Als hobbyboer handelt De Haan in schapen. Eigen foto
Elk wat lekkers of gainaine. Delen wat je hebt. Dat kreeg Willem de Haan als jongetje van huis uit mee en dat gaf hij door aan zijn kinderen en kleinkinderen. Als Willy Hoan was hij een bekende Pekelder. Koopman, SRV-man en aardappelventer. Hij kwam aan alle deuren en kende iedereen.
Pet op, sigaar aan en altijd aan het fluiten. Als je wilde weten waar Willy Hoan was (Gronings voor Willem de Haan) hoefde je alleen maar te luisteren. Hij floot altijd wel een liedje. En kwam je ’s zomers over de Bronsveenlaan en zat je verlegen om een praatje? Grote kans dat je Willy trof. Die, als hij vrij had, graag even voor het huis zat.
Gaat het in Oude Pekela over Willy, dan weet iedereen wie bedoeld wordt. Willy is Willy Hoan. Iedereen kende hem. Toen dochter Henrietta als wijkverpleegkundige een keer werd nageroepen. ,,Dij zustertje mag ook wel eem bie mie kommen.’’ Sprong een ander voor haar in de bres: ,,Kop dicht. Dat is Willy Hoan zien dochter.’’
Bronsveen
Of nou ja, Oude Pekela. Willy kwam van Bronsveen, een buurtschap op steenworp afstand. Aan elkaar gegroeid en met elkaar vervlochten; maar toch. De man die in Pekela tientallen jaren langs pad en weg zijn handel dreef, voelde zich diep vanbinnen nog altijd Brommelboer, zoals de inwoners van Bronsveen worden genoemd.
Maar Willy was er de man niet naar om al te eng te denken. Hij kwam aan alle deuren. ,,Hai kon de mensen stok veur stok bie veur- en achternoam. Mit elk muik hai n proatje. Joa. Dat was Willy Hoan’’, staat er dan ook boven zijn overlijdensadvertentie.
Een man die met iedereen overweg kon: welgesteld of arm, chique of roeg, gelovig of niks. Hij was een sociaal bewogen mens, indruk makend met zijn vrolijkheid, die klaarstond voor een ander.
Mensen die het om wat voor reden dan ook wat minder hadden, hielp hij waar het kon. Met groenten of aardappels, een doos boodschappen en soms ook financieel.
Komt wel goud
Hij hoorde aan en veroordeelde niet. ,,Hebben ze geen geld om te betalen? Ach, dat komt later wel. Zorg eerst maar eens dat je weer op de rails komt’’, zei de man die op 4 juni 1941 als jongste wordt geboren in een groot gezin van acht kinderen, één meisje en zeven jongens.
Het zijn harde tijden. Al jong helpt hij mee op de koudegrondkwekerij van zijn ouders. Die hebben ook narcissen. Die snijdt hij af. Als jongetje gaat hij met bossen bloemen langs de deuren. En heeft hij nog een vrije minuut, dan helpt hij de bakker met brood venten.
Het is al vroeg duidelijk. Willy heeft handelsbloed. Dat heeft hij niet van een vreemde. Ook zijn vader Elias is, naast kweker, koopman die alles koopt en verkoopt wat los en vast zit.
De Haan was een bekende verschijning, altijd met pet op en sigaar in de mond.
Z’n vader neemt hem overal mee naar toe. Alle markten gaan ze af. Zoals hij dat later ook doet met zijn broer en grote kameraad Hennie.
Naar Groningen naar de veemarkt en ouwehoeren met de joodse handelaren die de oorlog overleefden. Hij leert en spreekt hun taal, het bargoens van die tijd. Gronings doorspekt met jiddische begrippen. Ze leren hem hoe je moet handelen. Dat je altijd moet afdingen en nooit moet betalen wat er gevraagd wordt. ,,Aans bist ja nait goud kouster.’’
Van zijn vader leert hij als klein jongetje ook dat je moet delen als het je goed gaat. Elk wat lekkers of gainaine. Dat geeft Willy op zijn beurt door aan kinderen en kleinkinderen van wie hij en zijn vrouw Nannie, met wie hij 57 jaar getrouwd was, zielsveel houden.
Van een dubbeltje naar een kwartje
Willy is pas 14 als zijn vader overlijdt. De klap is groot. De jongen die als zelfstandige verder wil, moet het doen zonder zijn voorbeeld. En hij moet wachten. Pas op zijn 15e wordt hij mondig verklaard. Ondernemer Doddema staat voor de jongen garant, die zich al vroeg een motto eigen maakt: probeer van een dubbeltje een kwartje te maken.
Die anderen ook meegeeft: doe iets waar je hart ligt. Dat deed hij zelf namelijk ook. Willy werkt een jaar onder een baas bij een garage. Langer niet. Hij wil zelfstandig zijn. Als vrij man de handel in. Willy moet er op uit. Eerst met een bakfiets, een pony met wagen, paard en wagen, een volkswagenbusje en later de SRV-winkel.
Als hij op de SRV-kar een ’lange route’ rijdt, is hij van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat onderweg. Dan stopt hij altijd even bij de Feiko Clockschool in Oude Pekela, waar de oudste dochters op school zitten.
Die komen dan even bij hem in de kar en mogen een appel en een mars pakken. Het valt hem een paar keer op dat dochter Ellen van ieders twee neemt. Hij laat het gebeuren, wordt niet boos en vraagt later pas: hou zit dat? Als ze vertelt dat er bij haar een meisje in de klas zit dat nooit iets van thuis meekrijgt en niets te eten heeft, zegt hij Is wel goud!
In het najaar van 1985 besluiten Willy en Nannie de rijdende winkel van de hand te doen. Z’n rug is af van het vele werk dat hij vanaf zijn 14e deed. Maar ja, niks doen? Dat zit niet in het aard van het beestje. Willy gooit het over een andere boeg en wordt hobbyboer.
Weer kruipt het handelsbloed waar het niet gaan kan. Hij handelt in schapen, zoals hij als jongen ook wel eens deed, en paarden (hij was gek op paarden) en later ook in varkens en koeien. En hij gaat aardappels venten.
Elke werkdag, behalve woensdag, gaat hij ’s ochtends langs de deuren. Al snel is het: veur eerappels mouten ie bie Willy Hoan wezen.
Willy Hoan was dol op paarden en als een van de dochters er op school een spreekbeurt over hield kwam hij langs. Eigen foto
Oude klachten
Hij heeft er plezier in. Tot oude klachten opspelen. Willy, die elf jaar geleden al eens aan kanker is behandeld, wordt weer ziek. Begin dit jaar worden de klachten erger. Vrij snel blijkt hoe erg. Voor Willy, die de regie over zijn leven in eigen handen wil houden, is het duidelijk. Aan mijn lijf geen polonaise, geen zware kuren met een maandenlang ziekbed.
t Is goud west, zegt hij tegen Nannie en de kinderen. Toch stapt hij zelf niet uit het leven. De ziekte haalt hem in. Afgelopen zomer komt de man die altijd klaarstond voor zijn familie en anderen op 82-jarige leeftijd te overlijden.
Voor hoeveel mensen hij van betekenis was, blijkt als de familie honderden briefjes, kaartjes en berichtjes krijgt. Vaak met een persoonlijke boodschap of herinnering aan ‘een Pekelder die indruk maakte met zijn vrolijkheid en zijn omgang met vele dorpsbewoners’.
Willy en Nannie kregen vier kinderen, Karin, Ellen, Wim en Henrietta, vijf kleinkinderen en een achterkleinkind.
Tijd van Leven
portretteert in inwoners van Groningen of Drenthe die afgelopen tijd zijn overleden. Suggesties? Mail naar: tijdvanleven@dvhn.nl