Deze mensen stonden in het hart van de nationale crisis in Ter Apel. Toen Klaas een dekentje optilde en die kinderen zag, wist hij: dieper kunnen we niet zinken
Ze stonden deze zomer in het hart van de nationale crisis. Medewerkers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Ter Apel. Hoe hielden ze het vol, tussen het leed dat zich aan de poort voltrok, onder het vergrootglas van het hele land?
‘Jezelf in de spiegel aankijken en weten dat je er alles aan hebt gedaan’
Klaas Bonnema (39) uit Loppersum, locatiemanager pol en col van het COA
De drie kinderen sliepen in het gras onder een dekentje. Klaas Bonnema dacht dat hij het absolute dieptepunt in zijn werkzame leven al had bereikt toen hij drie weken daarvoor door een hek heen flesjes stond uit te delen. ,,Door een hék!”
Maar toen hij zo’n dekentje optilde en die kinderen zag, wist hij: dieper kunnen we niet zinken. ,,Toch heb ik daarna nog wel een paar keer gedacht dat het niet erger kon. Het gíng maar door. Alsof er geen grenzen waren. Wij dachten dat we allang op de noodknop hadden gedrukt: dit kan zo niet langer, dit moet stoppen, wij gaan over de kop.”
Locatiemanager Klaas Bonnema van het COA komt uit Loppersum en identificeert zichzelf als een echte Noord-Groninger. Reageert meestal koel. ,,Dingen raken mij wel, maar ik laat het niet zo snel merken.”
Terugblikkend op de crisis in Ter Apel voelt hij hoeveel het hem heeft gedaan. Je hoort het ook aan een trilling in zijn stem. Na al het leed dat hij heeft gezien is dat eigenlijk voor niemand verrassend, behalve dan misschien voor hemzelf.
,,Ergens voelt het verkeerd. Want ik zie alleen het leed hè, het wordt mij niet aangedaan. Maar ik heb wel de emotie ervan. Ik vind dat niet gepast. Maar het zit er.’‘
Bonnema is locatiemanager van de pol (procesopvanglocatie) en col (centrale ontvangstlocatie) van het COA in Ter Apel. In de pol verblijven asielzoekers die de in de asielprocedure zitten en voor gehoren bij de IND moeten zijn. In de col verblijven, normaal gesproken, de mensen die zich net hebben gemeld bij de IND en daar in een paar dagen de eerstvolgende stappen van de aanmeldprocedure doorlopen.
Beide locaties zitten constant vol en er was maandenlang onvoldoende (crisis)noodopvang waardoor nieuw aangekomen asielzoekers steeds weer voor de hekken van het COA in Ter Apel stonden. En uiteindelijk sliepen.
,,Buitenstaanders hebben het altijd over de zomer, maar bij ons begon het met covid en duurt het door tot op de dag van vandaag. Ik ben locatiemanager maar ik voel me al anderhalf jaar crisismanager.”
Leiding over de col kreeg Bonnema er in de zomer bij omdat een collega uitviel. En die collega was niet de enige.
,,Weet je wat een van de moeilijkste dingen voor een COA-medewerker is? Weggestuurd worden. Hoe vaak we niet tegen elkaar hebben gezegd: je moet naar huis. Je kunt hier nog tien uur blijven, nog twaalf uur, maar de situatie verandert niet en jij gaat eraan onderdoor. Je gevoel zegt: ik ga niet naar huis als die mensen hier nog liggen, als mijn collega’s daar nog staan.”
Hij herinnert zich een van de vele avonden waarop ze almaar aan het puzzelen waren. Die moet daarheen, die daarheen, het kan zijn dat er nog een bus arriveert en mogelijk nog een crisislocatie beschikbaar komt. ‘Misschien komt er nog wat’, hoorden ze zo vaak. Meestal aan het einde van de dag. ,,Mijn collega zei: ‘Het wordt weer laat, het lijkt me verstandig dat jij naar huis gaat.’ Ik stapte in mijn auto, reed hier voorlangs, keek opzij naar al die mensen en keerde om. Dan stap je weer binnen, wordt er wat gelachen, iemand zegt: ‘Zal ik maar pizza bestellen dan?’, en is het goed.”
Daar zit de veerkracht, zegt Bonnema, in het team. ,,COA-medewerkers hebben allemaal een soort twinkeling in de ogen. Je doet dit werk met een gevoel, met hart voor de bewoner, je wilt van betekenis zijn.”
Het is ook een valkuil. Niet iedereen houdt dat vol. Continu doorgaan. Continu aanstaan. Bereikbaarheidsdiensten waarin je tachtig keer wordt gebeld. ,,We hebben weleens gekscherend tegen elkaar gezegd dat als het zo doorgaat we samen wel een bungalow hier in de buurt kunnen huren want dan hoeven we thuis niet meer aan te komen.”
Zelf heeft hij die spanning ook gevoeld. ,,Je kinderen die je telefoon verstoppen. Dat soort dingen. Daar word je wel klein van hoor.”
Maar het is ook een eigen keuze. ,,Je wilt aanstaan, verantwoordelijk zijn, je laat collega’s niet in de steek, laat bewoners niet in de steek. Dat is wie je bent. Dat is wie wij als organisatie zijn. Dat is onze kracht. Daarom kwam het ook extra hard aan dat het niet meer lukte. Heel pijnlijk.”
Meer dan tweehonderd mensen en ruimte voor veertig
Om zijn team overeind te houden, stond Bonnema als het even kon zelfs bij het hek, naast zijn medewerkers. Of ging hij het liefst zélf naar buiten om een selectie te maken van de meest kwetsbaren, zoals op die dag dat hij het dekentje optilde.
,,Er waren meer dan tweehonderd mensen en we hadden ruimte voor veertig. Je weet dat als je de poort opendoet, je de veertig sterkste binnenkrijgt. Je wilt de meest kwetsbare, dus je gaat naar buiten en je begint met de jongsten. Maar als ze weten dat je er bent, word je omringd door een hele horde mensen. En als je bij de veertigste omkijkt zie je er nog veertig van wie je denkt: die had ik ook wel mee willen nemen.”
,,Nou, dat dus.”
Bonnema valt even stil.
,,En toen viel de hele wereld over ons heen.”
De berichtgeving over de asielcrisis, de reacties van de samenleving, de meningen op sociale media. Alles was alleen maar negatief, zo voelde dat voor de COA-medewerkers, alsof ze niet genoeg deden. ,,Dat heeft geraakt. Dat heeft geknakt. Dan ben je de hele dag keihard aan het werk, kom je thuis, kijkt op nu.nl of slaat de krant open en dan denk je: nou, dat wordt niet gezien.”
Hij herinnert zich hoe het halve team een keer in tranen was vanwege die beeldvorming. ‘Kan het niet anders?’, vroegen ze. ‘Wij herkennen dit niet.’
,,Ik snap wel dat de omstandigheden slecht waren, en dat het allemaal anders had gemoeten. Maar die macht hadden wij niet en we kregen wel de bagger over ons heen. De mensen die de macht wel hadden gaven niet thuis.”
Zij hebben gedaan wat ze konden. Dat is waar het uiteindelijk om draait. ,,Dat je jezelf aan het einde van de dag in de spiegel aan kunt kijken en weet dat je er alles aan hebt gedaan. Dat heb ik elke dag gekund. Als dat zo is, heb ik van huis uit meegekregen, doe je niet zoveel verkeerd.’‘
De mens blijven zien
In de chaos van de crisis, waar zoveel niet meer ging zoals zou moeten, zat de betekenis steeds meer in de marge, in de soms kleine dingen die je nog wel kunt doen. ,,Dat moet je blijven zien, anders kun je beter stoppen.”
Hij vertelt over de vrouw met twee kindjes, alleenstaand, midden in de chaos van de sporthal van het COA die als opvanglocatie diende. Als het ene kind sliep, was het andere aan het rondrennen. Ze was uitgeput, kapot. ,,Zij raakte me. Dat is gek, je ziet op een dag twintig, dertig dingen voorbijkomen en dan is er een dat je raakt. Medewerkers wezen me op haar en zeiden: we gaan een plekje voor haar regelen. Dat vind ik mooi. Eigenlijk kon het niet, ze was niet geregistreerd, er was geen plek, er waren allemaal mitsen en maren. Maar dan toch doen, omdat je de mens blijft zien.”
Naast dat soort heftige momenten, naast de dieptepunten, naast de zaken die hij niet met iedereen kan delen, zijn het ook juist de mooie dingen die hem zijn bijgebleven. Wat ze gedaan hebben om het draaglijk en menselijk te houden. Dat Stichting de Vrolijkheid langskomt, een stoelendans of stoepkrijten organiseert en dat de kinderen dan blij zijn.
,,Dat vind ik mooi. En dat staat niet in de krant.”
Natuurlijk herinnert hij zich het leed. Voelt hij nog hoe ontzettend boos hij was toen er een tentenkamp op de parkeerplaats kwam. Hoe hij zich heeft verzet tegen het gebruik van de sporthal als opvanglocatie. ,,Dat weet ik allemaal nog wel. Maar dat brengt me niks. Dat is geweest. Wat me echt bijblijft zijn die mooie momenten. Alles wat we wel hebben gedaan.”
In de zomer wist hij het niet altijd zeker. Met wat voor gevoel hij hierop terug zou kijken. ,,Ik ben altijd heel trots geweest op hoe we het in 2015 hebben gedaan, in de Syrië-crisis. Of dat nu weer zo zou zijn, daar twijfelde ik in de zomer weleens aan. Nu voel ik dat het wel zo is. Ik ben heel erg trots op hoe we het hebben gedaan met elkaar.”
‘Geloven in je werk en dat zo goed mogelijk doen’
Marloes Rotensen (36) uit Meppel, hoor- en beslismedewerker IND
,,Je rijdt er elke dag naartoe en denkt: wat zal ik nu weer aantreffen voor de poort? Wat ik zag kende ik van de verhalen die ik tijdens interviews hoor over vluchtelingenkampen in Griekenland. In Nederland? Hoe kán het?”
Marloes Rotensen heeft het als hoor- en beslismedewerker van de IND al langer heel druk. De dienst kan het aantal asielaanvragen niet meer bijbenen door een tekort aan personeel en wet- en regelgeving die steeds complexer wordt. En dan neemt de asielstroom ook nog toe. ,,Deze zomer werd die druk visueel. Je ziet mensen letterlijk voor de poort staan en denkt: hoe gaan we dit oplossen?’‘
Haar dagelijkse werk staat op afstand van de chaos van de opvangcrisis. Zij neemt interviews af met asielzoekers en beslist daarna of iemand mag blijven of niet. Zo’n ‘gehoor’ zou in theorie een paar weken na aankomst in Nederland moeten plaatsvinden, maar in de vastgelopen asielketen kan dat maanden duren.
,,Vaak merk ik bij mensen wel de frustratie van het lange wachten. Ik kan dat niet wegnemen. Het enige dat ik kan doen is mijn werk zo goed mogelijk doen, en daarbij aandacht hebben voor de mens.’‘
Dat is wat haar staande houdt, ook als de boel om haar heen in elkaar stort, zoals in de zomer gebeurde. ,,Ik geloof in mijn werk. Ik heb daar een passie voor. Asielzoekers hebben recht op een goed en eerlijk gehoor. En duidelijkheid.”
Als ze de mensen voor de poort ziet staan weet ze: eigenlijk is het niet te bolwerken. Er liggen nu al zo veel aanvragen te wachten. ,,Wat heel belangrijk is, is dat je onder de druk niet onverschillig wordt. Dat je blijft kijken naar specifieke casussen, verschil kunt maken.”
Natuurlijk doet het wat met je als je mensen daadwerkelijk op straat ziet liggen. Als je werkt in een veiligheidsrisicogebied, als er door de alom gevoelde frustratie vaker incidenten plaatsvinden zoals de man met de slagboom van laatst, die ook voor de auto van Rotensen stond.
,,De werkdruk is al eerder toegenomen. Deze zomer was het meer de emotionele belasting die erbij kwam. Dat moet je van je af kunnen zetten. Zoals we ook alle ellende die we horen in de interviews weer van ons afzetten en elke keer met een schone lei beginnen.”
‘Voor gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en solidariteit’
Alvin Hasken (35) uit Utrecht, locatiemanager aanmeldcentrum IND
,,We gaan het niet redden vanavond.”
Alvin Hasken, locatiemanager van het aanmeldcentrum in Ter Apel van de IND, weet nog hoe machteloos hij zich voelde toen die conclusie voor het eerst werd getrokken. ,,We moesten mensen, met pijn in het hart, laten uitstromen naar het grasveld. Het COA zat vol, onze wachtruimtes zaten vol, er was geen crisisnoodopvang. Echt aangrijpend.”
Als IND-manager werkte hij hard om het probleem op de kaart te zetten in Den Haag, hij was constant aan het overleggen met de andere ‘ketenpartners’: COA, vreemdelingenpolitie AVIM, de Dienst Terugkeer & Vertrek. ,,Je doet er alles aan om te voorkomen dat je mensen weg moet sturen. Iedereen werkt keihard. Toch lukt het niet.”
Druk is het bij de IND al veel langer, er zijn lange wachttijden door achterstanden in de asielprocedures. De opvangcrisis, waar vooral het COA mee worstelt, kwam in mei voor het eerst binnen bij de IND, toen het verzoek kwam of er mensen in de wachtruimtes van het aanmeldcentrum konden overnachten. ,,Dat raakt je enorm. Het zijn geen ruimtes om de nacht door te brengen. Het zijn stoelen, zoals bij de dokter of de tandarts.”
Voor Hasken is werken bij de IND een missie: hij gelooft in het vluchtelingenverdrag, gelooft dat je vluchtelingen tijdelijk of voor langere duur bescherming moet bieden. ,,Het draait voor mij om gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en solidariteit. Een mens is een mens. Niemand vlucht zomaar. Dat is het houvast dat mij op de been houdt als het moeilijk wordt. Die innerlijke overtuiging.”
Die wachtruimtes bleven maandenlang in gebruik voor de nachten. Het buitenslapen op het grasveld is sinds september voorbij, maar druk is het nog steeds en pas sinds eind november slapen er geen mensen meer in de wachtruimtes. ,,Het heeft lang geduurd. Zó lang dat ik ervan ben geschrokken.”
Toch is het voor Hasken behalve een heftige en turbulente tijd ook een mooie tijd geweest. ,,Hoe je het met elkaar doet. De kleine overwinningen: dat er nooit kwetsbare mensen of gezinnen ‘s nachts buiten hebben geslapen. Hoe we half september in één weekend afscheid namen van het grasveld, hoe we dat met alle partners hebben geregeld. Dat zijn ook fantastische dingen om mee te maken.”
‘Knop om en er het beste van maken’
Henriëtte Kuiper (30) uit Vlagtwedde, medewerker opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen
,,Kinderen in de wachtruimte laten zitten om daar de nacht door te brengen. Dat is een dieptepunt. Dan denk je wel even: o, hebben we dit punt bereikt?”
Henriëtte Kuiper werkt sinds een jaar bij de opvang voor alleenstaande minderjarigen van het COA in Ter Apel. Ze is niet anders gewend dan dat het druk en hectisch is. Ze past zich aan, zoals al haar collega’s doen.
,,Ook als kinderen in de wachtruimte van het aanmeldcentrum slapen, moet je daar weer mee omgaan. Je bedenkt een systeem, zoekt ze op. Blijft met ze praten.”
Al zitten er tussen de 200 en 300 kinderen in de amv-locatie waar begeleiding is voor maximaal 55. Al verschijnen er inspectierapporten die stellen dat het zo niet langer kan. Al schets de Kinderombudsvrouw een dramatisch beeld waar medewerkers zich niet in herkennen. De motivatie van Kuiper en haar collega’s blijft overeind.
,,Dat komt door de doelgroep: kinderen zonder ouders. Je blijft je inzetten omdat je weet voor wie je het doet. Dat is de brandstof waarop je werkt.”
Kuiper groeide op bij het asielzoekerscentrum in Vlagtwedde. Speelde altijd met de kinderen daar. ,,Dat was hartstikke leuk. Ze waren tevreden met niks, een plastic zakje aan hun fietsstuur.”
Nu weet ze hoe belangrijk het is om kinderen te laten merken dat je er bent. En hoe moeilijk dat is in extreme drukte. ,,Wat je nog kunt doen is heel even je momentjes pakken, net even een praatje maken.”
Natuurlijk is dat zorgelijk. Niet alleen voor die kinderen, ook voor de hele maatschappij en voor de gemeenten die ondanks alle oproepen geen locaties regelden voor minderjarigen. ,,Je investeert niet meer in toekomstige burgers.”
,,Triest”, vindt ze. ,,Heel jammer.” Toch is ze er het type niet naar om er lang bij stil staan en zal ze het zich zeker niet persoonlijk aantrekken. ,,Dat is Groningse nuchterheid denk ik. Knop om en er het beste van maken.”
‘Blijven lachen met je collega’s’
Faduma Yussuf (37) uit Emmen, senior medewerker aanmeldproces bij de IND
Hoe de mensen daar lagen in het gras. Te slapen onder witte dekens. Niet bewegend. ,,Dat is een hele rare gewaarwording”, zegt Faduma Yussuf. ,,Dat je dát ziet als je ‘s ochtends naar je werk rijdt.”
Yussuf werkt in de start van het aanmeldproces bij de IND in Ter Apel. Zij en haar collega’s zijn de eerste medewerkers met wie asielzoekers in Nederland contact hebben. ,,Mensen zijn meestal blij om ons te zien, om contact te hebben met de IND.”
Waar ze in het werk vooral last van had is dat het chaotisch werd. ,, Ik noem ons altijd een geoliede machine. We zijn gewend aan dynamiek, geen dag is hetzelfde. Maar nu waren we het overzicht kwijt, de bakens waren weg.”
Toch is dat ook de kracht van Ter Apel, zegt Yussuf. Wat er ook gebeurt, je doet het gewoon. Mensen die slapen in de wachtruimtes? Je regelt dekens, je regelt van alles.
,,Dat is hoe je het volhoudt. Met je collega’s. Hoe we het samen doen. Ondanks de drukte hadden we teammiddagen. Je denkt dat het niet nodig is, maar praten lucht wel op. We hebben ook gewoon veel gelachen. Je moet kunnen relativeren, niet alleen praten over werk. Ik heb heel leuke collega’s. Je let op elkaar, kent elkaar, dat heel belangrijk.”
Wat ook hielp, zegt Yussuf, is dat de koning langskwam om medewerkers een hart onder de riem te steken. ,,Hij nam echt de tijd. En hij ging naar buiten, het grasveld op. Voor de mensen daar was hij een soort celebrity. Heel bijzonder.”
‘Gelukkig kan ik thuis goed ventileren’
Tamara de Vries (25) uit Emmen, casemanager van de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) van het COA in Ter Apel
‘Wat daar gebeurt is toch niet normaal?’, zeiden buitenstaanders tegen Tamara de Vries, als ze wisten dat ze voor het COA in Ter Apel werkt.
,,Nee”, zei ze dan. ,,Het is ook niet normaal. Maar hoe moeten we het anders doen?”
Buitenstaanders zien alleen het nieuws. Die zien niet wat De Vries wel zag: hoe hard er door haar collega’s werd gewerkt. ,,Het werd zo geschetst alsof wij de boosdoeners waren dat er mensen op dat grasveld sliepen. Dat was niet eerlijk. Bij ons deden ze met man en macht wat ze konden en de gemeenten leverden geen azc’s. Dat stak mij het meeste.”
De Vries stond zelf niet midden in de hectiek. Ze werkt op de vrijheidsbeperkende locatie (vbl) voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Haar dagelijks werk ging deze zomer redelijk gewoon door, behalve dat na de sluiting van de omstreden paviljoens op het NAVO-terrein in april de nachtopvang van het COA bij de vbl werd gevestigd.
Een nachtopvang voor 160 mensen, die altijd vol zat. In het begin gaf dat wat onrust, omdat nieuwkomers bijvoorbeeld gebruik maakten van de wasruimtes van de vbl. ,,Het leverde ook mooie dingen op. Bewoners van de vbl die helpen schoonmaken in de nachtopvang, of nieuwkomers wegwijs maken.”
De Vries reed elke dag langs het grasveld waar de mensen buiten sliepen. ,,Het was moeilijk om dat zo te zien. In een land als Nederland. Gelukkig kan ik dat in mijn team, maar ook thuis goed ventileren. Mijn vriend werkt in een soortgelijk werkveld als ik.”
Praten is belangrijk voor de veerkracht van De Vries. Praten hielp ook om het soms scheve beeld van de buitenstaanders bij te stellen. ,,Als je vertelt hoe het werkelijk zit, hoe hard mensen werken, hoe zeer ze hun best doen, dan is er ook wel meer begrip.”