Marco Pastors, directeur Nationaal Programma Rotterdam Zuid: 'Ik maak me zorgen over hoe jullie bestuurders in Groningen het aanpakken'
Marco Pastors van Nationaal Programma Rotterdam-Zuid wordt door de landelijke politiek ten voorbeeld gehouden voor Groningen. Hij is kritisch: ,,Arme Groningers. Ik maak me zorgen dat jullie bestuurders zich meer richten op wat Den Haag verkeerd doet dan op wat ze zelf moeten veranderen. Ze azen alleen op geld terwijl het moet gaan om de jeugd.’’
De achterstand van Oost-Groningen, de noordelijke stadswijken en de Veenkoloniën staat op de landelijke politieke agenda. Volgens onderzoekers en politici zoals premier Mark Rutte is de aanpak van Rotterdam-Zuid een goed voorbeeld van hoe met extra geld en aandacht een gebied op te krikken is. Dagblad van het Noorden nam daarom een kijkje bij Marco Pastors, voormalig Leefbaar Rotterdam-politicus en nu directeur van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid.
Op het eerste gezicht een wereld van verschil: Rotterdam-Zuid tegenover Oost-Groningen en de Drents-Groningse Veenkoloniën. In Rotterdam vallen de havens en bouwkranen op, de hoge gebouwen, de metrolijn boven ons hoofd en vooral de drukte.
Wie beter kijkt ziet overeenkomsten. Straten vol kleine huurhuizen, half leegstaande winkels vol rommel naast telefoonwinkels, snackbars en zorgadviesbureaus. Ouderen die alle tijd nemen voor een wandelingetje naar de supermarkt. Een groot verschil is de huidskleur: in Rotterdam zie je vooral mensen van buitenlandse afkomst.
Op de benedenverdieping van een flatgebouw vlakbij metrostation Maashaven zetelt het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Hier spreken we Marco Pastors, die er sinds 2012 directeur is.
,,Ik denk dat de overeenkomst is tussen arme gebieden in Groningen en arme gebieden hier in Rotterdam-Zuid, dat kinderen onvoldoende goed door hun schoolcarrière komen als je het vergelijkt met kinderen in de rest van het land’’, steekt Pastors van wal. ,,Dat volwassenen veel minder aan het werk zijn, veel meer uitkeringen hebben, laag betaald werk, vaak ook een tijdelijk contract.’’
Hij beschrijft Rotterdam-Zuid: ,,Dit is een stedelijk gebied dat 120 jaar geleden nog niet bestond. In één keer uit de grond gestampt en dus ook in één keer uit de tijd geraakt. Er is heel weinig vernieuwd 100 jaar lang. Rotterdam ging zijn havens ontwikkelen. Er moesten toen arbeiders bij gezocht worden. Die werden gevonden in Zeeland en Brabant. Maar dat werk is langzaam verdwenen. En dan raken mensen hier werkloos.’’
Dat is best vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Veenkoloniën, waar ooit mensen van heinde en verre naartoe kwamen om het veen te ontginnen. Later bleef er werk in de landbouw en kwamen fabrieken zoals Philips in Stadskanaal en Akzo in Emmen.
Mensen met koopkracht trekken weg
Pastors: ,,De woningen zijn niet verder vernieuwd. Degenen die wel aan het werk blijven en zich een betere woning kunnen veroorloven, die trekken dan weg. Want ja, er is hier geen betere woning. Komt hier een woning vrij, wie wil daar dan nog wonen? Alleen maar mensen die de weg naar boven nog niet hebben gevonden. Dan zie je dat zo’n gebied langzaam achteruit gaat.’’
De latere burgemeester van Amsterdam Eberhard van der Laan was in 2008-2010 anderhalf jaar minister van Wonen, Wijken en Integratie toen het Nationaal Programma in Rotterdam begon. Pastors: ,,Hij zei ‘eigenlijk is Rotterdam-Zuid ook een krimpgebied’. Want kansrijke mensen trekken weg. De basisvoorzieningen verdwijnen ook. De winkelstraten worden steeds armer, goedkoper. Dus de mensen met koopkracht kunnen daar niks kopen. Die gaan ergens anders winkelen waardoor die ondernemers het nog moeilijker krijgen. Dat heeft gelijkenissen met een krimpgebied.’’
Maar het zijn niet alleen de woningen en de winkels. Het is ook het gebrek aan werk.
Scholen niet betrokken
,,Bij het zoeken naar een antwoord op de vraag wat daaraan te doen is, worden vaak scholen en werkgevers niet betrokken’’, merkt Pastors. ,,Dan gaat een gemeente zelf bedenken wat er aan de hand is, en in het geval van Groningen elke gemeente voor zich. De gemeentebestuurders en de gemeenteambtenaren hebben vaak niet het besef om te zeggen: ‘Ja, maar wacht eens even: wij leiden als gemeente geen mensen op, dat doen de scholen’.”
,,Dus als we willen dat mensen beter worden opgeleid, dan moeten we daarbij de scholen betrekken. En de werkgevers. In de bouw, in de zorg, en daar de vraag stellen: ‘Hoe kan het nou dat jullie je werknemers niet uit deze gebieden zelf halen? Hoe kan het dat je ze daar niet vindt en dat zoveel mensen een uitkering hebben?’’’
Een van de opvallendste voorbeelden uit Rotterdam-Zuid: alle schoolkinderen krijgen 10 uur extra les, op school. En vervolgens worden ze vanaf groep 6 van de basisschool extra gestimuleerd om een opleiding te doen richting zorg of techniek. Daarvoor hebben de werkgevers in zorg en techniek een deal gesloten: iedereen die zo’n kansrijke mbo-opleiding afmaakt, krijgt gegarandeerd een baan.
Het blijkt in praktijk te werken: de werkloosheid daalt, het opleidingsniveau stijgt; Rotterdam-Zuid wordt meer zoals de rest van de vier grote steden. Maar het herstel is broos. De coronacrisis heeft het stadsdeel hard geraakt. ,,Dit soort kwetsbare gebieden voelt de crisis het hardst en het herstel het laatst’’, zegt Pastors.
‘Wat wil je later worden’
Het scholenplan ging niet vanzelf, herinnert Pastors zich. ,,Het was het gezamenlijke antwoord op de vraag wat ervoor nodig is om onze kinderen hogere schoolresultaten te laten halen. Het is niet alleen maar die extra lestijd. Andere kinderen in Nederland gaan na de reguliere schooltijd door met hun ontwikkeling. Dan gaan ze in hun vrije tijd met hun ouders naar de sportvereniging, iets met muziek of dans of iets dergelijks doen. Als ze ergens met een bepaald vak een beetje moeite hebben, dan krijgen ze of hulp van hun ouders of echte bijles. Er wordt in die gezinnen thuis ook vaak gesproken over ‘wat wil je eigenlijk worden later’. Dan word je ook een beetje gestimuleerd. Dat is een continu proces. En dat hebben onze kinderen heel vaak niet.”
,,Dus daarom hebben de scholen gezegd: ‘Als wij nou eens elke week 10 uur extra lesgeven. In plaats van 26 uur wordt het 36 uur. Maar thuis is er ook vaak veel aan de hand, bijvoorbeeld met ontsporende oudere broers of een moeder die eigenlijk in behandeling zou moeten zijn bij de ggz. Of er zijn schulden en er komen deurwaarders. Of een buurman die de hele galerij terroriseert. Als dat allemaal aan de hand is, dan maakt het niet uit wat we op school doen. Als er thuis niks gebeurt, dan heeft het kind er nog weinig aan.”
,,Dus de zorg en hulpverlening moeten ook veel meer doen. Schuldhulp, taalhulp, wijkteamhulp, sociale wijkteams. Als de school zegt dat er misschien iets met het kind aan de hand is, dan moet die hulpverlening niet pas zes weken later zijn.’’
Maar er zijn toch te weinig docenten?
,,Nee, nee, nee. Als je naar de macrocijfers kijkt, dan zeg je Nederland heeft een lerarentekort. Niemand had het ons kwalijk genomen als we hadden gezegd, er is een lerarentekort, het lukt niet. We hebben hier de vraag gesteld, wat is er voor nodig om het wel te laten lukken? Nou, dat lukt je niet met pabo-onderwijzers, want die zijn er te weinig. Maar als we nou eens vragen aan de muziekschool en aan allerlei stichtingen die er al waren op het gebied van sport: kunnen jullie ook een klassikaal aanbod verzorgen? Dus dat je niet alleen maar één kind of vijf kinderen in een buurthuis een programma aanbiedt, maar dat je gewoon iets voor een schoolklas doet. Wij stellen altijd de vraag: ‘Hoe kan het wel?’”
,,Je hebt hier in de SKVR, de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam. Die geven nu heel veel les op onze basisschool. En die professionals vinden dat fijn, de uurtarieven zijn ook wat ruimer natuurlijk dan wanneer je gewoon 1 of 2 kinderen buiten de schooluren lesgeeft. Die doen dat dus klassikaal. En daarom krijgen al onze scholen, ondanks het lerarentekort, gewoon hun rooster vol. Ze kunnen ook nog kiezen uit de aanbieders. Dat soort dingen is overal mogelijk.”
,,Denk ook aan praktijkmensen uit het bedrijfsleven. Die weten gewoon iets van hun sector, die hebben daar een leuk verhaal bij, die kunnen leuke proefjes doen. Die kunnen zo hun uren vullen.’’
Waarom komt zoiets in Groningen niet van de grond?
Pastors heeft zich er wat in verdiept en pas was hij nog op bezoek bij de raadscommissie van de gemeente Groningen, samen met oud-SP-voorman Ron Meyer, die in Zuid-Limburg een Nationaal Programma leidt.
,,Ik maak me er echt wel een beetje zorgen over dat jullie bestuurders zich veel meer richten op wat Den Haag verkeerd doet in plaats van wat ze zelf moeten veranderen om het goed te doen’’, vindt Pastors.
Bestuurlijk zit het ook niet goed in elkaar in Groningen, vindt hij. ,,Het Nationaal Programma daar is geen gezamenlijk project van die gezamenlijke gemeentes. Er is een zak met geld naar Groningen gestuurd, veel meer geld dan wij hier ooit hebben gehad. En elke gemeente heeft dat geld meegenomen naar zijn holletje. Die zitten dat daar nu stiekem op te eten. In plaats van dat ze hebben gezegd: ‘Wat moeten wij doen, waar in deze regio, om weer een goed perspectief te creëren voor onze inwoners?’’’
Onderwijs is een heel gevoelig punt
„Ik dacht: die arme Groningers! Waar gaat het om? Kinderen betere schoolprestaties, volwassenen meer aan het werk. Dat is belangrijk. De basis van je leven. Maar als de gemeente in zijn eentje aan de slag gaat, dan kom je vaak op zo’n bruggetje, een fietspaadje of een speeltuintje. Als de gemeente dan met bewoners gaat praten, dan zijn mensen hartstikke aardig. Dat is best wel leuk zo’n bruggetje, zeggen ze dan. Maar voordat een bewoner met zijn vuist op tafel slaat en zegt van: ‘Waarom halen kinderen hier op school veel lagere schoolprestaties dan in de rest van Nederland? Kunnen we niet eens wat aan het onderwijs doen?’ Dat is een heel gevoelig punt.‘’