Bezoeker tijdens de open dag van het Noordelijk Archeologisch Depot (NAD) in Nuis. Foto: Archief Siese Veenstra
Amateurarcheoloog Ad Wouters, een van de medestanders van de omstreden Tjerk Vermaning, heeft archeologische vindplaatsen verzonnen.
Dat beweren drie Groningse archeologen in een wetenschappelijk artikel dat zaterdag verscheen.
Vuurstenen artefacten uit de zogenoemde Ahrensburgcultuur (10.800-9.000 v. Chr.), die volgens Wouters afkomstig waren uit Sintjohannesga (Friesland) en Havelterberg (Drenthe), blijken door hem eerder al als vondsten van andere vindplaatsen te zijn gepresenteerd.
De artefacten van Sintjohannesga zijn in de jaren negentig door Wouters (1917-2001) geschonken aan het Fries Museum en bevinden zich in het Noordelijk Archeologisch Depot (NAD) in Nuis. De prehistorische gereedschappen zijn onlangs opnieuw bestudeerd. Daarbij ‘kwamen enkele tamelijk bizarre zaken aan het licht’, schrijven archeologen Marcel Niekus, Dick Stapert en Lykke Johansen.
Een van de klingen die volgens Wouters gevonden is in Sintjohannesga, lijkt verdacht veel op een al eerder beschreven kling die gevonden zou zijn op de Ginkelse Heide bij Ede. Ook een steelspits lijkt als twee druppels water op een spits die eerder aan Ede was toegeschreven. Diezelfde spits is door Wouters daarnaast ook nog opgevoerd als afkomstig van een vindplaats in Brabant.
Van die laatste plek heeft Wouters overigens eind jaren negentig erkend dat hij hem zelf heeft gefabriceerd. Die moedwillige vindplaatsvervalsing was volgens Wouters een poging om opnieuw aandacht te krijgen voor ‘de zaak-Vermaning’.
De omstreden amateurarcheo-loog Tjerk Vermaning (1929-1987) deed in de jaren zestig in Drenthe enkele spectaculaire vondsten van vuurstenen werktuigen. Er rezen bij beroepsarcheologen echter twijfels over de echtheid van de artefacten. Vermaning werd verdacht van oplichting, maar werd in 1978 in hoger beroep vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Op een ander, door zijn vriend Wouters geschonken werktuig uit ‘Sintjohannesga’ dat in het NAD ligt, bleek onder de microscoop nog een potloodcodering zichtbaar te zijn: ‘E.V’. Deze code staat, zo ontdekten de onderzoekers, voor Ede V, de vindplaats op de Ginkelse Heide. Ook een van de artefacten die volgens Wouters tijdens een zoektocht op de vindplaats Havelterberg werd opgeraapt (overigens in het bijzijn van Vermaning), blijkt eerder al op de Ginkelse Heide te zijn ‘gevonden’.
Volgens de auteurs is het gesjoemel met Sintjohannesga en Havelterberg ‘waarschijnlijk slechts het topje van de spreekwoordelijke ijsberg’.
‘Van de bijna zestig Nederlandse vindplaatsen die aan de Ahrensburgtraditie worden toegeschreven, is Wouters op de een of andere manier bij meer dan 40 procent betrokken geweest’, schrijven Marcel Niekus, Dick Stapert en Lykke Johansen. ‘Ongeveer een vijfde van alle vindplaatsen wordt door ons als onbetrouwbaar aangemerkt’. Opvallend is dat bij nagenoeg alle Wouters-vindplaatsen de werktuigen sterk zijn oververtegenwoordigd ten opzichte van afvalstukken, stellen de auteurs. Bij archeologische vindplaatsen zie je doorgaans precies het tegenovergestelde.
De auteurs pleiten er dan ook voor ‘meldingen en publicaties van de heer A.M. Wouters’ waarvoor geen onafhankelijke waarnemingen zijn ‘uit het kennisbestand van de Nederlandse archeologie te verwijderen’. Volgens de archeologen doen zich soortgelijke problemen voor bij Wouters-vindplaatsen die tot andere laat-paleolithische culturen dan de Ahrensburgcultuur worden gerekend. Daarover volgen binnenkort publicaties.
Wouters gold jarenlang als een goed onderlegde amateurarcheoloog die ook in vakkringen werd gerespecteerd. Tijdens de rechtszaak tegen amateurarcheoloog Tjerk Vermaning trad Wouters op als getuige-deskundige. Ook schreef hij over de zaak-Vermaning het boek .