Ik ontmoette eens een uit Triëst afkomstige Italiaanse dichter, die Nederlands de mooiste taal ter wereld vond. Dat verwonderde mij: wij hier in het Noorden zijn eerder geneigd het Italiaans bij uitstek poëtisch te achten.
Hij ging zelfs zover dat hij zijn eerste (louter Italiaanse verzen bevattende) bundel de titel Stemloos had gegeven, wat hij wel toelichtte door er in het voorwoord het equivalent van te vermelden: senza voce.
Rosita Rosati
Hij gaf te kennen mijn gedichten graag in het Italiaans te willen vertalen, maar daar is uiteindelijk niets van gekomen, en ik ben hem sedertdien uit het oog verloren. (Zijn naam was Filippo Rosati. Het geviel dat mijn vriendin in die dagen Rosita heette, en het leek me wel wat indien zij met hem zou trouwen, waarna ze zich Rosita Rosati zou mogen noemen; ook dat ging niet door).
Juist in het Italiaans zou ik versies van mijn werk willen zien, maar op een enkel sonnet na is er tot dusver niets vertaald. Men vraagt wel eens waarom ik dat niet zelf doe; dichten kan ik evenwel alleen in mijn eigen idioom.
Brabbelpraat
Mijn liefde voor Italiaans dateert uit mijn tienerjaren. Het was de eerste vreemde taal die ik, naast de verplichte gymnasiumtalen, uit vrije wil leerde. Ik kan me er inmiddels ook actief redelijk in redden, al blijft het brabbelpraat vergeleken met zelfs de ongeletterdste moedertaalspreker. Dat is frustrerend, temeer waar ik vermoedelijk meer weet van de Italiaanse geschiedenis en literatuur dan hij.
Zolang het een feitelijke gedachtewisseling betreft, gaat het wel, maar wat de conversatie kruidt, een woordgrapje op zijn tijd, is al te hoog gegrepen. Ooit maakte ik een ober erop attent dat mijn tafeltje wiebelde. In het Italiaans is dat: Il tavolo balla (letterlijk: danst), waarop hij antwoordde dat hij de muziek wat zachter zou zetten.
Omdat ik in het geheel niet oog als een zuiderling, word ik tot mijn ergernis ginds dikwijls voor een Duitser aangezien. Ik herinner me dat ik in de jaren 70 met vrienden in Florence was, waar we in zo’n geval onmiddellijk plechtig verklaarden: Siamo soggetti fedeli della regina Giuliana dei Paesi Bassi (wat is dat al lang geleden: koningin Juliana!).
De oorzaak van die verwarring is het woordje ‘ja’, dat wij – evenals onze oosterburen – voortdurend bezigen. Hoe ons dat in de mond bestorven ligt, merk je pas wanneer je het bewust poogt te vermijden; dat is haast niet te doen.
Occitaans
In de Middeleeuwen werd een taal niet voor niets genoemd naar het woord voor ‘ja’: je had de Langue d’oïl, het latere Frans, en de Langue d’oc, het Occitaans (kennelijk was ‘ja’ daarin oc, een verbastering van het Latijnse huc). Het Florentijnse dialect, waaruit het Italiaans is voortgekomen, was La lingua del dolce sì (het ‘zoete’ sì maar liefst).
Om misverstanden uit de weg te gaan, is het dus verstandig vaker ‘nee’ te zeggen. Daar moet je echter weer mee oppassen in Griekenland, want ‘ja’ in het Grieks klinkt als ons ‘nee’. Daar kunnen de pijnlijkste problemen uit ontstaan, tot voor de rechter aan toe. Een reisje in het Middellandse Zee-gebied is niet zonder risico’s.