OESO pleit voor betere bereikbaarheid van het platteland. De Lelylijn helpt daar niet bij want is een stedelijk project | opinie
Henk Folmer, Erik Verhoef, Jeltsje van der Meer-KooistraOpinie
OESO pleit voor investering in bereikbaarheid van het platteland. Op de foto het klaverblad bij Heerenveen. Foto: Niels de Vries
De pleidooien van professor Van der Heide en gedeputeerde Douwstra, als reactie op het OESO-rapport over het Nederlandse landelijke gebied, geven blijk van weinig inzicht in de aard van de Lelylijn en de betekenis ervan voor het platteland. Dat schrijven Henk Folmer, Erik Verhoef en Jeltsje van der Meer-Kooistra.
In het onlangs gepresenteerde rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over het Nederlandse platteland wordt onder meer aanbevolen om te investeren in bereikbaarheid om tegemoet te komen aan de onvrede op het platteland.
Meteen na de verschijning grepen de Groningse hoogleraar Martijn van der Heide en de Friese CDA-gedeputeerde Friso Douwstra het rapport aan als ondersteuning voor de aanleg van de Lelylijn (‘Advies OESO: Lelylijn en Nedersaksenlijn gaan onbehagen op platteland tegen’, DVHN, 12-12).
De pleidooien van professor Van der Heide en gedeputeerde Douwstra geven blijk van weinig inzicht in de aard van de Lelylijn en de betekenis ervan voor het platteland. Het voorkeurstracé van deze spoorlijn verbindt de stad Groningen met de Randstad via de kernen Drachten, Heerenveen, Emmeloord en Lelystad met een aansluiting in Heerenveen voor Leeuwarden.
Daarmee is het een stedelijk project en geen plattelandsproject. De Lelylijn zal als stedelijk project precies het tegenovergestelde effect bewerkstelligen als wat Van der Heide en Douwstra beweren.
Verschraling
Het noordelijke platteland heeft net als elders in Europa in vele opzichten een verschraling ondergaan. Bedrijven zijn opgeheven of vertrokken naar grotere kernen. Ook is de bevolkingsaanwas gedaald. Jongeren zijn naar elders verhuisd om onderwijs te volgen en een gedeelte van de beroepsbevolking is vertrokken naar grotere kernen vanwege carrièreperspectieven en/of het sociaal-culturele klimaat.
Het gevolg is dat grotere kernen floreren, terwijl op het noordelijke platteland de werkgelegenheid en de woningbouw stagneren, scholen sluiten, het openbaar vervoersaanbod verslechtert en culturele en sportvoorzieningen met moeite overeind kunnen blijven.
De Lelylijn zal de aantrekkelijkheid van grotere kernen met of nabij een station voor bedrijven en inwoners versterken vooral vanwege betere en meer frequente verbindingen met het economische en sociaal-culturele centrum van Nederland, de Randstad.
Wisselgeld
De grotere aantrekkelijkheid is een drijfveer voor bedrijven en bewoners van het noordelijke platteland om zich ook te vestigen in of in de nabijheid van die kernen. De leegloop van het landelijk gebied zal nog extra worden versterkt als de extra woningcontingenten die het Noorden als wisselgeld voor de Lelylijn heeft toegezegd, worden toegekend aan de grotere noordelijke kernen.
We zijn het eens met Van der Heide dat het noordelijke platteland een integrale visie behoeft alsmede uitvoering van de Provinciale Programma’s Landelijk Gebied, die om onnavolgbare redenen abrupt zijn geschrapt door de huidige minister van Landbouw, Visserij, Voedsel en Natuur.
Deze programma’s die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van het landelijke gebied, beschrijven maatregelen voor het hele landelijke gebied en dus ook voor regio’s die verderaf van de grotere kernen liggen. Het OESO-rapport vraagt juist specifieke aandacht voor deze regio’s.
Knelpunten
Voorts bepleit het OESO-rapport goed openbaar vervoer tussen de dorpen onderling en met de grotere kernen. Ook een versnelde aanpak van de knelpunten in de bestaande verbinding tussen het Noorden en de Randstad bij Meppel en Zwolle past in de geest van het OESO-rapport.
Beide doeleinden leveren een veel grotere bijdrage aan de noordelijke brede welvaart dan besteding van de gereserveerde 3,4 miljard euro aan de aanleg van de Lelylijn.
Henk Folmer is hoogleraar ruimtelijke economie Rijksuniversiteit Groningen Erik Verhoef is hoogleraar ruimtelijke economie, Vrije Universiteit Amsterdam Jeltsje van der Meer-Kooistra is emeritus hoogleraar financieel management, Rijksuniversiteit Groningen