Ada van Dijk: ,,De voogden Van Dijk waren mannen waar de overheid van op aan kon.'' Jaspar Moulijn
Onverschrokken, slim, ondernemend. De vier generaties voogden van Rottumeroog met de achternaam Van Dijk waren mannen die er stonden. Ada van Dijk schreef er een boek over: Met het oog in het zeil. ,,Ze hadden het niet gemakkelijk.’’
Een voogd van Rottumeroog diende een ervaren zeevaarder te zijn. Zonder kennis van getijden, stromingen en navigatie was het onmogelijk om boten in nood bij te staan. Moed en doorzettingsvermogen werden ook geëist: ‘Het uitvaren bij vliegende storm om schepen en hun bemanning te redden vergde het uiterste van de reddende schipper.’
Mensen redden
Het eiland Rottumeroog werd van 1782 tot 1908 beheerd door vier opéénvolgende generaties Van Dijk. Zij beheerden het eiland en moesten bij schipbreuken en strandingen mensen redden en opvangen en liefst ook de lading bergen.
Ada van Dijk (78) uit Roderwolde schreef een boek over de voogden Van Dijk, de voorvaderen van haar man Lucas van Dijk (84). Guitje Klaassens (1833-1912), de vierde en laatste, is zijn overgrootvader. Toen diens zoon Ties (1873-1967) kunstenaar werd eindigde de dynastie die begon met Klaas Jacobs (1747-1827).
Ties van Dijk tekende niet lang voor zijn definitieve vertrek een idyllische impressie van zijn
geboortegrond. Uit Met het oog in het zeil
Rottumeroog in het bloed
De aanzet tot het de publicatie werd gegeven tijdens een familiediner. Een neef merkte op dat veel Van Dijken schipper waren geweest. Sommigen maakten carrière, anderen stierven jong op zee. De meesten vonden uiteindelijk rust op de vaste wal in plaatsen als Veendam, Farmsum en Warffum of op Borkum. Maar waar ze ook gingen, de band met Rottumeroog bleef. Het zat in het bloed.
Het idee van Ada was een boek voor familie, maar er bleek zoveel interessante informatie dat het een publieke uitgave werd: het 156 pagina’s tellende, rijk geïllustreerde, Met het oog in het zeil – Schippers van Rottumeroog in de negentiende eeuw. De presentatie is zaterdag 10 mei (15:00 uur) in Openluchtmuseum Het Hoogeland in Warffum.
In grote eenzaamheid
Van Dijk: „Van een voogd werd ook verwacht dat hij een degelijk en zeewaardig schip had. Naast bekwame schippers waren het ondernemende mannen. Ze woonden met hun gezinnen in grote eenzaamheid op het eiland. Alles deden ze zelf, van groente kweken en dieren houden voor vlees en melk tot vissen en reparaties en onderhoud.”
De familie dijde met elke generatie uit, maar ze beperkte zich tot de vier voogden, hun gezinnen en de mannelijke nazaten die ook gingen varen. „Ik volgde ze net zo lang tot ze waren uitgeschipperd.”
Klaas van Dijk, de derde zoon van Guitje Klaassens van Dijk, ging ook varen en belandde in Indonesië. De foto is gemaakt in Batavia. Uit Met het oog in het zeil
Veel zonen gingen naar zee
Veel zonen gingen naar zee: vijf van de zes van Klaas Jacobs en vier van de vijf van Guitje Klaassens van Dijk, net als bij Klaas Guitjes van Dijk, de derde voogd. Twee van de zes van de laatste voogd werden zeevaarder. Kleinzoon Guit van Dijk bleek de laatste.
Niet alleen de achternaam duidt op verbondenheid, ook kenmerkende voornamen keren kriskras in de bloedlijn terug: Klaas Jacobs, Klaas Klaassens, Klaas Jans, Ebel Klaassens, Klaas Ebels, Goeitje Ebels, Guitje Klaassens, Ebel Guitjes, Guitje Ebels, Klaas Guitjes, Garmt Klaassens en Guit Seiko.
Zelfverzekerd, niet benauwd
Van de twee eerste voogden, Klaas Jacobs en Guitje Klaassens van Dijk zijn amper schriftelijke getuigenissen bewaard. De laatste twee deden uitgebreid verslag van scheepsrampen en reddingen.
„Zowel in journaals als dagboeken. Het waren intelligente mensen, goed opgeleid, zelfverzekerd, niet benauwd voor een mening en accuraat. Als dit soort mensen iets vaststelde, dan klopte dat.”
Afrekening van de burgemeester met de voogd, G.K. van Dijk over het beheerloon voor de verkoop van de geborgen inventaris van het in november 1869 te Rottummeroog gestrande Fransche brikschip Svea. Uit Met het oog in het zeil.
Een verschrikkelijk bestaan
Mannen waar een overheid van op aan kon. „Dat moest ook, want ze hadden het niet gemakkelijk. Een verschrikkelijk bestaan. Als je leest hoe het er bij reddingen aan toe ging, daar word je akelig van. Ze hadden een inkomen van de staat, 400 gulden per jaar, maar dat was niet heel ruim. Het werd aangevuld met verkoop van strandvondsten en eieren van zeevogels en robbenkloppen, de zeehondenjacht.”
Guitje Klaassens van Dijk op latere leeftijd. De voogd was wel energiek en dapper maar leed aan allerlei fysiek ongemak.. Hij had al vanaf 1859, mogelijk door een ongeluk, een stijf been en heeft daar zijn hele verdere leven last van gehad. Uit Met het oog in het zeil
De levenslopen van de Van Dijken zijn in Het oog in het zeil ingebed in de noordelijke scheepvaartgeschiedenis in de negentiende eeuw. Het boek is daarmee tevens een ode, een verhaal van ‘grote heldendaden, van moedige kerels en van voorbeelden van bijna onmenselijk doorzettingsvermogen. Maar zij is ook een aaneenschakeling van ellende, armoede en ontberingen.’
Azen op wrakken en ladingen
Hoewel de voogd een overheidsfunctionaris was, bleek zijn autoriteit niet vanzelfsprekend. Schippers langs de hele Waddenkust aasden op aangespoelde ladingen en wrakken. Er stonden strenge straffen op, maar de opbrengsten waren welkom in de arme gezinnen.
Het leven was niet gemakkelijk op het eiland, beeld uit 1997. Jan Zeeman
Een van de beruchtste ‘Waddenpiraten’ was Jan Brands uit Usquert. De vierde voogd Guitje Klaassens van Dijk en hij stonden lijnrecht tegenover elkaar, anderzijds werd de jutter gevraagd om in tijden van nood bij te springen. In het weekend van 22 en 23 december 1894, toen een zware storm over het hele land raasde, had Van Dijk zelfs, blijkens zijn verslag:
‘– zorg omtrent Jan Brands en Tjark Visser of Jacob Visser. ’t Scheen dat die uit waren uit afgunst of op ‘buit’ en zoo lag den 22sten voormiddag Jan Brands aan de W. of ZW. zijde en Tjark of J. Visser aan de Zuid- of binnenkant der Boschplaat. De eerste op een slechte doch de laatste op ene betrekkelijk goede rede. En geen van beiden zijn den 23sten te zien zoodat het mij niet zou verwonderen als Jan Brands verongelukt en de andere aan de dijk zit.’
De volgende dag bleek dat Brands met zijn knecht ruim zestien uur doornat op de kop van de meerpaal op de Boschplaat had gestaan. De piraat werd gered maar zijn knecht had het niet overleefd.
Rottumeroog
Rottumeroog, ook wel Rottum, ligt in de monding van de Eems en hoort bij de gemeente Het Hogeland. Het eiland ligt op de grens tussen Noordzee en Waddenzee, ten oosten van Rottumerplaat en ten westen van Borkum.
Met Rottumerplaat en Zuiderduintjes is het eiland beschermd natuurgebied. Toegang is verboden al zijn er soms excursies en wonen er in de zomer vogelwachters.
Het eiland kwam na de reductie van 1594 in handen van de regio Stad en Lande, kende verschillende eigenaars, waarna de provincie het in 1738 terugkocht. Beheer en onderhoud gingen in 1876 over naar het Rijk. Er werd een ‘strandwaarder’ aangesteld die op het eiland woonde en de titel ‘voogd’ kreeg. Na het vertrek van voogd Jan Toxopeus in 1965 is het eiland onbewoond.
In 1991 werd besloten het eiland aan de natuur over te laten. Er wordt alleen nog in beperkte mate onderhoud verricht. Het eiland wordt sinds 2002 alleen nog tweemaal per jaar van zwerfvuil ontdaan. Rottumeroog zal vermoedelijk binnen enkele decennia verdwijnen in de diepe geul aan de oostkant.