Het Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag. In het Noorden bekend als de Van Mesdagkliniek. Het 'kasteel' aan de rand van Helpman. Foto: Jaspar Moulijn
Drie keer ging het afgelopen jaar mis in Groningen. Een tbs’er keerde niet terug van verlof, twee ex-tbs’ers pleegden een ernstig misdrijf. Wat doet dat met de behandelaren in de kliniek? ,,Wat flik je me nou?”
De naam van een patiënt komt in beeld. „Ja, hier moeten we het even over hebben”, zegt teamleider Margaretha van de afdeling TransMurale Voorziening (TMV) in het forensisch psychiatrisch centrum de Van Mesdag-kliniek in Groningen, de tbs-kliniek.
Margaretha zit ontspannen de teamvergadering voor: haar ellebogen op de rand van de tafel, handen onder haar kin. Sociotherapeuten Sharon, Arsene en hun collega’s zitten bij haar in het kantoor.
De naam van deze patiënt prijkt op het grote scherm. Een zedendelinquent.
„Hij heeft tegen de afspraken in tijdens zijn verlof een kind gegroet”, legt een van de sociotherapeuten uit.
„Hij heeft niks gedaan. Alléén gegroet. Maar dat mag hij absoluut niet”, vervolgt Margaretha.
Ze doen een beoordeling. De patiënt heeft al heel lang verlof. Nog nooit eerder is zo’n situatie bij hem voorgekomen. Ja, hij mag nog met verlof, maar niet zoals gebruikelijk. Hij moet extra in de gaten gehouden worden. Dat betekent dat hij wordt geschaduwd. Als hij naar buiten gaat, volgt een behandelaar hem voortdurend.
Een van de ruimtes op de afdeling TMV. Hier kunnen de tbs-patiënten zo nu en dan puzzelen, een spelletje spelen en een kop koffie drinken. Foto: Jaspar Moulijn
Tweemaal per dag vergadert het team van Margaretha over zijn patiënten. Hoe gaat het met ze? Is er iets opgevallen? Staat er nog iets bijzonders te gebeuren? Hier bespreken de sociotherapeuten wat ze zien, horen en merken.
Behandelaar Arsene uit z’n zorgen over een patiënt. „Ik vond hem drukker dan normaal. Hij kwam net ook een paar keer hier binnen, in het kantoor. Hij keek anders uit zijn ogen. Dat moeten we even in de gaten houden.”
Weer een andere naam op het scherm. „Weigert zijn medicatie te nemen. Dat heeft hij eerder gedaan”, zegt Margaretha. Ze nemen contact op met de medische dienst. Voor de zekerheid gaat deze patiënt vannacht ‘naar binnen’. Zo heet het als een patiënt teruggaat naar het strenger beveiligde deel van de kliniek. Waar de deuren van de kamers op slot gaan.
Verlof is voor nu geen optie.
Incidenten met (oud-)patiënten
Groningen werd het afgelopen jaar opgeschrikt door meerdere incidenten waar patiënten en oud-patiënten van de Van Mesdag een rol in speelden.
Mouloud M. ontsnapte op 7 februari tijdens een begeleid verlof. Drie weken later werd hij gevonden in Tsjechië.
De 56-jarige ex-tbs’ers Marc B. vermoordde in augustus een vrouw in de Oosterparkwijk. Hij zat in de Van Mesdagkliniek nadat hij in 1993 een man had doodgestoken waarvoor hij vier jaar celstraf en terbeschikkingstelling (tbs) kreeg. Voor zijn vrijlating in 2019 achtten deskundigen de kans op recidive klein.
Diezelfde augustusmaand probeerde een andere oud-patiënt (49) van de Van Mesdag, vrijgelaten in 2021, een vrouw van 20 te verkrachten aan de Hereweg. Dat gebeurt om half vijf in de ochtend, op vrijdag 9 augustus. De jonge vrouw fietst vanuit de stad richting het centrum van Haren. Ze is op stap geweest. Op de Hereweg spreekt een fietser haar aan en volgt haar een stukje. Hij duwt haar, ter hoogte van huisnummer 97 net voorbij de Papiermolenlaan, van haar fiets en probeert haar mee te nemen. Ze zet het op een gillen. Omwonenden schrikken wakker, kleden zich gauw aan en schieten haar net op tijd te hulp. De dader rent weg.
Een paar dagen later blijkt het om een oud-patiënt van de Van Mesdag te gaan.
Knagende twijfel
De schok in de maatschappij is groot als een (ex-)tbs’er ernstig in de fout gaat. De schok in het team van Margaretha is minstens zo groot. Zij zijn niet meer verantwoordelijk voor de twee oud-tbs’ers. Maar ze hebben de mannen wel behandeld.
„Dat is heel heftig”, zegt Margaretha.
Ze zegt: „Je weet hoe iemand beweegt. Hoe zijn handen eruitzien. Hoe hij praat. Als we zo’n bericht horen, raakt het mij. Dan voelt het alsof onze taak, onze missie, is mislukt. Het liefst ga ik dan ook meteen naar mijn werk. Thuis snappen ze minder goed hoe het voelt.”
Zij en haar team komen op zo’n moment samen in het grote kantoor op de begane grond. Ze evalueren, praten, balen.
„Wat flik je me nou, denk ik dan”, zegt sociotherapeut Arsene. „Ik kan echt boos worden. Dan heb ik zoveel uren met iemand gezeten en gewerkt. En dan doet hij zoiets.”
De twijfel begint bovendien aan ze te knagen. Wat hebben ze gemist? Wat is er gebeurd dat dit heeft veroorzaakt? Soms krijgen ze antwoorden. Soms niet.
Vrijheid is geen vanzelfsprekendheid
Veiligheid gaat voor alles in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag, in de volksmond de Van Mesdagkliniek. ‘Het kasteel’ aan de rand van Helpman is omringd door metershoge muren. Honderden camera’s houden de patiënten in de gaten.
Op dit moment wonen er 286 patiënten die een ernstig misdrijf op hun kerfstok hebben. Bijna altijd zijn ze vaker in de fout gegaan en hebben ze zes of zeven delicten op hun naam staan. Het doel van de tbs-behandeling in de Van Mesdag patiënten te behandelen voor hun psychiatrische stoornis en ze een eerlijke kans te geven om terug te keren in de samenleving.
Zoals 30’er Fred. Hij staat voor de witte muur en kijkt naar de grote deur met een glazen raam. De wereld buiten lonkt. Zijn outfit bestaat uit een simpel T-shirt, sneakers en een spijkerbroek. Op zijn armen prijken tatoeages. Hij wacht.
Via een camera ergens aan het plafond wordt hij op de foto gezet.
Wat hij heeft gedaan, is niet aan zijn gezicht af te lezen. Dat hij iets heeft gedaan en dat er tijdens zijn delict sprake was van een psychiatrische stoornis staat als een paal boven water. Fred moet op de foto voor het geval hij niet terugkeert.
Vandaag mag hij met verlof.
De Van Mesdagkliniek is een wereld in de wereld. Telefoons, laptops en tablets zijn hier geen vanzelfsprekendheid. Vrijheid is geen vanzelfsprekendheid. Privacy is geen vanzelfsprekendheid.
Achter de grote bruinrode deuren van de Van Mesdagkliniek zit de afdeling TMV. Deze afdeling is de brug tussen de kliniek en het (on)begeleid op jezelf wonen. Foto: Jaspar Moulijn
Er zijn zwaar beveiligde afdelingen, maar het gros van de deuren zwaait gewoon open als je er door wil. Het voelt niet als een gevangenis. Aan de muren hangt kunst. Een houtskolen Amy Winehouse tuurt stuurs de gang in vanaf de wand. Het winkeltje doet qua assortiment denken aan een kleine buurtsuper. Patiënten lopen rond. Ze groeten elkaar, de behandelaren en andere werknemers. Ze kunnen sporten. Werken. Een opleiding doen. Naar de kerk. En een deel van de patiënten mag af en toe de deur uit.
Fred staat inmiddels op de foto. De deur klikt open. Een jonge begeleider, met in zijn hand een toegangspasje, loopt met Fred mee.
Over een paar uur moet hij terug zijn.
Het behandelend team is immer waakzaam
Op de afdeling van Margaretha wonen iets meer dan dertig mannen met verschillende ziektebeelden, van autisme tot persoonlijkheidsstoornissen. De jongste patiënt is rond de 30 jaar. De oudste tikt de 80 binnenkort aan.
Deze mannen zijn bijna klaar om de maatschappij in te gaan. Hier leren ze om (begeleid) op zichzelf te gaan wonen, al zullen enkelen die stap nooit zetten. Zij zijn bijvoorbeeld oud genoeg om in een verzorgingstehuis te wonen, maar vind maar eens een verzorgingstehuis dat ervoor open staat ex-tbs’ers op te nemen.
Geen tbs-patiënt mag zomaar met verlof, geen tbs-patiënt staat zomaar buiten. Hun doen en laten wordt kritisch gewogen, bekeken en waar mogelijk behandeld. Het behandelend team is immer waakzaam.
Sociotherapeuten Arsene en Sharon zijn geboren observanten. Niet alleen tijdens een-op-een gesprekken met hun patiënten letten ze op, ook tijdens een ogenschijnlijk doodnormale lunch op deze maandagmiddag glijden hun ogen over hun tafelgenoten. Ze stellen vragen, praten over koetjes en kalfjes, eten rustig hun bammetjes met kaas en vruchtenhagelslag.
Of de patiënten door hebben dat ze voortdurend worden geobserveerd, is onduidelijk. De behandelaren letten overal op. Elk detail van iedere patiënt telt. Hoe gedragen ze zich? Hoe kijken ze uit hun ogen? Is hun kamer netjes of niet? Eten ze veel? Eten ze weinig? Praten ze veel? Praten ze weinig?
Als een patiënt vandaag nog even naar buiten wil, moet hij eerst komen lunchen in de gemeenschappelijke keuken van de afdeling. Zo kunnen de sociotherapeuten die aan het werk zijn van elke patiënt inschatten hoe zijn dag is en wat het stemmingsbeeld is. Ook ogenschijnlijk onbelangrijke details kunnen héél belangrijk zijn.
Zo merkte Arsene eens op hoe een patiënt die altijd naar links gaat als hij naar buiten gaat, ineens naar rechts ging. De man bleek in een waan te zitten.
Dat zelfs de kleinste details van belang kunnen zijn, maakt het werk ingewikkeld. Soms is het, door de verschillende ziektebeelden van de patiënten, onveilig. Arsene herinnert zich de klap die hij kreeg van een patiënt toen die ineens in woede ontstak. Een andere behandelaar weet nog hoe ze, tijdens haar zwangerschap, allerlei verwensingen over haar ongeboren kind naar haar hoofd geslingerd kreeg. „Dat neem je zeker mee naar huis.”
Na de lunch en het opruimen van de tafel, gaat de groep uiteen. Patiënten gaan naar hun kamer of naar buiten. De wereld in.
Het allerlaatste stadium van hun behandeling
Zo begon het ook voor Martin (48). Naar buiten voor even. Proeven van de vrijheid.
Dat hij ooit echt vrij zou zijn: niemand die het voor mogelijk hield. Martin zelf ook niet. Toen hij een paar jaar geleden in de Van Mesdag kwam, was er geen land met hem te bezeilen. Hij wilde niks. Deed niks. Schopte overal tegenaan. Een norse man die wegdook in zijn capuchon. Een rotzak. Ook voor de behandelaren.
Moet je hem nu eens zien. Hij draagt een nette zwarte trui, zijn gezicht is gladgeschoren. Hij opent met een grijns de deur van de gemeenschappelijke woonkamer waar hij en zijn huisgenoten dagelijks samen eten.
Hij woont niet meer binnen de muren van de Van Mesdag, maar in een van de vrijstaande gele huizen aan weerszijden van de kliniek. Hij deelt het huis met patiënten die net als hij echt in het allerlaatste stadium van hun behandeling verkeren. Ze hebben nog contact met de behandelaren, maar genieten veel meer vrijheid.
Over zijn delict wil Martin het niet hebben. Iets met drugs. Handel. Geen nette zaken.
Hij wil wel kwijt dat hij meer dan de helft van zijn leven ‘in het systeem’ zit. Daarmee wil hij zeggen dat hij talloze gevangenissen en klinieken van binnen heeft gezien: Nijmegen, Rotterdam, Arnhem, Groningen.
Een van de torentjes van de Van Mesdagkliniek in Groningen. Foto: Jaspar Moulijn
„Jij gaat het hier ook niet redden. Dat zeiden ze tegen mij toen ik hier kwam”, vertelt hij. In diezelfde periode overleed zijn broer. „Toen ging de knop om. Dit gaat mij niet lukken zeg je? Dat zal ik jullie weleens laten zien. Ik dacht altijd dat ik het beter wist. En dan werkt de behandeling niet. Je moet ervoor openstaan.”
Hij werkte mee met de behandelingen. Ging zijn best doen. En dat leverde resultaat op: steeds een beetje meer vrijheid.
Dat is volgens hem precies het verschil tussen de gevangenis en de kliniek. ,,In de gevangenis zit je gewoon je straf uit. Niets moet. Je hebt een kleine cel en dat is het. In de kliniek word je behandeld. Krijg je therapie. Je hebt iets om naar toe te werken. Het gaat nu goed met me. Ik zie mezelf niet voor altijd in de kliniek zitten.”
Hij werkt inmiddels drieënhalve dag per week. Hij pakt producten in, van wol tot mosterd. Werken bevalt hem goed, al was het alleen al om de club collega’s.
Ook het samenleven in het huis naast de kliniek ervaart hij als prettig. „Ik kook één keer per week voor alle bewoners”, zegt Martin. „Meestal pasta met een rode saus. Ik kan wel een beetje koken, ja.”
Wat zijn huisgenoten hebben gedaan, boeit hem niet. Daar hebben ze het niet over. „Ik zeg altijd: je zou een seriemoordenaar kunnen zijn, maar zo lang je mij niet moet hebben, maakt het mij niets uit.”
Er loopt een aanvraag voor hem om naar een begeleide woonvorm te verhuizen. Echt weg van de kliniek, niet meer op het randje. „Ik voel gezonde spanning, maar niet omdat ik denk dat ik het niet ga redden ofzo. Ik ben niet bang voor de maatschappij. Ik kan boodschappen doen, weet hoe dingen werken. Ik ben nog maar 48. Ik wil nog wat van mijn leven maken. Dat weet ik nu. Dat had ik niet gekund zonder de behandelaren hier.”
‘Hoe kun je met zulke mensen werken?’
De behandelaren houden op verjaardagen liever hun mond over hun werk bij de Van Mesdag. Dat is vanwege de reacties.
‘Die moeten ze gewoon allemaal tegen een muur zetten en afschieten.’
‘Hoe kun je met zulke mensen werken?’
‘Was dat er weer een van jullie?’
Margaretha, Sharon en Arsene lepelen de reacties zo op. „Ik zeg dat ik werk in de forensische psychologie. Anders krijg ik weer zo’n ongezouten mening”, zegt Margaretha.
Natuurlijk, ergens heeft ze begrip voor dergelijke reacties omdat tbs’ers vreselijke daden hebben begaan. Afschuwelijk als je kind, je moeder of je vader daar het slachtoffer van is.
Als therapeut in de Van Mesdag zijn zij op de hoogte van de achtergrond van de patiënten. Ze kennen hun levensverhalen. Weten waar hun wieg stond.
De band tussen behandelaar en patiënt kan voor altijd zijn. „Wij zeggen altijd dat ze welkom blijven. Ook als ze op zichzelf zijn”, zegt Margaretha. „Dat als er iets is, ze altijd mogen aanbellen.’’
En ja, zegt ze, dat is weleens gebeurd. ,,Sommige patiënten zijn net zo bang voor de maatschappij, als de maatschappij is voor hen.”
Het gaat bijna altijd goed
Elke dag gaan zestig tbs’ers met verlof in Groningen. Ze gaan naar buiten, de straat op, de stad in. Afhankelijk van hoe ver ze zijn in hun behandeling is dat verlof begeleid of onbegeleid. Ze bezoeken vrienden, drinken een kop koffie bij de bakker, ze werken, kopen sokken bij de Action. Simpele uitjes.
Alleen al in Groningen gaat het om bijna 20.000 verloven per jaar. „En het gaat vrijwel altijd goed”, zegt bestuurder Harry Beintema.
Kijk naar Fred die even naar buiten mocht. Die is gewoon teruggekomen. Op de afgesproken tijd.
Namen van patiënten in het stuk zijn gefingeerd.
De Van Mesdagkliniek zit ramvol
Het is makkelijk om tbs-patiënten te zien en te veroordelen op basis van hun misdaden, weet bestuurder Beintema. Helemaal eerlijk is dat niet. „Op een enkele uitzondering na zitten hier mensen met een hele lastige opvoedingsgeschiedenis. Ze komen uit moeilijke gezinnen, groeien op in criminaliteit, hebben gescheiden ouders, drugsproblematiek, alcoholverslavingen. Het zijn geen mensen die begonnen zijn met alle vinkjes op groen. Vaak hebben ze al bij jeugdzorg gezeten. Of zijn hun ouders al bekend bij hulpverleningsinstanties. We werken niet met de crème de la crème van de samenleving.”
Gemiddeld duurt een tbs-behandeling 9 jaar. Maar het kan veel en veel langer duren. Sommige mensen komen er nooit meer uit. Wie tbs krijgt, hoort geen einddatum. Je bent pas klaar als je klaar bent. „Wie de deur uitgaat, krijgt een hele erfenis mee. Bijvoorbeeld met een sociaal systeem, een nieuw netwerk, hobby’s, diploma’s en zonder schulden. Dat regelen we allemaal. Dat kan 5 jaar duren. Dat kan 20 jaar duren.” Binnen zijn bijvoorbeeld werkplaatsen waar de patiënten opleidingen kunnen doen, zoals een houtbewerkingslokaal.
Omdat de doorstroom niet groot is, zit de kliniek ramvol. Elke bezemkast is omgebouwd. „Er kan niemand meer bij”, zegt Beintema. „Er zitten nu nog tweehonderd mensen in de gevangenis die een tbs-behandeling horen te krijgen. Maar er is geen plek. De wachtlijsten zijn een groot probleem.”
En ook voor de patiënten die kunnen uitstromen, naar bijvoorbeeld een begeleide woonvorm, is er geen plek. „Er is in de samenleving gewoon een tekort aan allerhande woonvoorzieningen. Begeleid én onbegeleid. Het is haast moeilijker om voor hen een geschikte plek te vinden in onze maatschappij dan voor een asielzoekerscentrum. En dat wil wat zeggen in deze tijd.”
Beintema probeert met zijn collega’s andere woonvoorzieningen van de grond te krijgen. Maar vooralsnog is dat niet gelukt. „Dan loop je toch tegen opstanden en boze burgers aan. Kijk naar de Skaeve Huse in Harkstede, de plannen voor een woonvorm aan de Barkmolenstraat in Groningen, of de plannen voor een voorziening in Zuidlaren. We willen allemaal dat mensen behandeld worden, omdat het daar veiliger van wordt in de samenleving. Maar als de patiënten terug moeten, wil niemand ze in de straat hebben.”
Incidenten zoals we dit jaar hebben gezien, helpen daar niet bij. Beintema weet dat het een grote wissel op de behandelaren trekt als het misgaat. „Zij zetten zich met hart en ziel voor hun werk in. Iedereen doet ontzettend zijn best om fouten te voorkomen. Niet alleen omdat we de samenleving willen beschermen, ook omdat we weten dat als een patiënt de fout ingaat, het heel moeilijk voor ze wordt om nog een kans te krijgen.”
De bestuurder, zelf ooit begonnen als behandelaar en doorgegroeid tot directeur van de Van Mesdagkliniek, ziet niet vaak dat er fouten worden gemaakt door zijn team. Dat klinkt als een boodschap van een slager die zijn eigen vlees keurt. Is het ergens ook. „We doen alles volgens vaste procedures en strenge regels. Ik kom eigenlijk vrijwel niet tegen dat iemand iets fout heeft gedaan, alleen wel dat er iets fout is gegaan. En dat is een belangrijk verschil.”
Dagelijks gaan er 60 tbs-patiënten met verlof. In 0,03 procent van de gevallen houdt iemand zich niet aan de afspraken. „Wij voorspellen dus bijna 100 procent van de keren dat iemand de deur uitgaat, dat hij zich aan de regels houdt. En het gaat eigenlijk altijd goed. Maar daar heeft niemand het over.”
Cijfers en stappen qua behandeling
Terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging is een justitiële behandelmaatregel. De rechter legt zo’n maatregel op als er sprake is van een ernstig delict (4 jaar gevangenisstraf of langer), een psychiatrische stoornis of een verstandelijke beperking en gevaar voor herhaling. Nederland telde in 2023 1614 tbs-patiënten (1520 mannen, 94 vrouwen). Jaarlijks zijn er bijna 90.000 verlofbewegingen van tbs-gestelden.