Jan Beuving stond woensdagavond in de Stadsschouwburg met de voorstelling 'Restante' Foto: Corné Sparidaens
De heimwee naar het kreupelrijm van de meeste cabaretiers slaat hij plat in de vorm van zijn bronstige liefde voor tekst en taal. Jan Beuving is briljant als schrijver van liedjes. Grensverleggend mooi in een scala van ontboezemingen en uitgangspunten.
Hij won twee keer de Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste theaterlied van een jaargang en verwierf daarnaast een zootje andere onderscheidingen. Dat is bekend, hoop ik. In zijn kleurenpalet vervult Tom Dicke als componist een rol van betekenis. Niet zomaar een welwillend functionerende begeleider. Zoals hij een liedje op gang helpt... Zoals hij twee teugen water van Beuving illustreert...
Wiskundige met een kleinkunstopleiding
Jan Beuving heeft zich ontworsteld aan het drammerige, dictatoriale aspect van het cabaret. Als wiskundige (met een opleiding in de kleinkunst) is hij niet van de onomstotelijke feiten. Het programma staat voor nuances van ‘de’ waarheid, als het even lukt, in de verbinding van de wetenschap met zijn talent voor het geloof.
Uiteenlopende andere onderwerpen treft hij aan om de hoek. Of hij vindt ze op de A18, en dan weer op andere plekken. In een voetbalkantine zelfs. Hij is een man van beschouwende overwegingen, niet van afpoeieren of inzepen.
Daarin past van alles qua visie. Een treffende ode aan de vorig jaar gestorven cabaretier Jeroen van Merwijk, bijvoorbeeld. Wat voegt hij in het vervolgtraject? Een heerlijk gedocumenteerd college over het rijm. De passie voor woordspelingen heeft hij inmiddels opgelost in de bijtende ironie van een lied over staartdeling, maar hij metselt er een verrassende conference aan over de boeken die hij leest of niet leest. Bij voorkeur vist hij fictie uit de enorme stapel naast zijn fauteuil. De werken gaan al dertig jaar met hem mee, in de boekenkast van plank tot plank. Met non-fictie kan Beuving weinig. Fictie leent zich meer voor de combinatie met de consumptie van chocola.
Amateurvoetbal
Hij is niet van de dramatiek, maar duidelijk over „het restant van wat we ooit beschaving noemden. Van jullie mensbeeld hangt het af of we constateren dat het einde van de mensheid nabij is”, houdt hij het publiek voor. Een bochtig parcours van redenaties over de zin van ons bestaan dompelt Jan Beuving in het raffinement van humor.
Zijn gekte zit in een schijnbaar onbegonnen karwei rond het amateurvoetbal. Het is een missie. Van de 6000 clubs die we hadden, resteren er 3000. Die legt hij vast in prikkelende verslagen. Tijdens zijn verblijf in Groningen bezocht hij PKC ‘83, waar ze ‘een beetje betalen’ en jaren toeleefden naar het duel met de hoofdklasser Urk ‘om er een visje te eten’. Dat ging niet door. De vv Urk degradeerde.