Aankomend archeoloog Gijs Gommans geniet van het speurwerk in Ter Apel. Foto: Harry Tielman
Rondom het Klooster in Ter Apel speuren 21 studenten al weken naar schatten in de bodem. En met succes. Onder is hen Gijs Gommans.
Gijs Gommans (23) was tot voor enkele weken nog nooit in Ter Apel geweest, laat staan bij het voormalige, in 1465 gestichte Kruisherenklooster aan de rand van het dorp. Momenteel leert hij de bodem rondom het gebouw kennen. En heel goed ook.
Eerstejaarsstudenten
Gijs is een van de 21 eerstejaarsstudenten archeologie van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) die in opdracht van het bestuur van museum Klooster Ter Apel al weken in de bodem speuren naar mogelijke restanten van bouwwerken en ander materiaal. Het bestuur wil weten wat de bodem herbergt, of er wellicht sporen van een ander, nog ouder gebouw te vinden zijn.
Op deze zonnige vrijdagochtend staat Gijs, gewapend met een troffel en een veger, in een diep gat met de naam Werkput 15, nabij de entree van het Klooster. Op de bodem zijn stukken steen zichtbaar. ,,Die zouden kunnen horen bij een gebouw dat hier vroeger wellicht stond, nog voor het Klooster hier was’’, vertelt hij. ,,Hopelijk krijgen we daar meer duidelijkheid over.’’
Coronacrisis
Gijs is afkomstig uit Meppel, waar hij op de middelbare school een grote interesse in de geschiedenis kreeg, mede dankzij z’n geschiedenisleraar. Hij besloot daarom dat vak aan de RUG te gaan studeren en beleefde er veel plezier aan. Wel doorkruiste de coronacrisis zijn studie. ,,Het grootste deel ervan deed ik online, thuis in Meppel. Daar had ik op zich geen problemen mee, het was wel efficiënt. Nee, de geschiedenisstudie ‘zit’ niet in mijn familie, mijn ouders werken in de zorg.’’
Terwijl hij zich verdiepte in de geschiedenis van de Oudheid werd zijn belangstelling gewekt voor de archeologie. Zozeer zelfs dat hij vorig jaar aan de studie van dát vak begon. ,,Ik had mijn bachelor geschiedenis, maar had wel zin in deze tweede studie. Ik ben nog jong.’’
Met de bus vanuit Groningen
Het gevolg is dat hij met zijn collega-studenten nu al enkele weken lang elke ochtend met een bus vanuit Groningen - waar hij inmiddels op kamers woont - naar Ter Apel wordt gereden, om daar als ‘schatgraver’ aan de slag te gaan. ,,We hebben heel veel geluk dat we in het eerste jaar al het geleerde in de praktijk kunnen brengen. Het verschil met de geschiedenisstudie is ook enorm: toen zat ik vooral achter de computer.’’
Elke ochtend worden na aankomst in Ter Apel de taken verdeeld. Op sommige dagen, zoals ook op deze vrijdag, houdt Gijs zich bezig met het graven. ,,Maar soms moet ik ook gevonden spullen afwassen. Eergisteren ook nog, toen waste ik een deel van wat ooit een heiligenbeeld was.’’ Dat deel ligt in een tent bij het Klooster, waarin zich nog veel meer opgedoken voorwerpen bevinden, keurig gerangschikt in bakjes.
Leuk en spannend
Dat afwassen is leuk, maar het hart van Gijs gaat toch vooral sneller kloppen van het speuren in de bodem. Dat is ook waar hij het meest enthousiast over vertelt. ,,Het is leuk en spannend om te doen. Met elke centimeter die je dieper graaft, wordt je kennis ook weer wat groter. Onze inzichten nu zijn heel anders dan toen we hier enkele weken geleden begonnen.’’
Hoe die inzichten over een week zijn, wanneer het onderzoek afloopt, kan Gijs nog niet zeggen. Zoals hij ook nog niet kan zeggen, welke maatschappelijke toekomst hij voor zich ziet. ,,Een beroep dat een combinatie van geschiedenis en archeologie in zich heeft, zou mooi zijn.’’
Wat hij wel weet is dat hij volop geniet van zijn huidig bestaan, waarin zijn dagen goed gevuld zijn. Hij werkt voor het Universiteitsmuseum, zit in de redactie van het tijdschrift verdient bij in een supermarkt in Meppel en volgt een studie die hem op deze vrijdag in een groot en diep gat in Ter Apel laat staan. Met kloppend hart, de troffel en de veger in de hand.
Linnen uit Augsburg
Gijs Gommans en de andere studenten voeren het onderzoek uit onder leiding van universitair docent Stijn Arnoldussen. Hij liet vrijdag weten dat op de locatie bij de entree van het Klooster inderdaad heel goed ooit een ander, ouder gebouw gestaan kan hebben.
Aan de andere zijde van het Klooster zijn drie grachten blootgelegd, ,,waarvan sowieso eentje stamt uit de tijd van het Kruisherenklooster. Aan die zijde hebben we ook iets blootgelegd wat heel goed de visvijver van de Kruisheren geweest kan zijn. We krijgen daar de komende week hopelijk meer duidelijkheid over en misschien later, bij eventueel vervolgonderzoek.’’
Bij het graafwerk zijn ook de meest uiteenlopende voorwerpen naar boven gehaald. Zoals een stukje lood dat ooit vastzat aan linnen. ,,Aan dat loodje kun je zien dat het linnen uit Augsburg kwam, in de periode 1400-1550. Daar werd toen veel linnen geproduceerd en dat is naar hier gekomen. Het loodje hadden de Kruisheren niet nodig en dat hebben we nu gevonden.’’