'Klaus Störtebeker' in actie op de jaarlijkse Störtebeker Festspiele op het Duitse eiland Rügen. Foto: Störtebeker Festspiele, Franziska Lorenz
Er zit iets onweerstaanbaars in piratenverhalen. Ze roepen een wereld op van vrijheid, avontuur en rebellie. Als het dan ook nog gaat over zeeschuimers uit de eigen buurt, smaken de verhalen net wat kruidiger.
Neem Klaus Störtebeker (1364-1401). Hij was de schrik van de Noord- en de Oostzee. In Nederland doet zijn naam bij bijna niemand een belletje rinkelen, maar in Duitsland is hij een echte volksheld. Vooral in het noorden rond Hamburg en op het eiland Rügen. Hij mag dan al 624 jaar dood zijn, in Duitsland leeft hij nog. Daar wordt hij niet alleen herinnerd als piraat, maar vooral ook als een soort Robin Hood. Hij beroofde de rijken en verdeelde de buit ’eerlijk’ onder zijn bemanning en soms zelfs met de armen. En vergat zichzelf uiteraard ook niet.
Zijn legende leeft voort in volksverhalen, folklore, straatnamen, boeken en zelfs biermerken. Feiten en fictie mengen zich. Een echte Duitse volksheld dus, wiens wieg - zo luiden verhalen en zo gaat dat met legendes – in Termunten stond. Gudrun Dekker- Schwichow, historica uit het Ostfriese Norden, schreef een biografie van de beruchte piraat die de Noord- en Oostzee afschuimde.
Kon minder
Kon minder is een typisch Groningse serie over Groningers en over Groningen. Laat je verwonderen en inspireren of steek wat op. Want: is dit Gronings? Inderdaad. Dit is Gronings. Kon minder.
Deze week gaat het over de legende van de piraat Klaus Störtebeker (1360-1401). Een zeeschuimer die de Noordzee en de Oostzee onveilig maakte. In Duitsland is hij een ware volksheld, een soort Robin Hood van het Noorden die volgens verhalen geboren en getogen moet zijn in Termunten.
Hij en zijn bende, de Likedelers genaamd (gelijkdelers), meerden geregeld aan in Midwolda. Niet in de jachthaven van Blauwestad, die was er natuurlijk nog niet, maar in een van de waterwegen naar de Wadden. De Dollard reikte in die tijd ver het binnenland in.
Broeinest van piraterij
Het Waddengebied was in die tijd een broeinest van piraterij. De geïsoleerde ligging, de verraderlijke zandbanken en het gebrek aan centraal gezag maakten het een ideale uitvalsbasis voor zeelui als Störtebeker die het niet zo nauw namen met de wet.
Naar verluid was zijn echte naam Johann Sissingh. Deze jonker zou dezelfde zijn als de ’sagenumwobene’, de legendarische piraat. Althans, zou luidt een van de verhalen. Zoals het vaak gaat met legendarische figuren, is er in het echt weinig over de vrijbuiter bekend.
De piraat vlucht naar zijn boot. Foto: Störtebeker Festspiele, Franziska Lorenz
Thuishaven
Wat we wel weten is dat hij zijn thuishaven had in Marienhafe. Dat dorpje ligt net boven Emden, op een uurtje rijden van Bad Nieuweschans. Bijna alles in het dorp is naar hem vernoemd, ook de imposante kerktoren. Die was ooit 76 meter hoog, telde zes transen en maakte deel uit van een kerk die de grootste was van heel Noord-Duitsland. In zijn tijd groter nog dan de Martinitoren in Groningen. In de kerktoren is nu een museum over de piraat.
Die koos niet voor niets Marienhafe als thuishaven. De plaatselijke machthebbers gunden hem een vrijplaats. En het stadje, met dikke, robuuste muren en stevige wachttorens, had scheepswerven. Die had de piraat dringend nodig om zijn schepen te laten repareren. En, ook niet onbelangrijk, hem werd een marktplaats geboden waar hij zijn (gestolen) goederen kon verhandelen.
Een standbeeld van de piraat staat in Marienhafe. Archief DVHN: Anne Marie Kamp
Held van de DDR
Stelen en schepen kapen konden Störtebeker en zijn mannen als de beste. Eerst had hij het als kaper in dienst van Zweden vooral voorzien op Deense schepen. Beide landen waren in oorlog. Na deze oorlog ging hij op eigen houtje verder als leider van de Likedelers. Ze plunderden koopvaardijschepen, zogenaamd in naam van gerechtigheid en solidariteit met de armen.
Vooral de schepen van de rijke Hanzesteden moesten het ontgelden. De piraat en kaper was berucht én bewonderd om zijn strijd tegen de machtige steden van het handelsverbond.
In het voormalige Oost-Duitsland, de DDR, gold hij als een symbool van verzet tegen onderdrukking. Zijn imago als piraat die vocht tegen de machtige Hanzesteden en opkwam voor de ’gewone zeeman’ werd in het communistische DDR gebruikt om klassenstrijd en solidariteit te benadrukken.
Zijn bijnaam Störtebeker (slok de beker leeg) dankt hij aan een grote, zilveren drinkbeker die hij aan boord bij zich had. Wie in de handen van de vrijbuiter viel en over genoeg geld beschikte om het losgeld te kunnen betalen, kreeg de piratenbeker vol met sterke drank voor de neus.
Aan de borrel
Wie de bokaal in een teug kon legen ging (na het uitslapen van een roes en met een flinke kater) vrijuit. Wie de monsterklus niet klaarde, werd vastgezet en kon pas op huis aan na het betalen van een flink aantal duiten. En op die beker zou de volgende inscriptie hebben gestaan, die ook moet duiden op de ’Groninger herkomst’ van de boef. ’Ik, Jonker Sissingh(a) van Groninga dronk deze Henza in één Flenza door myn kraga (keel) in mijn maga (maag).’
Plunderen konden de oude piraten wel. Foto: Störtebeker Festspiele
Soms bleef het niet bij een borrel. Was de zeerover in een slechte bui, wilde hij nog wel eens zijn mes pakken om slachtoffers de keel af te snijden.
Rond 1400 kregen de Hanzesteden meer dan genoeg van de piraat en zijn kompanen. Ze zaten hem na. En na een heuse zeeslag op 22 april 1401 bij Helgoland werd hij gevangengenomen en voor berechting naar Hamburg gebracht. Daar hadden ze geen medelijden met hem. Met één zwaai van een imposant beulszwaard werd hem zijn hoofd afgehakt.
De piraat had wel bedongen dat de manschappen waar hij – eenmaal onthoofd – nog voor langs kon lopen, zouden worden gespaard. Dat lukte bij elf, maar zij werden desondanks met 59 andere piraten ook onthoofd. Onder hen was ook zijn vrouw.
De Hamburgers kwamen massaal kijken en schreven er zelfs een wrang liedje over: De beul die heette Rosenveld. Hij sloeg zo menig woeste held, de kop er af met koel gemoed. Hij had zijn schoenen met veters aan: tot de enkels stond hij in het bloed.