Zonder dat het alarm gaat word ik wakker. Het is bijna 3 uur in de nacht en ik kijk op de telefoon en zie een tien minuten daarvoor verstuurd appje: ‘Wie komt me halen nu?’
Het bericht blijkt van jongste zoon die een galafeest in de stad heeft en er wel klaar mee is. Verstandig.
Wij bleven als jongeling bij het uitgaan plakken tot de zon opkwam. De hoop was natuurlijk dat er nog wat gebeurde, lees: zoenen met een meisje, maar de sfeer werd er tussen 3 en 6 nooit beter op.
Ik zie dat mijn vrouw, die nooit kan slapen als een van de zoons op stap is en op de bank in de kamer ligt, al heeft gereageerd: ‘Papa.’
Klopt, dat is de afspraak. Mijn vrouw vindt het geen prettig idee dat de jongste na het stappen zelf een poging doet om thuis te komen, dus halen we. Zij meestal en soms ik, zoals deze nacht.
‘Onderweg’, app ik om 03.10 uur en om 03.28 uur: ‘Sta er.’
Een minuut of wat later stapt hij in, in een pak van mij en met een doos met pizza in de hand: „Ook een stukje?”
„Is dat shoarmapizza?”
„Ja.”
„Nee.”
Als we terugrijden verzoek ik hem met klem niet te knoeien op mijn nette pak. Hij grijnst: „No stress, bro.”
Eenmaal thuis brengt hij zoals altijd rapport uit aan zijn moeder, waarna de jongen kenbaar maakt naar bed te gaan. Wij kunnen nooit meteen slapen, maar na een kwartier zegt mijn vrouw: „Ik ga naar bed.”
„Ja”, brom ik, „kom ook zo. Ik blijf hier niet tot diep in de nacht zitten.”