Het begin van het Pekelder Hoofddiep, gezien vanaf de Pekel Aa. Er liggen nu nog 34 bruggen in het diep. Daar wordt flink in geschrapt. Foto: Huisman Media
Meer dan de helft van de bruggen over het Pekelder Hoofddiep dreigt te verdwijnen. Van de 34 blijven er 13 over. Het is niet voor het eerst dat Pekelders worstelen met hun bruggenbestand.
Het is het jaar 1969 en koning Juliana is speciaal naar Oude Pekela gereisd om te zien wat voor een bende het is in het veendorp. Met opgetrokken neus ziet ze op het Pekelder Hoofddiep het afvalwater van de industrie schuimen. Het kanaal is ranzig en stinkt ontzettend. Het is zó vervuild dat sommige schepen er niet meer op eigen kracht doorheen kunnen varen.
,,Ik heb mijn vader horen zeggen dat ze moest kokhalzen’’, zegt Gerard Brunink (75). De historicus en oud-gemeentewoordvoerder van Oude Pekela is geboren en getogen in het veendorp.
Hij is trots op de Pekela’s. Veelal worden die in één adem genoemd met armoede, maar het aangezicht van het lint is rijk, weet Brunink. Lommerrijke bomen flankeren het stille diep, dat her en der wordt onderbroken door een brug. ‘Historisch’ hout en wit in Oude Pekela. Industrieel, staal en blauw in Nieuwe en Boven Pekela. Over de sluisjes in die dorpen liggen loop- en fietsbruggetjes. Het zijn er 34 in totaal en dat over zo’n 13 kilometer.
Op het oog lijkt het fraai, maar wie de bruggen inspecteert komt (heel) veel mankementen tegen. Houtrot, roest en elektronische ophaalsystemen die stuk zijn. Pekela heeft geen geld om alle bruggen te repareren. Veel zullen op termijn verdwijnen. ,,Achterstallig onderhoud kost veel te veel geld’’, verzucht Brunink.
Diep als levensader
Het is niet voor het eerst dat de boel er krakkemikkig bijligt. De bruggen waren eeuwen geleden dan ook niet de belangrijkste infrastructuur van het dorp; dat was het diep zelf. De eerste schop voor het kanaal ging rond 1600 het hoogveen in. Doordat het water ergens naartoe kon stromen, kon turf gewonnen worden. De waterweg maakte dat het ondoordringbare moeras begaanbaar werd.
Over het kanaal werd de turf naar de stad Groningen gebracht. De trekschuiten, schepen en later pramen haalden er drek op. Een combinatie van wat tegenwoordig gft-afval wordt genoemd, maar waar ook modder en ontlasting tussen lag. Dat brachten ze naar het ontgonnen veen waar het als mest diende, schetsen de schrijvers van 400 jaar Veenkoloniën, strepen aan het water (2011).
Met het ‘bruine goud’ was veel geld te verdienen door de grote verveners. Arm, werkeloos volk pakte de schop in zijn knuisten voor een armzalige boterham. Er kwamen steeds meer arbeiders. Met het groeien van het dorp door de jaren, groeide ook de bebouwing. Omdat de huizen vooral langs het kanaal verrezen, werd het een heel lang dorp. Via wijken (zijkanalen) kon dieper het veen worden ingetrokken. Ook vond er handel plaats.
Waterweg ook belangrijk voor fabriek
In de negentiende eeuw bleek het kanaal nog van vitaal belang, hoewel het zijn langste tijd als levensader van het dorp toen al had gehad. De aardappelmeel- en strokartonfabrieken namen een enorme vlucht. De infrastructuur lag er en alle grondstoffen konden van dichtbij met de boot worden opgehaald. Aardappels kwamen van het ontgonnen land. Stro uit het naastgelegen Oldambt. Er was nog voldoende turf in de omgeving. En bovendien: het benodigde water voor de productie lag voor de deur. Business was booming.
De Camphuisbrug in Nieuwe Pekela. Veel bruggen gaan verdwijnen in de dorpen. Foto: Huisman Media
Het was een komen en gaan over het diep. Daarover lagen rond 1900 ‘slechts’ 19 bruggen, en er was een sluis. Bruggen werden door de scheepvaart als hinderlijk ervaren: ze haalden de snelheid eruit en bovendien mocht je er meestal niet gratis onderdoor. De harde werkers op het kanaal konden iedere stuiver gebruiken.
Vrachtwagens
Maar met de verdere opkomst van de fabrieken en de mechanisatie van het autoverkeer, werd de roep om meer en bredere bruggen luider, zegt Brunink. Uiteindelijk betaalde een aantal bedrijven ook mee aan nieuwe bruggen − bij hen voor de deur, uiteraard. ,,Ik gok een stuk of zeven.’’
Er ontstonden steeds meer verbindingen tussen de ene kant van het kanaal, waar vooral de middenstand huisvestte, en de landskant waar het agrarische leven plaatsvond. Rond de jaren dertig was er zelfs sprake van dat het diep mogelijk dichtgegooid zou worden, vertelde directeur Hendrik Andries Hachmer van het Veenkoloniaal Museum eerder aan deze krant. Dat gebeurde niet door − ironisch genoeg − geldgebrek. Sinds die tijd schommelde het aantal bruggen rond de dertig.
Het Pekelder Hoofddiep werd er niet mooier op. De gecombineerde afvalstromen van de fabrieken hadden het kanaal sterk vervuild. Op de bodem van het diep vond vergisting plaats. De gassen die daarbij ontstonden, kwamen bovendrijven als er een schip doorvoer.
Brandend water
,,Als kind gooiden we weleens een lucifer in het water als er een schip voorbijkwam’’, herinnert Brunink zich. ,,Die gassen vlogen dan in brand, en dan had je vuur op het water.’’ Een trucje: ,,Als je er mul zand bijgooide, dan konden de vlammen heel hoog worden’’, lacht hij. ,,Voor ons was het een soort vuurwerk, maar eigenlijk was het best gevaarlijk.’’
Er kwamen dammen te liggen in het Pekelder Hoofddiep. Daardoor was het voor een deel niet meer bevaarbaar. Huidig wethouder Jaap van Mannekes (Samen Voor Pekela), die zich nu sterk maakt voor het bevaarbaar houden van de vaarweg, was toen stratenmaker. ,,Ik moest de stenen op de dammen leggen. Verschrikkelijk vond ik dat.’’
Zijn collega-wethouder Hennie Hemmes (SP) was ook toen nauw betrokken bij het bevaarbaar houden van het diep. Hij voerde actie tegen de komst van de dammen.
Kleischepen en Juliana
De situatie in het diep was inmiddels onhoudbaar geworden. De waterweg waaraan de Pekela’s hun bestaan dankten, was verworden tot een open riool. Het stonk verschrikkelijk in het dorp. Bovendien was er veel armoede en dat zag je terug in de bebouwing. Er moest flink worden ingegrepen in de voormalige veenkolonie om die weer een beetje fatsoenlijk te maken.
Een lobby werd opgezet en toen koningin Juliana een verrassingsbezoek bracht aan Oude Pekela, mocht zij, aldus het Nieuwsblad van het Noorden, ,,het genoegen smaken’’ de rotte-eierengeur royaal te kunnen opsnuiven, want juist op dat moment passeerde een kleischip. Het gerucht ging dat het zware schip expres op dát moment ging varen. Dit wordt in het dorp breed als de waarheid omarmd.
Koningin Juliana bekijkt het vervuilde kanaal in Pekela. De lege klei-praam van steenfabriek Strating vaart hier over de schuimkoppen die door lozingswater zijn ontstaan. Foto: Collectie Veenkoloniaal Museum Veendam
Het vertrouwen was er destijds dat de koningin wel wat voor de Roegbainders kon betekenen. En zo was het. Spoedig volgde het nieuws dat de gemeenten Oude en Nieuwe Pekela bezig mochten met een herstructurering en dat het Pekelder Hoofddiep schoon en bevaarbaar moest worden.
Opknapbeurt
Daarbij werd rekening gehouden met de grote ruilverkaveling die eind jaren zeventig in gang werd gezet. Boeren wilden grotere lappen aaneengesloten grond en die effectiever bewerken met grotere machines. Daarbij hoorden ook grotere bruggen. Oude Pekela koos voor veel witte bruggen met een historisch karakter, terwijl in Nieuwe Pekela modernere bruggen kwamen. In de jaren tachtig was het project afgerond.
Was de huidige wethouder Hemmes er toen blij mee dat hij na zijn protestacties gelijk had gekregen? Nee, hij en zijn kameraden waren niet uitgenodigd mee te varen. Ze spanden daarom een ketting in het kanaal en bekogelden de opvarenden met zo’n honderd eieren.
De opknapbeurt zorgde ervoor dat de dorpen opbloeiden. Huizen en tuintjes werden netjes gemaakt, Pekelders zagen toeristen met bootjes genietend in het rond kijken en waren trots. Sociaal werd het dorp sterker. De herstructurering met de nieuwe bruggen was de steriele rijgdraad die het dorp weer bij elkaar bracht.
Pekelders vrezen dat dit met dertien resterende bruggen verdwijnt.