Wij hadden, teneinde onze actieradius ter plekke te vergroten, in de trein naar Bloemendaal mijn oudemannetjesdriewielfiets meegenomen.
Door voorkomend dienstbetoon van de NS (laat ik ook eens iets aardigs over dat veelgesmade bedrijf zeggen) werden we bij het overstappen geholpen door in gele hesjes gehulde jongens en meisjes, die vaardig een metalen noodbrug tussen perron en coupédeur legden. De reis duurde iets langer, omdat er niet genoeg tijd was alle directe aansluitingen te halen, maar daar hadden we ons op ingesteld.
Eenmaal aangekomen bij ons optrekje aan zee, bleek deze maatregel de rompslomp ten volle waard. Waar we anders voor iedere onderneming die een duinwandelingetje te boven ging de bus hadden moeten nemen, konden we nu op elk gewenst tijdstip in welke windrichting we maar wilden uitrukken.
Pittoresker knekelveld
Eén onzer bestemmingen was, mijn trouwe lezer zal er niet van opkijken, de begraafplaats Sint-Adelbert, een stemmig in het groen gelegen knekelveld aan de rand van Bloemendaal. Zoals overal is ook dit rooms-katholieke kerkhof pittoresker dan zijn calvinistische tegenhangers (in het stadje van mijn jongelingschap was het op zeker ogenblik alleen mogelijk te kiezen tussen een zwarte of witte steen; verder moest alles eenvormig zijn).
Hier wemelde het van kruisen, beeldjes en geëmailleerde foto’s. Meteen na het betreden van de dodenakker stuit je op het overigens sobere graf van Godfried Bomans, die al in 1971 stierf. Iemand had er een foto van de opgebaarde paus Franciscus opgelegd; het is treffend dat hij na zo lange tijd nog steeds nieuwe lezers en liefhebbers vindt. Een eindje verder ligt de schrijver Louis Ferron. Op diens zerk wordt naast zijn naam en jaartallen inderdaad het woord ‘schrijver’ vermeld. Hij ontviel ons in 2005, en ik ben bij zijn begrafenis geweest, met bijna geheel letterlievend Nederland, want hij was bij leven een gevierde auteur.
Jan Siebelink
De uitvaart in de Haarlemse Sint-Bavobasiliek (niet te verwarren met de gelijknamige kerk aan de Grote Markt) heb ik wel eens vergeleken met het Boekenbal, zoveel literatoren waren er aanwezig. Wat ik me van die bijeenkomst vooral herinner, is de naroep door Jan Siebelink, die vanaf het spreekgestoelte vertederde herinneringen ophaalde aan de veelvuldige bezoeken die hij met de betreurde Louis aan de hoeren gebracht had. Dat zulks misschien niet zo kies was jegens de weduwe, kwam klaarblijkelijk niet bij hem op.
Dat is nog geen 20 jaar geleden, maar ik heb de indruk dat er van Ferrons faam niet veel over is. Bij de huidige generatie lezers is hij in elk geval totaal onbekend, een lot dat hij deelt met haast al zijn kunstbroeders uit de vorige eeuw. Letterkundige roem (‘wie schrijft die blijft’) wordt schromelijk overschat.
Er bestaat wat dat betreft geen enkele garantie. De meeste namen zijn binnen de kortste keren in het beste geval alleen nog maar dat: namen.
Romantiek
Een enkele keer gebeurt het omgekeerde. In 1756 schreef Voltaire dat de reputatie van Dante er vooral op berustte dat niemand hem las. Nog geen 50 jaar later heerste de Romantiek, en werd Dante meer gelezen dan ooit tevoren. Dat is tot op heden zo gebleven, maar het lijkt me gewaagd aan dit ene voorbeeld hoop te ontlenen.