Lelylijn is investering in economie van de Randstad: geld is beter besteed aan wegwerken van knelpunten | opinie
Henk Folmer en Jeltsje van der Meer-KooistraOpinie
'Wat de Lelylijn wel zal bevorderen, zijn kortstondige bezoeken van Noorderlingen aan de Randstad, zoals een dagje winkelen en sightseeing in de Randstad.’ Foto: Niels de Vries
De veelbesproken Lelylijn heeft volgens voorstanders enkel voordelen. Maar die voordelen zijn gebaseerd op de verkeerde aannames, stellen Henk Folmer en Jeltsje van der Meer-Kooistra.
De discussie over een directe spoorwegverbinding tussen het Noorden en de Randstad, de Lelylijn, is weer tot leven gekomen. De lijn verbindt Groningen via Drachten, Heerenveen en Emmeloord met Lelystad en sluit vervolgens aan op de bestaande spoorlijnen naar Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Afhankelijk van het gekozen tracé en het type verbinding zal de Lelylijn de reistijd Groningen-Randstad verkorten met 30 minuten (sprinter) tot 60 minuten (intercity).
Het idee van een directe spoorwegverbinding tussen het Noorden en de Randstad is niet nieuw. Al in 1992 werd een dergelijke verbinding bepleit onder de naam Zuiderzeelijn. Uiteindelijk besloot het kabinet-Balkenende III op basis van de negatieve uitkomst van een maatschappelijke kosten-batenanalyse deze lijn niet aan te leggen. De onderzoeken ten behoeve van de Zuiderzeelijn worden ten onrechte niet gebruikt in de discussie over de Lelylijn.
Vanwege de hoge bevolkingsdichtheid en grote economische bedrijvigheid heeft de Randstad te maken met congestie in de vorm van onder andere hoge grondprijzen, woningnood, files en luchtverontreiniging. Het Noorden prijst zich gelukkig dat congestie er weinig voorkomt. Het heeft juist behoefte aan meer bedrijvigheid en een versterking van de economische structuur.
Trek naar het Noorden?
De aanleg van de Lelylijn wordt gekoppeld aan extra woningbouwplannen in Flevoland (80.000), Groningen (50.000), Friesland (45.000) en Drenthe (45.000) en wordt gezien als het middel om de economische bedrijvigheid en de bevolking beter over het Noorden en de Randstad te spreiden. Aan de positieve verwachtingen ten aanzien van een evenwichtiger spreiding van de bevolking en de bedrijvigheid over de Randstad en het Noorden liggen enkele essentiële veronderstellingen ten grondslag.
Allereerst de veronderstelling van een grootscheepse verhuizing van inwoners van de Randstad naar het Noorden. Deze aanname veron-achtzaamt het verschijnsel afstandsfrictie: hoe groter de afstand tussen regio’s, hoe minder de neiging tot verplaatsing. Verhuizen van inwoners van de Randstad naar Almere of Lelystad zijn nog reële opties vanwege de geringe afstand en omdat de meeste inwoners, en zeker Amsterdammers, goed bekend zijn met deze steden. Bovendien zijn er meer aantrekkelijke alternatieven op aanzienlijk kortere afstand van de Randstad, zoals bijvoorbeeld Amersfoort, dat niet alleen uitstekende verbindingen heeft met Utrecht en Amsterdam maar ook een goed woonklimaat.
Kortstondige bezoeken
Praktijkvoorbeelden illustreren de weerstand van Randstedelingen tegen een verhuizing naar regio’s op grote afstand. Zoals de verhuizing van de PTT-directie van Den Haag naar Groningen in de jaren zeventig en tachtig in het kader van de spreiding van rijksdiensten. Direct na de privatisering van de PTT, vestigde de directie zich weer in Den Haag. Een ander voorbeeld is de Westerscheldetunnel die een verhuizing van mensen en bedrijven naar Zeeuws-Vlaanderen zou bevorderen. Het tegendeel is het geval: sinds de opening in 2003 is er sprake van een stroom naar (overig) Zeeland en Noord-Brabant en nauwelijks andersom.
Ook de veronderstelling dat inwoners van het Noorden met een baan in de Randstad wel in het Noorden zullen blijven wonen en van daaruit gaan pendelen, is hoogst twijfelachtig. Dit geldt zeker voor hoogopgeleide jongeren met intensieve professionele contacten in de Randstad. Bovendien hecht deze categorie jongeren veel waarde aan het sociaal-culturele leven in steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.
Wat de Lelylijn wel zal bevorderen zijn kortstondige bezoeken van Noorderlingen aan de Randstad, zoals een dagje winkelen en sightseeing in de Randstad in plaats van in Groningen of Leeuwarden.
De veronderstelling dat de Lelylijn de spreiding van bedrijven stimuleert, is ook hoogst onzeker. Dit geldt zeker voor het management dat ruimtelijk clustert voor het onderhouden van frequente face-to-face-contacten ten behoeve van het uitwisselen van informatie en het afsluiten van zakendeals.
Hetzelfde geldt voor dienstverlenende sectoren, zoals advocatenkantoren en financiële instellingen, die zich zo dicht mogelijk bij opdrachtgevers vestigen. Het ligt niet voor de hand dat deze sectoren in de Randstad vanwege de Lelylijn in groten getale naar het Noorden zullen verhuizen.
Omgekeerd zal het management van bedrijven in het Noorden, en in hun kielzog dienstverlenende bedrijven, overwegen zich in of in de nabijheid van de Randstad te vestigen, zoals Almere of Lelystad. Zij kunnen dankzij de Lelylijn profiteren van het gunstige vestigingsklimaat van de Randstad zonder hun contacten in het Noorden te verliezen. Een sprekend voorbeeld van de grote aantrekkingskracht van de Randstad is de verhuizing van het hoofdkantoor van Philips vanuit zijn bakermat en brainport Eindhoven naar Amsterdam.
Knelpunten wegwerken
De conclusie is dat de Lelylijn vooral de Randstad ten goede komt en dat het Noorden de verliezende partij is. Hoogopgeleide jongeren zullen door de Lelylijn niet weerhouden worden naar de Randstad of omliggende steden te vertrekken en een omgekeerde stroom is niet te verwachten. Soortgelijke ontwikkelingen zijn ook te verwachten voor het bedrijfsleven.
Het is beter om de gelden die voor de Lelylijn uitgetrokken worden, te besteden aan het wegwerken van de regelmatig voor vertraging zorgende knelpunten in de bestaande spoorlijnen van het Noorden naar de Randstad, zoals de flessenhals Meppel-Zwolle.
Ook andere verkeersverbindingen in het Noorden, zoals de verbinding Drachten-Groningen en de busverbindingen van kleine kernen met de grotere kernen, behoeven versterking. Verder zou het geld besteed kunnen worden aan de directe versterking van speerpunten zoals de energietransitie en de verbetering van het woon- en leefklimaat in het Noorden.
De besluitvorming over de Lelylijn verkeert nog in een vroegtijdig stadium. Het is van het grootste belang om deze te onderbouwen met een gedetailleerde maatschappelijke kosten-batenanalyse, waarbij ook alternatieven, zoals het wegwerken van de genoemde knelpunten in de bestaande spoorwegverbindingen, in de analyse betrokken worden. Het gaat per slot van rekening om vele miljarden in een tijd waarin geld niet langer gratis is.
Jeltsje van der Meer-Kooistra en Henk Folmer zijn emeritus-hoogleraar financieel management en hoogleraar ruimtelijk economie, Rijksuniversiteit Groningen.