Rook stijgt op nadat Israëlische gevechtsvliegtuigen een woontoren in Gaza-stad hebben aangevallen, 7 oktober 2023. Foto: EPA
De Israëlische Roni Keidar woont op 500 meter van de Gazastrook, de Palestijn Fadi Ali Abu Shammala in Gaza-stad. Beiden zijn gematigd.
„Angstaanjagend was het. Het komt ontzettend dichtbij als dorpsgenoten het leven laten. Twee broers, late veertigers, waagden zich aan de confrontatie met de terroristen van Hamas, in een poging ons dorp te verdedigen. Ze zijn allebei dood.”
Aan het woord is Roni Keidar, een 79-jarige Israëlische die samen met haar man in Netiv HaAsara woont, het laatste Israëlische dorpje voor de grens met de Palestijnse Gazastrook, amper 500 meter verderop. In het landbouwdorp vielen dit weekend zeker vijftien doden. De Keidars hebben een tuinbouwbedrijf in Netiv HaAsara, een landbouwgemeenschap van zo’n 900 inwoners.
Het dorp ligt binnen de internationaal erkende grenzen van Israël, en dus niet in een volgens het internationale recht illegale nederzetting. Hoe dan ook leven de Keidars al jarenlang met de dreiging van Palestijnse raket- en mortierinslagen. Tijdens ons gesprek, zaterdagavond via Whatsapp, klinkt er geschreeuw in het Hebreeuws. Keidar zegt dat ze moet ophangen, want iedereen moet dekking zoeken voor nieuwe raketten.
In de kast
Elk huis heeft een schuilkelder of een saferoom. Daar is Keidar ook zaterdagochtend vroeg ingedoken, toen het alarm afging. „Het was twintig over zes. Ik sloeg in paniek toen mijn man niet naast me lag in bed. Hij vindt het heerlijk om voor dag en dauw al naar de akkers te lopen. Ik probeerde hem te bellen, maar dat lukte niet. Mijn adem stokte, en mijn hart sloeg een tel over. Toen stapte hij plots de badkamer uit. Hij was al op de akker geweest, maar moest naar de wc. Wie weet heeft dat zijn leven gered.”
Roni Keidar. Eigen foto
Roni Keidars hele familie is tot nu toe ongedeerd. „Maar mijn dochter stond doodsangsten uit, want Hamas drong binnen in haar huis. Ze sloeg in paniek omdat de deur van haar saferoom niet meer op slot kon. Met haar dochter van 24 en haar zoon van 15 heeft ze zich toen verscholen in de kast. Drieënhalf uur lang. Zelfs de hond gaf geen kik. Ze hoorden mannen in huis rondlopen en schieten, en daarna gingen ze weer weg. Uren later heeft het leger hen ontzet.”
Zondagochtend is Keidar met haar familie en andere dorpelingen uit Netiv HaAsara weggevlucht, naar de streek rond Tel Aviv. Haar stem klinkt rustiger dan een dag eerder. „We voelen ons hier veiliger, en kregen zelfs gratis kamers in een hotel. Maar de ouders van die twee vermoorde broers zijn bij ons, en de sfeer is ontzettend bedrukt.”
De kinderen afleiden
Luttele kilometers van Netiv HaAsara, in Gaza-stad, woont Fadi Ali Abu Shammala, een 39-jarige vader van drie zonen, en directeur van een Palestijns netwerk van culturele ngo’s. „We hebben al honderden Israëlische luchtaanvallen achter de rug.” Ali, zijn oudste zoon, is bijna dertien, en dit is zijn vierde oorlog. Karam is tien en Adam vijf. „Mijn vrouw en ik schuilen met onze drie zoontjes in ons appartement, vlak bij de deur, want daar zitten we het verst weg van ramen en open ruimtes. De eerste nacht hebben we alvast overleefd.”
„Door zo onverwacht Israël binnen te dringen, heeft Hamas de Israëliërs vernederd, en dat imago zal Netanyahu willen herstellen. De Israëlische reactie wordt erger dan wat we ooit eerder hebben meegemaakt”, vreest Abu Shammala. Op de achtergrond van het whatsappgesprek klinkt het doffe geluid van inslaande bommen. Een van de zoontjes begint luidkeels te huilen.
Fadi Ali Abu Shammala. Eigen foto
„We houden de kinderen voortdurend bezig, zodat ze niet alleen blijven met hun gedachten”, zegt Abu Shammala. „Als de bommen vallen, vragen we hen het uit te schreeuwen, te vloeken of te huilen. Je mond dichthouden is gevaarlijk. Letterlijk. Als een bom dichtbij inslaat, kan een kind met gesloten mond inwendig gekwetst raken en beginnen te bloeden.”
Abu Shammala woont met zijn gezin in een wijk met veel internationale organisaties. In hetzelfde appartementsgebouw ligt het Duitse culturele Goethe Institut. „Elke Palestijn die hier woont, is vooraf door Israël grondig doorgelicht”, zegt hij. Het geeft hem het gevoel dat Israël zijn gebouw sneller zal sparen, maar hoe dan ook is de bommenregen boven de stad constant. „Netanyahu zegt dat de burgers van Gaza hun huis moeten verlaten. Kan de Israëlische premier dan ook even adviseren waar wij, burgers, naartoe kunnen? Zal ik met mijn gezin dan naar Spanje zwemmen?”
Geen ruimte voor empathie
Keidar en Abu Shammala zijn twee gematigde stemmen. Abu Shammala heeft veel internationale contacten, Keidar is een vredesactiviste met contacten in de Gazastrook. Anders dan de jongere generatie in Israël, herinnert zij zich ook een Gaza dat nog niet hermetisch was afgesloten. Grensarbeiders uit Gaza gingen in Israël werken, en Israëliërs gingen fruit kopen in Gaza of lieten er hun auto herstellen. Als gevolg van de scheidingspolitiek kennen Israëliërs en Palestijnen elkaar niet meer, en dat heeft dit conflict in grote mate ontmenselijkt.
Keidar stond bij elke nieuwe escalatie de voorbije jaren stil bij het leed van burgers aan de andere kant. „Maar nu voel ik me sterk in de war over mijn vredesactivisme”, bekent ze. „Er is een plaats en ruimte voor alles, en nu voel ik dat er geen enkele ruimte is voor het kleinste woord van empathie. Mijn kleinkinderen zouden me vragen: ‘Grootmoeder, hoe kún je?!’ Ik moet me even low profile houden, want in mijn omgeving is er nu géén begrip voor de Palestijnen.”
„IJzingwekkend zijn de beelden uit Israël”, reageert Abu Shammala. „Dat dit ook oudere mensen, vrouwen en jonge kinderen treft, daar zijn geen woorden voor. Maar dat geldt ook voor ons hier in Gaza. Wij zijn een bezet volk. Wij gaan gebukt onder de terreur van kolonisten. En we hebben het recht ons te verdedigen. Je kunt geen vuur met vuur bestrijden, en toch probeert de Israëlische premier precies dat. Maar niet alle mensen in Israël en Palestina roepen om bloed – ik in elk geval niet. Daarom moeten wij onze stem laten horen, ook nu de bommen zo luid klinken. Ooit komt hieraan een eind. Ik hoop op één staat voor twee volkeren, hoe ver weg die nu ook lijkt.’