Josephine Jasperse zocht een nieuw tapijtje en stuitte op Afghaanse oorlogstapijten. ,,Ik raakte gefascineerd.'' Foto: Geert Job Sevink
Afghaanse ‘bommentapijten’: eerst als verzet, later als commercieel souvenir. Museum Nienoord in Leek toont een unieke collectie van deze ambachtelijke kleden vol modern oorlogsgeweld.
Wat op het eerste gezicht en op een afstandje een gewoon wollig kleedje lijkt, zoals je in oude cafés nog op tafels ziet of elders op de vloer, blijkt een tapijt te zijn met allerlei voorstellingen van wapentuig. De enorme kleden vooraan in de expositieruimte van Museum Nienoord in Leek verraden het eigenlijk al: daar staan helikopters, vliegtuigen en tanks op.
Het zijn bewerkelijke tapijten. Een beetje groot kleed vergt een jaar. De makers wonen in kleine dorpjes in Afghanistan en zo’n tapijt levert hen een jaarsalaris op, weet Josephine Jasperse (70) uit Groningen. Zij is verzamelaar en kenner geworden, sinds ze 25 jaar geleden toevallig op zo’n kleed stuitte. „Ik was gewoon op zoek naar een nieuw tapijtje voor thuis. Ik ging naar een winkel in de Oude Boteringestraat in de stad. Daar lag ook zo’n kleedje met helikopters en kalasjnikovs.’’ Jasperse heeft zelf een achtergrond als weefster en is zulke tapijten gaan verzamelen. „Ik raakte gefascineerd. Tegenwoordig behoor ik tot een wereldwijde groep verzamelaars.’’
Oorlogsnieuws verwerkt in kleed
Waar komen die ‘bommentapijten’ vandaan en hoe komen ze hier terecht? „Tapijtenhandelaren kopen die kleden in per kuub, zeg maar. Dan zit er af en toe zo een tussen. Verkopers leggen die vaak aan de kant, omdat ze er niets mee kunnen.’’
De productie van zulke tapijten begon in de jaren 80, tijdens de oorlog van Rusland in Afghanistan. Het zou een manier zijn van de veelal ongeletterde bevolking om nieuws te verwerken in de vloerkleden. Maar de weergave van moderne objecten in de traditionele tapijten kwam niet helemaal uit de lucht vallen. „Eerder verschenen er al landschappen, moderne gebouwen en gewone vliegtuigen in zulke weefsels. Tijdens de oorlog werden dat helikopters en tanks.’’
De makers van de tapijten wonen in kleine dorpjes in Afghanistan. Foto: Geert Job Sevink
In veel kleden staan nog steeds traditionele figuren, zoals dieren of een verticaal symbool voor een boom. Maar sommige vogels lijken vervangen door gevechtsvliegtuigen en bloemen of vruchten maken plaats voor granaten en bommen. Vaak zijn de objecten wat geabstraheerd en vervormd weergegeven. Niet alleen omdat ze in een weefpatroon moeten passen; de makers lijken zelf het wapentuig nooit in het echt gezien te hebben, met enige fantasie maken ze er een voorstelling van.
Op sommige tapijten zijn hele taferelen van gebeurtenissen te zien. Op andere staan landen of een complete wereldkaart, maar wel op een manier, zoals de makers blijkbaar tegen de omgeving of de wereld aankijken: formaten van landen zijn uit verhouding, of de kaart is ondersteboven. Het perspectief is anders dan wij gewend zijn.
Russen bekostigden het verzet tegen zichzelf
De verzameling van Jasperse bevat veel tapijten in nieuwe staat, maar ook een aantal gebruikte. Voor wie werden deze kleden gemaakt? „Rijke Afghanen kochten ze voor eigen gebruik en ook als teken van verzet, ten tijde van de Russische bezetting. Vaak hingen de tapijten eerst aan de wand. Als ze begonnen te verkleuren, belandden ze op de grond, samen met andere kleden.’’
Ze werden ook verkocht aan toeristen. Zo veel toeristen kwamen er niet in Afghanistan. Wie waren dat dan? „Denk aan Russische soldaten’’, zegt Jasperse. „Dan krijg je de merkwaardige situatie dat die Russen voor zo’n kleed betaalden, terwijl het geld naar de verzetsstrijders ging; die dus tégen de Russen vochten…’’
In een hoekje van de expositieruimte hangt een aantal opvallende kleden waarop de aanslag op de Twin Towers op 9 september in 2001 staan afgebeeld. De voorstellingen zijn anders van sfeer en minder gestileerd dan tien of twintig jaar eerder. Ook zijn de traditionele omlijstingen gereduceerd tot smalle randjes. Er was inmiddels wel wat veranderd: „Zulke kleden zijn voornamelijk voor de Amerikaanse markt. De ontwerpen voor de voorstellingen komen zelfs uit de Verenigde Staten.’’
Ziel en zaligheid
Jasperse en haar collega-verzamelaars zitten daarom niet meer actief achter deze moderne en commerciële kleden aan. Worden er nog wel authentieke tapijten gemaakt? Jasperse haalt haar schouders op. Er is in Afghanistan zelf veel veranderd sinds de Taliban aan de macht is, en ze maakt zich nu vooral zorgen over de vrouwen die in dat land onderdrukt worden.
De productie van tapijten als deze begon in de jaren 80, tijdens de oorlog van Rusland in Afghanistan. Foto: Geert Job Sevink
Josephine Jasperse heeft een achtergrond in de kunst en heeft een designmeubelwinkel, Room100. Beschouwt zij de tapijten als kunstwerken? „Het British Museum in Londen en de Alte Pinakothek in München hebben ze in de collectie. Zij zien het dus als kunst.’’
Directeur Geert Pruiksma van Museum Nienoord vult aan: „Het gaat niet om de vraag of dit wel of geen kunst is. De makers hebben hun ziel en zaligheid er in gelegd. Dat vind ik al kunstzinnig. En de thematiek van oorlog en geweld is nog steeds actueel. Daarom laten wij ze hier zien.’’
80 jaar Vrijheid: twee exposities in Museum Nienoord
In het kader van 80 jaar Vrijheid is er naast de Afghaanse oorlogstapijten nog een tentoonstelling: spotprenten uit de Tweede Wereldoorlog van Robert Hans Olschwanger (1905-1997). Deze tekenaar van Joodse komaf moest Duitsland ontvluchten en bleef in Peru zijn verontwaardiging over het nazi-regime uiten in talloze prenten.
T/m 22 maart in Museum Nienoord, Nienoord 1 in Leek. Open: di-zo 12-16.30 uur. Zie museumnienoord.nl
Josephine Jasperse bij kleden waarop de aanslag op de Twin Towers wordt verbeeld. ,,Ze zijn voornamelijk voor de Amerikaanse markt.'' Foto: Geert Job Sevink