.’’
Conceptuele kunst overgeslagen
Dat de Hochschule für Grafik und Buchkunst Leipzig in voormalig Oost-Duitsland staat, is een belangrijk aspect, stelt Van der Veer. In de socialistische staat werd voornamelijk voortgebouwd op het realisme, terwijl elders in de wereld allerlei moderne kunststromingen over elkaar heen rolden. „In de DDR is de conceptuele kunst overgeslagen, zeg maar.’’
Dan zullen er in Oost-Duitsland vast meer kunstacademies met een traditionele grondslag zijn. Waarom springt de Leipziger Schule er dan uit? „Hier was binnen die figuratieve kunst toch meer vrijheid. Daar staat de Hochschule bekend om. En nog steeds wordt er vanuit die visie les gegeven.’’ De academie van Leipzig en de ateliers in de Spinnerei hebben een grote aantrekkingskracht, ook op hedendaagse kunstenaars van elders. Zo woont en werkt Aafke Ytsma afwisselend in Leeuwarden en Leipzig, vertelt Van der Veer.
Verhalende kunst die naar buiten treedt
Een aantal kunstwerken roept associaties op met dat van Groningse kunstenaars. Een sober zelfportret van Johannes Rochhausen doet denken aan een vroeg schilderij van Röling. De wat vervreemdende interieurs van Matthias Weischer tonen verwantschap met vergelijkbare taferelen van Thijs Jansen. Dat is niet verwonderlijk. Indertijd zocht toenmalig conservator, en later directeur, Harry Tupan naar verbreding van de in het Noorden gegronde realisme en vond hij die bij de Leipziger Schule. Die kunstenaars voelen zich inmiddels net zo verbonden met het Drents Museum.
Tilo Baumgärtel, 'Baboom' (2023), collectie Drents Museum. Foto: Drents Museum
Nu Tupan sinds september met pensioen is, kreeg Berber van der Veer de taak om deze expositie samen te stellen. „Het is mooi om hedendaagse, voornamelijk jonge kunstenaars een podium te kunnen geven.’’
Met enthousiasme vertelt ze wat haar zo aanspreekt in deze figuratieve kunst van de oosterburen. „Het is kunst die naar buiten treedt. Wat je veel terugziet zijn surrealistische voorstellingen. Een soort droombeelden. Het zijn verhalen die je zelf verder kunt invullen.’’ In de tweede tentoonstellingszaal hangt een aantal grote kunstwerken: indrukwekkende houtsneden, expressieve schilderijen en andere taferelen die op je af komen. „Deze kunst is rauw en kleurrijk. Het heeft lef en durf’’, benadrukt Van der Veer. „Deze kunst is ‘in your face’.’’
Tentoonstelling
Hotspot Leipzig - Hoogtepunten uit de collectie. T/m 5 april in het Drents Museum, Brink 1 in Assen. Open: di-zo 10-17.
Matthias Ludwig, 'Die Lesenden' (2021), schilderij en houtskooltekening, collectie Drents Museum. Foto: Sake Elzinga/Drents Museum