Ben Westerink met op de achtergrond de wierde Adorp.
Foto: Peter Wassing
Oud-hoogleraar neurowetenschappen Ben Westerink (76) schreef een boek over zijn geliefde wierdenlandschap.
Westerink woont sinds 1986 in Adorp dat – jawel – op een wierde is gebouwd. Het huis staat dicht bij de plek waar archeologen vorig jaar een schat aan oude voorwerpen uit de aarde haalden die vertellen over een verleden dat teruggaat tot de vroege ijzertijd (600 voor Christus). De woning staat aan de rand van het afgegraven deel van de oude woonheuvel. ,,Eigenlijk woon ik pal naast de oude Hunze’’,, legt hij uit. Hij wijst naar een stroompje dat een minder in de Groningse historie geschoold persoon wellicht als sloot zou omschrijven. ,,Maar dat is het Selwerderdiepje, het restant van de oorspronkelijke loop van de Hunze.’’
‘De eerste wierdebewoners waren Chauken en Friezen’
Op een tafel ligt een kloek boek met de titel Wierdenlandschap. ,,Ik zei tegen de uitgever: ‘daar heb ik minstens een jaar voor nodig’.’’ Hij grinnikt. ,,Dat is zes jaar geleden.’’
In de jaren tachtig groeide zijn fascinatie voor de woonheuvels die de oorspronkelijke bewoners beschermden tegen het opkomende water en die zo karakteristiek zijn voor Groningen en Friesland. ,,Ik was destijds bezig met een inventarisatie van wilde planten in West-Groningen. Ik zag de samenhang in het landschap, de relatie tussen de bodem en de vegetatie. De geschiedenis van het landschap begint in de bodem. Het bijzondere van dit landschap is dat het vanaf het allereerste begin cultuurlandschap was. Ongeveer twee- tot drieduizend jaar geleden namen boeren het in bezit. Het landschap is dus relatief jong. In Drenthe was dit honderdduizend jaar geleden. Daar woonden ooit Neanderthalers. Dat scheelt toch even. ’’
Ben Westerink met een aardewerken potje uit de eerste eeuw voor Christus.
Foto: Peter Wassing
De eerste wierdenbewoners waren Chauken en Friezen, waarbij de eersten zich grofweg in het gebied ten oosten van de Eems vestigden. Om zich te wapenen tegen het opkomende water verhoogden ze hun erf met zoden en slib totdat de woonheuvels bij de aanstormende zee boven water uitstaken. ,,De eerste bewoningsgolf vestigde zich op wierden als Wierum, Englum en Ezinge. Dit waren allemaal Friezen.’’
Vertrek oorspronkelijke wierdebewoners een groot mysterie
Droge voeten, uitzicht op zee, lekker in de buitenlucht. Kon minder. ,,Maar in de derde eeuw na Christus vertrekken bijna alle bewoners. Waarom?’’ Hij haalt zijn schouders op. ,,We weten het simpelweg niet. Een eeuw lang is het landschap volkomen verlaten. Dan komen de Angelsaksen uit Noord-Duitsland en vestigen zich in Groningen en Friesland. Een deel trekt ook door naar Engeland. Op een enkele wierde, zoals in Ezinge, wonen nog wat families die deel uitmaken van de oorspronkelijke bewoners.’’
Een mysterie dus waar historici en archeologen niet zo makkelijk een antwoord op vinden. Een bijna even groot raadsel is waarom de woonheuvels in Groningen wierde heten, terwijl de Friezen ze terp noemen. De omschrijving ‘wierde’ is ouder en betekent ‘verhoogde woonplek’. Met ‘terp’, wordt een ‘verhoogd dorp’ aangeduid.
Hoe zit dat nu? Hier is wél een antwoord op. ,,Ook in Friesland werden de woonheuvels lang wierde genoemd. Dat zie je terug in plaatsnamen als Leeuwarden en Bolsward.’’ Hij schrijft: ‘De familienaam Terpstra is weliswaar kenmerkend voor Friesland, maar de Wiersma’s zijn daar evenzeer welkom. Groningers daarentegen hebben een voorkeur voor de familienaam Wieringa. Helemaal beginselvast zijn de Groningers overigens niet wat hun voorkeur voor het woord wierde betreft. Zo woont men op de wierden Winsum, Ezinge en Godlinze onbekommerd aan de Terpstraat of Terpweg en heet de dorpskrant van Warffum Op de Terp.’’
Kortom: we doen maar wat.
Presentatie Wierdenlandschap
Het boek Wierdenlandschap (uitgeverij Noordboek) wordt vrijdag 14 oktober gepresenteerd in museum Wierdenland in Ezinge. Reint Wobbes houdt een inleiding.
Groningen telde ooit zevenhonderd dorps- en huiswierden. ,,Een huiswierde beslaat ongeveer een halve hectare, een dorpswierde heeft een omvang die begint bij vijf hectare. Grofweg kun je zeggen dat van de dorpswierden ongeveer de helft is verdwenen.’’ Een groot deel werd in de jaren dertig van de vorige eeuw afgegraven, omdat de vruchtbare bodem voor een niet onaanzienlijk bedrag kon worden verkocht om onder meer de Drentse zandgronden te verrijken.
De archeologische vondsten van Ben Westerink met in het midden een stenen afbeelding van Koning Willem III.
Foto: Peter Wassing
Met de komst van dijken – rond 1200 na Christus – verliezen de wierden hun functie. ,,Niet dat de problemen dan voorbij zijn. Door de dijken komt het water veel hoger opzetten met alle gevolgen van dien. Dat zie je als tijdens de Kerstvloed in 1717 de dijken doorbreken. In Leens stond het water tot aan de drempel van de kerk waar de bevolking zat. Niks aan de hand dus. Maar de wierde van Spijk lag anderhalf meter lager en werd dus volledig overspoeld. Alleen de kerk stond nog overeind. Tot twee keer toe moest Spijk worden herbouwd.’’
‘Je kijkt drieduizend jaar terug in de tijd’
Onvermoeibaar en grondig blijft hij informatie over het landschap verzamelen. ,,Wanneer ze een sloot afgraven of verbreden mogen ze me altijd bellen.’’ Hij toont een foto van een afgraving in Winsum. ,,Deze is genomen tijdens de aanleg van een sportcomplex.’’ Alsof een reus zijn schop in de Groningse klei stak, zo kaarsrecht is het afgegraven deel. ,,De sloot stond vol bewoningssporen. Je kijkt gewoon drieduizend jaar terug in de tijd.’’
Overigens, de auteur vermoedt dat hij tijdens het onderzoek voor zijn boek het oudste stukje dijk van Groningen heeft ontdekt. ,,Ik heb nogal wat afgefietst. In de omgeving van Leens en Ulrum vind je veel bolvormige akkers. Op den duur zag ik ten noorden van Nijenklooster een akker die juist heel langgerekt was. En die lag precies in de lijn van de oude dijken die wél in kaart waren gebracht. Dat stukje – het stamt uit de twaalfde eeuw – waren ze blijkbaar vergeten.’’ Hij glimlacht. ,,Een toevalsvondst!’’