Jessica Villerius: „Hulp vragen heb ik echt moeten leren.” Foto: Mark Uyl
Zij maakte naam met spraakmakende documentaires als De kinderen van Ruinerwold en Emma wil leven. De afgelopen jaren kwam het werk van documentairemaakster Jessica Villerius (44) echter op een lager pitje door long covid.
Dankzij een experimentele behandeling lijkt het nu beter met haar te gaan en heeft ze haar werk zelfs grotendeels opgepakt. „Zo ziek zijn is een flink lesje in nederigheid.”
In een restaurant in het historische arsenaal van de vesting Naarden worden volop voorbereidingen voor de lunch getroffen. De radio staat een standje te hard, het servies rinkelt en op de achtergrond bromt een stofzuiger. Villerius kijkt om zich heen en zegt: „Een paar maanden geleden had ik dit niet getrokken. Zoveel prikkels. Dan had ik naar de wc moeten lopen om over te geven.”
Eigenlijk werkte Villerius, bekend van documentaires als Deal met de dood, Emma wil leven en over Marc Dutroux, altijd zo goed als alleen, meestal met één vaste producer en een redacteur. Totdat haar lichaam haar in de steek liet. Tijdens de eerste coronagolf in 2020 raakte zij besmet en na twee jaar kwakkelen kwam zij volledig ziek thuis te zitten. Net toen ze de Gouden Televizier-Ring 2021 voor De kinderen van Ruinerwold won. Een periode die zij omschrijft als de zwartste uit haar leven.
Terwijl haar bedrijf een enorme boost kreeg en de opdrachten binnenstroomden, moest Villerius ’nee’ verkopen. „Doorwerken was niet verantwoord. Het was een periode van verdriet, rouw en teleurstelling. Mijn lijf deed het gewoon niet. Terwijl ziek thuiszitten iets is dat zó ver van mij afstaat.”
Je ziet er hartstikke goed uit!
„Dank je, ik voel me ook goed. Tegelijkertijd is dat het lastige aan long covid, van de buitenkant is het vaak niet aan iemand te zien. Zo kan ik bijvoorbeeld op maandagavond een item draaien en er dinsdag helemaal áf liggen. Dat maakt het voor de omgeving lastig om in te schatten. Voor mezelf ook, want hoe het nu gaat, zegt niets over morgen.”
Jessica Villerius wilde haar eigen ziekteverloop niet filmen: „Dat komt veel te dichtbij. Foto: Mark Uyl
Maakt dat je onzeker?
„Dat heeft het zeker gedaan. Afbellen omdat je lichaam je in de steek laat, went nooit. Er zijn gezinnen en personen die hun ziel en zaligheid bij mij neerleggen. Die op me rekenen dat ik hun verhaal in een documentaire vertaal. Juist omdat ik altijd zulke zware onderwerpen behandel, wilde ik niet dat mensen er last van zouden krijgen. Dat zij de dupe van mijn zwakke gezondheid zouden worden of aan mijn intenties zouden twijfelen. Ik denk dat dat mijn grootste angst was. Daarnaast heb je natuurlijk afspraken met zenders en omroepen.
Gelukkig heb ik inmiddels een sterk team om mij heen verzameld en is er altijd een coregisseur als back-up. Maar het maakt je nederig. Hulp vragen en mensen inhuren heb ik echt moeten leren.”
Want je runde jouw bedrijf hoofdzakelijk alleen?
„Ja, dat is zo gegroeid. Als jonge ambitieuze journalist, na eerst een paar jaar op de buitendienst bij Microsoft te hebben gewerkt, werkte ik voor de entertainmentredactie van SBS. Ik schreef tekstjes en deed eindredactie op het gebied van human interest. In 2008 dook ik in het verhaal van de Belgische seriemoordenaar en serieverkrachter Marc Dutroux. Ik interviewde zijn omgeving en schreef hem een brief. Terwijl hij compleet was afgezonderd en op niemand wilde reageren, kreeg ik een schriftelijke reactie. Hij was natuurlijk pissig dat ik al zoveel over hem wist, dankzij zijn omgeving.
Toen wist ik dat ik goud in handen had. Zonder verder een concreet plan te hebben, zegde ik mijn baan op en besloot ik deze documentaire helemaal in eigen beheer te maken. Vanaf dat moment was ik gewend om grotendeels alleen te werken, om alle kolen uit het vuur te halen. Het was ten slotte mijn bedrijf.”
Een debuutdocumentaire die jou als maakster meteen op de kaart zette. Gaf dat druk, als groentje in het vak?
„Natuurlijk, want ga daar dan maar eens overheen.”
Dat is je aardig gelukt.
„Ik was ook nergens bang voor. Over risico’s of iets wel of niet zou lukken, dacht ik niet eens na. In die tijd maakte ik als 27-jarige een heel groot programma, Over de streep met Arie Boomsma. Dat was mijn format. Nu, met twintig jaar ervaring, denk ik: dat was best heel pittig op die leeftijd. Met 25 man op de vloer, gevoelens van jongeren... wat een risico. Ik weet niet of ik dat nu nog precies zo zou doen.
Misschien juist omdat ik die angst niet kende, kreeg ik het voor elkaar. Ik verzamelde de juiste mensen om mij heen en had een zakenpartner die in het project geloofde en garant wilde staan voor eventuele financiële risico’s die de pilotaflevering met zich meebracht. Waar ik overigens nooit gebruik van heb hoeven maken.”
Juist toen je bedrijf ’ontplofte’ na het winnen van de Ring voor De kinderen van Ruinerwold, moest je je ziekmelden.
„Qua timing kon het inderdaad niet slechter, hoewel ziek zijn natuurlijk nooit uitkomt. Met pijn in mijn hart moest ik opdrachten afzeggen of uitstellen. Mijn lichaam trok keihard aan de noodrem.”
Toen je in 2020 ziek werd, had je toen kunnen bedenken dat de nasleep zulke desastreuze gevolgen voor jou zo hebben?
„Nee, absoluut niet. Ik was een jonge, fitte vrouw van 39 jaar zonder onderliggend lijden. Na een dag of tien flink ziek te zijn geweest, ging het ook weer een stuk beter. Alleen kreeg ik na een aantal weken weer dezelfde verschijnselen, inclusief de koorts. Want eigenlijk is dat het: je krijgt de ziekteverschijnselen telkens opnieuw. Heel lang denk je: het zal er wel bij horen. Totdat het echt niet meer ging.”
Wat voelde je?
„Ik was zo ontzettend moe dat ik letterlijk omviel. Verder kampte ik met hoofdpijn, duizelingen en ben ik maandenlang aan één stuk door misselijk geweest. Mijn focus was helemaal weg. Kon geen licht en geluid meer verdragen, ik hoorde alles keihard. Bij een gesprek registreerde ik niets; dan vroeg ik 30 seconde later precies hetzelfde. Na een uurtje filmen in een tbs-kliniek viel ik in slaap op de achterbank. Ik kon me heel kwaad maken om mensen die zeiden: ’Joh, ik ben ook weleens moe’. Dan snap je er dus helemaal niets van. Na veel onderzoek blijkt dat er sprake was van neuro-inflammatie: allemaal kleine ontstekingen in je hele lichaam en dus ook in je hersenen.”
„Ik heb jarenlang roofbouw op mijn lichaam gepleegd”, beseft Jessica Villerius nu. Foto: Mark Uyl
Na een korte pauze: „Het ging nog veel slechter met mij dan mensen weten. Er waren periodes dat ik dag en nacht in een donkere kamer lag en niets of niemand in mijn omgeving kon verdragen. Dat hele kleine beetje energie dat ik soms had, stopte ik in mijn werk. Vrienden zag ik soms maanden niet.”
Dat klinkt eenzaam.
„Zo heb ik het niet ervaren. Als je zo beroerd bent, wil je juist alleen zijn. Ik had het ook nodig, om vertrouwen te houden. Ik heb bewust niet met de mensen om mij heen gedeeld dat ik zo diep heb gezeten, omdat ik niet beïnvloed wilde worden door meningen van anderen. Als mijn omgeving al zou denken dat ik er nooit helemaal overheen zou kunnen komen, hoe moet ik daar zelf dan in geloven? En ik wilde absoluut geen medelijden. Ik ben niet zielig, ik heb alleen dikke pech. Het is niet meer en ook niet minder.”
Je vindt het lastig om hierover te praten?
„Ik ben meer een luisteraar en vind het moeilijk als het om mij draait. Vroeger kwamen vriendinnen naar mij toe om over hun problemen te praten. Ik heb ook lang nagedacht of ik dit gesprek wilde doen, omdat het zo persoonlijk is. Maar ik vond het hypocriet om het niet te doen. Ik mag de meest intieme docu’s maken, dan moet ik zelf ook dingen durven delen. Daarbij is mijn grootste drijfveer dat ik mensen, lotgenoten, hoop wil geven.”
Want je hebt je er nooit bij neergelegd dat je de rest van je leven een long covid-patiënt bent?
„Nee! Als artsen zeiden: ’Misschien moet je je er langzaam bij gaan neerleggen...’, dan liet ik ze niet uitspreken. Ik heb alles geprobeerd, ook de holistische benadering waar ik overigens financieel helemaal op ben leeggelopen. Drie keer in de week naar een revalidatietraject waardoor ik me steeds meer patiënt ging voelen. Niets hielp. Toen kwam toch de journalist in mij naar boven. Hoewel ik doodmoe was, ben ik research gaan doen. Dat ik af en toe goede dagen had, gaf mij hoop. Momenteel zit ik in een experimenteel traject, waar ik niet over kan uitweiden omdat de behandeling nog niet wetenschappelijk is ondersteund. Artsen willen ook geen valse hoop geven. Maar ik ga echt met stappen vooruit.”
Heb je je werk weer kunnen oppakken?
„Het gaat steeds beter, met speciale dank aan mijn team. Want ik heb moeten leren dingen los te laten, collega’s meer verantwoordelijkheden te geven. Dat werkt verrassend goed. Er lopen momenteel drie grote projecten waarvan de eerste in juni uitkomt: het vervolg op Zitten en zwijgen, een tweeluik over machts- en seksueel misbruik in de vrouwengevangenis die eerder op Videoland was te zien. De eerste docu van twee jaar geleden heeft heel wat teweeggebracht. Nu kijken we wat er is veranderd en dat resulteerde in een nieuwe zesdelige serie: ’Dubbel gestraft’. Die gaat op 5 juni in première op NPO3.
In eerste instantie hing er misschien een zweempje over de verklaringen van de vrouwen. Waarom zouden zij de waarheid spreken als liegen hen misschien meer brengt? Maar tegelijkertijd is dat hun handicap; ze hebben de schijn tegen. Het is een lastig spanningsveld en heeft ons misschien wel de meeste research gekost van alles wat ik ooit heb gemaakt. Inmiddels zijn de bewakers veroordeeld en hebben ze niet de minste straffen gekregen. We volgen die processen en laten zien dat het nog steeds niet op orde is in de gevangenis. We hebben voor een beetje beweging gezorgd, maar er is nog een hoop werk te doen.”
Is dat je drijfveer, voor opschudding zorgen?
„Dat kan, maar ook mensen informeren, misstanden aan de kaak stellen. Of simpelweg iets uitleggen, want er is zoveel wat ik niet snap of dat anderen niet snappen. Dan probeer ik een vertaalslag te maken. Op de docu Tbs: aan de andere kant, waarvoor we bijna drie jaar in tbs-kliniek De Rooyse Wissel hebben rondgelopen, heb ik veel positieve reacties uit het veld gekregen. Van artsen, politie, de rechtsstaat. Wanneer zij zeggen: ’We hebben er in ons werkveld regelmatig mee te maken, maar wisten dit helemaal niet’, dan beschouw ik dat als een groot compliment.”
Op Emma wil leven waren de reacties heel uiteenlopend, sommige mensen vonden de beelden te heftig.
„Begrijpelijk, anorexia is een heel kwetsbaar onderwerp. Natuurlijk hebben we nagedacht over de controverse en de impact van die docu, heel goed zelfs. Maar ik denk dat Emma wil leven vooral meisjes aan het denken heeft gezet. Emma dacht ook niet dat ze doodging. Als ik een moordenaar interview die beschrijft hoe hij de hersenen van zijn moeder heeft ingeslagen, inspireer ik mensen daar dan mee? Ik hoop het niet.
Het is de lelijke kant van het leven waar je niet voor kunt wegduiken. Emma (zij was al overleden aan de gevolgen van anorexia voordat Villerius aan de docu begon, red.) heeft via haar ouders nadrukkelijk gevraagd haar verhaal te delen. Alles is in samenspraak met haar ouders, behandelaars en artsen gegaan. Zij wilde juist lotgenoten waarschuwen.
Het gekke is dat we Emma nooit zelf hebben gekend. Door alle filmpjes die ze had opgenomen en alle mensen die we spraken, voelt het echter wel zo. Bij ons op kantoor is Emma een soort symbool. Een talentvol meisje dat openlijk over haar geestelijke gezondheid sprak.”
Je houdt privé en werk strikt gescheiden?
„Ja, dat heb ik altijd gedaan. Je hoort mij niet op een borrel vertellen hoe mijn werkdag was. Vrienden en familie vragen er niet eens naar. Geheimhouding weegt heel zwaar. Ik wil mijn omgeving ook niet besmetten met wat ik weet. Als een moordenaar mij gruwelijke details geeft die de montage niet halen, deel ik ze ook niet met mensen buiten onze kantoormuren. Het zorgt ervoor dat de band met collega’s heel intens is, hoewel we bijna geen privézaken delen. Als een docu op televisie is geweest, hebben we het er natuurlijk wel over. Mijn familie en vrienden zijn hartstikke trots op wat ik doe en volgen alles.”
Houd je nog contact met mensen uit je documentaires?
„Dat is afhankelijk van de behoefte. Met een aantal kinderen van het Ruinerwold-gezin heb ik nog regelmatig contact. Een van hen loopt stage op ons kantoor en Israel heeft bij ons een flexplek. Het voelt ook fijn om ze bij mij in de buurt te hebben en van dichtbij hun ontwikkeling te mogen volgen.”
Je vertelde naast Zitten en zwijgen dat er nog twee grote projecten lopen.
„Klopt, daarover later meer.”
Heb je je eigen ziekteverloop gefilmd?
„Nee, zeker niet. Omdat dat dat veel te dichtbij komt. Zodra dit achter de rug is, wil ik nooit meer aan deze tijd terugdenken.”
Hoe voel je je na dit gesprek?
„Het gaat best aardig, maar ik ga thuis zo wel even liggen. Ik ben vooral hoopvol dat ik weer de oude word. Hoewel ik qua werkwijze niet meer terug naar het oude hoef.
Terugkijkend heb ik jaren roofbouw op mijn lichaam gepleegd. Eigenlijk was het niet te doen, hoeveel ik zelf deed. Dat is het enige voordeel of inzicht dat ik aan het ziekteproces heb overgehouden: meer samenwerken. Mijn collega’s blijken het verrassend goed te kunnen. Daar was ik zonder covid misschien nooit achter gekomen.”