Meer dan een halve eeuw geleden – ik huiver terwijl ik dit opschrijf – las ik The Alexandria Quartet van Lawrence Durrell (1912-1990), een roman waarin dezelfde gebeurtenissen in vier afzonderlijke delen steeds opnieuw vanuit het perspectief van een andere hoofdfiguur worden verteld.
Ik vond dat destijds prachtig, maar nu komt veel, vooral wat de stijl betreft, me erg gekunsteld voor. De Joyce-achtige verbale diarree en het van Freudiaanse begrippen doortrokken wereldbeeld spreken mij, en ik vermoed ook anderen, vandaag minder aan.
Niettemin zijn me uit die boeken tal van gebeurtenissen en zinsneden bijgebleven, in het bijzonder een ‘ondeugend’ tienregelig epigram uit het vierde deel, dat zich na de eerste lezing voorgoed in mijn geheugen nestelde, en dat ik, hopelijk vaker te pas dan te onpas, in de conversatie te berde heb gebracht: ‘Zeus gets Hera on her back, / But finds that she has lost the knack. / Extenuated by excesses / She is unable, she confesses. // Nothing daunted Zeus, who wise is, / Tries a dozen new disguises. // Ram and eagle, bull and bear / Quickly answer’d Hera’s prayer. // One knows a god should be prolix, / But think of all those different ******!’
In die dagen kon pricks in het preutse Engeland nog niet in druk verschijnen, maar u ziet dat men plichtsgetrouw evenveel sterretjes plaatste als het aanstootgevende woord letters rijk was.
De vertaler is een verrader
Ik heb eens een boek geschreven, waarin ik betoogde dat elk gedicht uiteindelijk te vertalen is, ondanks de clichés die dienaangaande de ronde doen. Zo haalt men graag de uitspraak van Robert Frost aan dat ‘poëzie datgene is wat in vertaling verloren gaat’. Ook het Italiaanse adagium traduttore traditore (de vertaler is een verrader) wijst in die richting.
Volgens mij is dat niet waar, al valt niet iedere dichter op elk gewenst ogenblik een bevredigende weergave in, maar een gedicht, is mijn overtuiging, heeft de tijd: ooit lukt het iemand. Nochtans meende ik decennialang dat dit puntdichtje onvertaalbaar was, maar van de week gewerd mij opeens de Nederlandse versie (hoe dat werkt in het hoofd van een dichter weet ik niet, terwijl ik er toch zelf één ben):
Zeus vlijt zich hitsig naast haar neer,
maar Hera klaagt, ze kan niet meer.
Door uitspattingen uitgeput
heeft ze geen puf meer en geen fut.
Doch qua vermommingen is Zeus
vanouds van alle markten thuis.
Snel maakten arend, stier en ram
dat Hera aan haar trekken kwam.
Men weet, een god vermag van alles,
maar denk aan al die soorten fallus!
Ik heb één van Zeus’ schijngedaantes weggelaten
Je hoort de oorspronkelijke dichter niet te veel te verbeteren, maar ik heb in mijn vertaling de metrische slordigheden van het origineel rechtgestreken, en één van Zeus’ schijngedaantes weggelaten, de waarschijnlijk ten behoeve van het rijm gekozen bear. Er is in de Griekse mythologie geen geval bekend waar Zeus zich als een beer vermomt.
Wel veranderde een jaloerse Hera ooit Zeus’ minnares Kallisto in een beer. De uit Zeus’ affaire met Kallisto geboren zoon Arkas komt later als jager tegenover zijn moeder te staan, waarop de oppergod, om een onbewuste matricide te voorkomen, hem eveneens tot een beer omtovert, en beide, de Grote en de Kleine Beer, als sterrenbeeld aan de hemel plaatst. Weet u ook weer hoe dat gekomen is.