„Hoe kom ik weer thuis?’’, roep ik. „Tsja, gewoon de borden volgen’’, zegt mijn collega, „zoals vroeger.” Ergernis en paniek, te grote emoties voor wat er aan de hand is. Ik ben mijn telefoon kwijt.
Na het spelen loop ik voor een vierde keer al mijn gangen na. Van de kleedkamer, naar de zaal, door de foyer, weer terug naar de kleedkamer. Mijn tas haal ik nogmaals overhoop. Inmiddels is het middernacht. Gekmakend. Ook maar alle toiletten doorzoeken, inclusief de invaliden- en mannentoiletten.
Als het theater gaat sluiten, druip ik zonder telefoon af. Ik ben niet iemand die de hele dag op haar telefoon zit, integendeel, maar dat mijn leven inmiddels zo afhankelijk is van dat ene kleine rot-apparaat had ik niet gedacht. Ja, paniek is het juiste woord. Mijn telefoon is ook mijn navigatie. Vrij laat in mijn leven heb ik mijn rijbewijs gehaald, afrijden deed ik met Google Maps, borden lezen heb ik nooit hoeven leren. Die blauwe borden hangen daar boven de snelweg voor de vorm, iets voor een oudere generatie, dacht ik.
Een wekker lenen
Op weg naar huis bedenk ik me dat mijn telefoon óók mijn wekker is. Hoe word ik morgenvroeg op tijd wakker voor mijn afspraak? Thuis hangt er geen klok meer. Om niet gedesoriënteerd te raken, sla ik thuis mijn laptop open. Ik mail mijn vrienden. Kan iemand me een wekker lenen? Die heeft niemand.
De afgelopen jaren betaalde ik alles met mijn telefoon. Als ik mijn verstofte pinpas weet op de duikelen, heb ik geen idee wat de code ook alweer is. Ik denk aan alle foto’s die op mijn telefoon staan. Een back-up heb ik niet gemaakt. Ik zie mezelf verdwaald, verslapen en zonder geld de komende dagen op totaal verkeerde plekken aankomen. Ik heb het allemaal héél slecht geregeld in mijn leven.
Maffia en Nokia
Ik ben van de generatie die nog net niet met een smartphone is opgegroeid. Tijdens mijn puberteit chatte ik stiekem met jongens op de computer, via de inbelverbinding. Dat ik op een gegeven moment een Nokia met prepaid had, zo’n mobieltje waarmee je de maffia in films anoniem ziet bellen, was al heel wat. Foto’s maken was iets bijzonders. Niet zomaar kiekjes van onzinnige dingen, van een maaltijd die je in elkaar geflanst hebt, of zomaar een selfie, maar van speciale momenten.
Ik denk aan alle mensen die me niet te pakken kunnen krijgen. Maar nog erger; als er nu middenin de nacht brand uitbreekt, kan ik geen noodnummer bellen. Ja, paniek. Nooit gedacht dat mijn leven zo verbonden is met een apparaat.
Niet gemist
Als mijn technicus de volgende dag mijn telefoon uit de tourbus weet te vissen: euforie. Ook een te grote emotie. Zeker niet iets wat ik aan een stom apparaat wil koppelen. Ik zie geen gemiste oproepen, geen mailtjes, niets. De wereld had mij niet gemist. Maar ik de wereld wel.