Reint Wobbes in 'zijn' Johannes de Doperkerk in Huizinge. Foto: Anjo de Haan
Op pad met een gids. Mooier kan het niet natuurlijk, want van een reisleider met verstand van zaken kun je een boel leren. Hoe enthousiaster, hoe onderhoudender. Deze week gaat Marjolijn van Raaij op toernee met Reint Wobbes, liefhebber van het Groningse land en kenner van kerken, langs de wierdendorpen rondom zijn eigen Huizinge.
Ja hoor, hij wil best een ritje maken. Reint Wobbes (83) verwelkomt met een kop soep van groenten uit eigen tuin, foxterriër Evert (5) met gekwispel. De muren van Wobbes’ woning in Huizinge zijn bedekt met tot de nok gevulde boekenkasten en schilderijen. Landschappen voeren de boventoon.
Dat gaat ook op voor het werk van Wobbes, die als schrijver, historicus en doodsimpele liefhebber tal van publicaties en lezingen wijdde aan het Groningse cultuurlandschap. Hij bezit een alliteratie-waardige kennis en ook onmiskenbaar: heeft oprechte liefde voor de wierden, kerken en kronkelende wegen van het Groningse Hogeland.
,,Het landschap vertelt een verhaal", zegt Reint Wobbes. Foto: Anjo de Haan
Actief bij de Stichting Oude Groninger Kerken
Als de soep op is, is het tijd om op pad te gaan. Het moet een route worden langs de kerkjes van de wierdendorpen, dat kan niet anders. Wobbes kent ze als geen ander, want hij is al jaren actief bij de Stichting Oude Groninger Kerken. Evert gaat mee. „Dat vindt hij leuk.”
We beginnen wandelend, want Wobbes wil nog langs de kerk van Huizinge, een steenworp van zijn huis. Hij is beheerder. Even kijken of de schoonmaker binnen kon komen. Ja: hij is al bezig. Wobbes wijst naar de 15de-eeuwse schilderingen op het plafond. Aardbevingen trilden het stucwerk los en dus moest er gerestaureerd worden. „Vier dames en een heer waren er maandenlang mee bezig. Ze zijn nét klaar. Ik mis ze een beetje, ze waren gezellig en zeer vakbekwaam.”
„Eigenlijk moet je wandelen of fietsen”, zegt Wobbes als we de kerk uit lopen. „Met een langzamer tempo zie je dingen die je mist in de auto.” Maar er is veel moois te zien, dus spelen we vandaag een beetje vals. Ook vanuit de auto geniet Wobbes van het landschap. We rijden Huizinge uit, langs velden die goud kleuren van de gerst. „Het is bijna rijp.”
Reint Wobbes en hondje Evert bij de kerk van Huizinge. Foto: Anjo de Haan
‘Het landschap vertelt een verhaal’
De weg kronkelt. Heel vroeger, voor de inpoldering van het Hogeland, volgden deze wegen de grillen van de kust, legt Wobbes uit. Het wad ligt een stuk verderop inmiddels, maar de slingers bleven. „Ik vind dat zo mooi. Het landschap vertelt een verhaal.”
Er zijn ook verhalen verloren gegaan. Wobbes noemt de grote hoeveelheid wandelpaden die in de jaren tachtig en negentig verdwenen door ruilverkaveling. „Doodzonde. Moet je langs zo’n 80 kilometer weg rustig gaan wandelen. En dan dat vreselijke Engelse raaigras waar niets op groeit.”
Ja, hij wordt er wel eens verdrietig van, als hij denkt aan hoe Groningen de afgelopen decennia onder invloed van industrie en intensieve landbouw is veranderd. „Journalist Jantien de Boer zei al eens ‘ik lijd aan landschapspijn’. Zo voel ik dat ook wel.”
De afgegraven wierde van Westeremden. Foto: Marjolijn van Raaij
We parkeren de auto in Westeremden. De wierde waar de Andreaskerk op staat loopt aan een kant steil af. „Die is afgegraven. Dat gebeurde vroeger veel: de aarde ging dan bijvoorbeeld naar Drenthe, om de grond vruchtbaarder te maken.” Die praktijk eindigde, wat Wobbes betreft gelukkig, met een verbod op het afgraven van wierden in de jaren veertig.
Aan de andere kant van de kerk ligt, verstopt in het groen, Museum Helmantel. Schilder Henk Helmantel en zijn vrouw Babs zijn goede bekenden van Wobbes. „Ik heb nog geholpen met het leggen van de dakpannen hier.” We wandelen de tuin in, waar we Babs treffen. We mogen even binnenkijken. Wobbes weet waar de lichtknopjes zitten. Hij kijkt naar een schilderij van de kloosterkerk van Sion in Zwitserland. „Prachtig vind ik dit”, zegt Wobbes.
Een ontmoeting op een van de kerkhoven. Foto: Marjolijn van Raaij
Langs Loppersum rijden we door. Een goede plek om te pauzeren, merkt Wobbes op. Bij Spoorzicht of Brasserie Meer.
Stradivarius van de orgels
Voort, naar de kerk van Eenum. Die komt uit de 12de eeuw. De toren staat in de steigers. „Ze zijn aan het voegen”, zegt Wobbes. „Hee, Reint!”, roept een van de voegers vanaf de steiger. Hij heeft ook aan de kerk van Huizinge gewerkt. Ze maken een praatje. „Goede jongens”, zegt Wobbes als we ons rondje om de kerk vervolgen. Ook deze is de moeite waard: een van de eerste baksteenkerken van Groningen, met een prachtig orgel, aldus Wobbes. „Van Arp Schnitger. Een beetje de Stradivarius van de orgels.”
We rijden verder, langs de Donatuskerk in Leermens, waar grafstenen met bijzondere grafrijmen het kerkhof vullen, en de Mariakerk in Oosterwijtwerd. Hier staat altijd een kan met koffie klaar voor voorbijgangers, zegt Wobbes. Ook nu. We snuffelen door een verzameling leesboeken, uitgestald op twee kerkbanken bij de ingang.
De Jacobuskerk in Zeerijp. Foto: Marjolijn van Raaij
Bij de kerk van Krewerd wijst Wobbes op het oksaal - een balkon waar vroeger het koor stond. Er zijn er niet veel meer van over in Nederland. „En het orgel hier is de moeite waard. Het klinkt erg luid. Ze noemen het ook wel ‘de schreeuwerd van Krewerd’.”
De laatste stop op de route is de Jacobuskerk in Zeerijp. „Onvoorstelbaar eigenlijk, zo’n grote kerk in zo’n klein dorp.” In vergelijking met de kleine kerkjes die we tot nu toe gehad hebben is de hal van de Jacobuskerk inderdaad imposant.
Wobbes kijkt omhoog. Er is niemand anders in de kerk, de galm van onze stemmen ebt langzaam weg. Dan, met een ingetogener volume: „Ik vind dit een heerlijk gebied. Hier kom je tot bezinning. Dit is toch beter dan massatoerisme?”