Tegenstanders van windmolens hebben gelijk, maar laten we vooral ons energieverbruik beperken. Daar zijn we meer mee gediend dan met een ziekmakend industrielandschap waar geen toerist meer op afkomt | opinie
Zicht op windmolenpark N33 bij Meeden. Foto Maaike Bronsema
Bezorgde burgers zijn geen schreeuwers maar waarschuwen terecht voor de risico’s en nadelen van windmolens. Naar zee dan maar met die dingen? Riti Roukema heeft nog wel een tip.
‘De hardste schreeuwers’, zo noemde GroenLinks-gedeputeerde Nienke Homan tegenstanders van windmolens (DvhN, 29-05). Het zijn uitspraken een gedeputeerde onwaardig. Stuitend om verontruste mensen die ook nog eens gelijk hebben op die manier weg te zetten.
Bezorgde burgers waarschuwen terecht voor de gezondheidsrisico’s en de aantasting van de leefomgeving en ons mooie, weidse landschap, maar ze voelen zich roependen in de woestijn – iets heel anders dan schreeuwers.
De overheid past bij haar plannen voortdurend de overvaltactiek toe en betrekt burgers veel te laat in het proces. Inspraak is een farce geworden, de burger staat met lege handen en wordt opgezadeld met de lasten. De subsidiemiljoenen gaan naar de energiereuzen en de boeren. De waarheid, dat de CO2-reductie via windmolens een druppel op de gloeiende plaat is, wordt angstvallig verzwegen.
Onze totale energievraag vele malen groter
Om heel Nederland van elektriciteit te voorzien hebben we zo’n 18.000 windmolens nodig. Onze totale energievraag is echter vele malen groter dan ons stroomverbruik. Denk aan de industrie als grootverbruiker, het vervoer en de vervanging van gas (voor verwarming).
De Correspondent berekende dat als we onze volledige energievraag met windmolens zouden willen produceren, we geen 18.000 maar 138.000 windmolens nodig hebben. Om die te kunnen plaatsen heb je een ruimte van anderhalf keer Nederland nodig. En dat terwijl het plaatsen van 18.000 molens al nauwelijks haalbaar is en tot grote weerstand onder de bevolking leidt, zoals nu al bijna dagelijks blijkt uit krantenstukken en tv-rapportages.
Windmolens kunnen niet overal staan, niet in steden, natuurgebieden en op plekken waar het weinig waait. Er blijven dus minder vierkante kilometers over om die 18.000 windmolens te plaatsen. Daarom is de overheid op zoek gegaan naar kansrijke gebieden en heeft ze de kust, haven- en poldergebieden als potentiële plekken op de kaart gezet. U kunt wel raden waar dat voor de provincie Groningen en haar ambitieuze gedeputeerde naartoe gaat.
Groningen wil graag voorop lopen
In onze provincie komen er nog honderden molens bij, Groningen wil graag voorop lopen. Maar de vraag is, willen de Groningers dat ook. Er komt steeds meer weerstand tegen de plaatsing van windmolens. Terecht.
Om te voorkomen dat een tsunami aan windmolens ons land zal overspoelen moet er een krachtige wind uit een andere hoek gaan waaien. Er zijn plekken waar dat altijd het geval is.
Willen we ons blijven focussen op windstroom en Nederland niet veranderen in een industriegebied, dan moeten we de zee op. Dat is volgens de gedeputeerde niet overal even gemakkelijk, maar dan heb ik een tip voor haar.
Beleid maken voor windmolens op zee
Onlangs heeft de rechter Shell, de grootste vervuiler van Nederland, bevolen zijn CO2-uitstoot te verminderen met 45 procent (ten opzichte van 2019). Daar ligt een opdracht voor Shell en tevens een mooie uitdaging voor de politiek om beleid te maken voor windmolens op zee.
De miljoenen aan subsidies die nu naar de energiereuzen, het buitenland en de boeren gaan, kunnen dan ook beter besteed worden aan het op grote schaal verduurzamen van woningen en het plaatsen van zonnepanelen op daken van huizen en bedrijven.
Om tot vermindering van CO2-uitstoot te komen is het reduceren van het energieverbruik aan de bron de kortste klap. Wat niet verbruikt wordt hoeft ook niet opgewekt te worden. Daar zijn de burgers meer mee gediend dan met een ziekmakend industrielandschap waar geen toerist meer op afkomt.