Lang een afrit bij de oostelijke ringweg is een mol actief. Foto: DVHN
De gemeente Groningen wil dieren behandelen als medebewoners en ze daarom niet doden, tenzij het echt niet anders kan. Dat betekent dat de mol voortaan op veilig is op (of onder) gemeentegrond.
Molshopen. De een wordt er gek van, omdat ze een mooi gazon verpesten of je laten struikelen. En de ander wordt er juist blij van, omdat het een teken is van een gezonde bodem. Mollen zitten namelijk alleen maar op plekken waar het goed toeven is.
Maar blij of niet, wen er maar aan. De gemeente Groningen gaat in de openbare ruimte geen mollen meer afvangen. Dat betekent weliswaar dat fiets- en wandelpaden mogelijk kunnen verzakken en gemeentelijke grasvelden er misschien minder fraai uit gaan zien, maar daar moeten inwoners van de gemeente het mee doen.
‘Leer samenleven met mollen’
‘Daar waar we eerder nog mollenklemmen gebruikten om ernstige hinder van mollen te bestrijden, stoppen we met het doden van mollen’, schrijven burgemeester en wethouders in een brief aan de gemeenteraad. In plaats daarvan moeten inwoners leren samenleven met mollen en enige hinder dus accepteren.
„De wereld is niet alleen van mensen”, licht wethouder Kirsten de Wrede (Partij voor de Dieren) toe. „Mollen zijn net als andere dieren individuen die het recht hebben om te leven, ergens te verblijven en zich te verplaatsen. We moeten af van het automatische handelen dat als we last hebben van een diersoort, we er als eerste voor kiezen ze te doden.”
Wethouder Kirsten de Wrede van de gemeente Groningen. Foto: Deborah Roffel
De coalitie van GroenLinks, Partij van de Arbeid, Partij voor de Dieren, SP en ChristenUnie heeft dierenwelzijn hoog in het vaandel staan. In het coalitieakkoord worden dieren erkend als wezens met een eigen intrinsieke waarde en worden ze gezien als medebewoners.
Een mol in je tuin of buurt is volgens De Wrede bovendien geen slechte zaak, maar juist een goede. De gangen die ze maken zorgen voor meer lucht in de bodem en een betere afwatering. „Ze houden de bodem gezond en vangen insecten en muizen, waarmee ze het ecosysteem in evenwicht houden. Je kunt het zand verdelen er zaadjes in doen. Dat geeft bloemen die mooi zijn om naar te kijken en goed zijn voor de bijen.”
Twee uitzonderingen
De gemeente Groningen maakt wel twee uitzonderingen. Kom je als mol in de buurt van een sportveld of begraafplaats, dan ben je alsnog aan de beurt. De gemeente wil niet dat grafmonumenten scheefzakken, een begraafplaats er slordig uitziet of dat sportvelden worden afgekeurd omdat ze onveilig zijn. Daar blijft de gemeente mollenklemmen gebruiken.
Is er dan geen diervriendelijke methode om mollen te weren? Jawel: mollengaas. Dat wordt verticaal in de bodem ingegraven rondom het gebied dat beschermd moet worden. Maar de gemeente Groningen vindt dat te duur en vanwege leidingen en kabels kan het bovendien niet overal. ‘Alleen bij aanleg van nieuwe sportvelden of begraafplaatsen is dit te overwegen.’
In de komende twee jaar houdt Groningen bij wat de schade is die de mollen aanrichten. Afhankelijk van de financiële gevolgen die dat oplevert, wordt het beleid geëvalueerd. Voor hun eigen terrein mogen inwoners van de gemeente Groningen nog wel een mollenvanger bellen.
De mol is niet de enige diersoort die meer ruimte krijgt in Groningen, zegt De Wrede. „Zo proberen we bijvoorbeeld roeken te verplaatsen door ze ergens anders te laten nestelen. Hebben we pissebedden die door de droogte ons gebouw binnenkwamen weer naar het groene dak verplaatst, hebben we de jacht op vossen verboden en verplaatsen we wespennesten.”
Een mol graaft gangen onder de grond. Het zand uit die gangen wordt omhoog gedrukt, waardoor een molshoop ontstaat. Hoe dieper de mol graaft, hoe hoger de molshoop. In de winterperiode zijn de molshopen altijd groter dan in de zomer. Door de koude boden graven ze diepere gangen. In de zomer zitten mollen ondieper.
De grond in een molshoop kan bovendien weer goed zijn voor de tuin. Het is hele vruchtbare grond, omdat het van diep onder de grond komt. Daarin zit geen onkruid en in de regel minder ziektekiemen.