Kamplaan 8 in Groningen, voor de Tweede Wereldoorlog. Het voorste deel van de 2-onder-1-kap woning is nummer 8.
De erfgenaam van een in de Tweede Wereldoorlog geroofde Joodse woning heeft een schadeclaim van ruim drie ton ingediend bij de gemeente Groningen vanwege ‘de ellende die het gevoerde huisvestingsbeleid van de gemeente aan de familie heeft berokkend’.
De kleinzoon van de toenmalige eigenaren, Hubert van Blankenstein, verwijt het de gemeente dat zijn ouders na de oorlog niet in de inmiddels verhuurde villa konden gaan wonen en hun bezit uiteindelijk voor een te laag bedrag moesten verkopen. Nota bene aan de gemeente zelf, die het pand aanschafte als burgemeesterswoning voor Jan Tuin.
Geroofd door de Duitse bezetter
Dat meldt het journalistieke platform Pointer van KRO/NCRV, dat al langer onderzoek doet naar geroofd Joods vastgoed. Het gaat om een woning aan de Kamplaan 8 in de wijk Helpman, die sinds 1934 in het bezit was van het Joodse echtpaar Serphos-Menko. In 1941 werd het pand geroofd door de Duitse bezetter. De enige uit het gezin die de oorlog overleefde was dochter Jeanette Serphos, de moeder van Van Blankenstein.
Niet terug in eigen huis
Na de oorlog werd de woning aan de Kamplaan teruggevorderd van de man die het pand kocht van de Duitsers en onder bewind van het Nederlands Beheersinstituut in 1946 verhuurd aan een hoge ambtenaar Gerard Comello. Mede door de huurbescherming waarop deze Comello zich baseerde, konden Jeanette Serphos en haar man Tobias van Blankenstein niet terugkeren in hun woning. Ook niet toen zij via rechtsherstel in 1951 het eigendom van de woning terugkregen.
,,Mijn vader heeft herhaaldelijk geprobeerd de woonvergunning terug te krijgen’’, zegt Hubert van Blankenstein. ,,Ik begrijp nog dat rechtsherstel tijd vergde, want men moest wachten op de verklaring van het Rode Kruis dat mijn grootmoeder inderdaad in Auschwitz was vermoord. Maar mijn gezin had toch in ieder geval voorrang moeten krijgen bij de bewoning van ons eigen huis.’’
Volgens de toen geldende regels van woningtoewijzing had Comello als rijksinspecteur voor het brandwezen echter voorrang op anderen. Zelfs op de eigenaren van de woning, de familie Van Blankenstein-Serphos.
Burgemeesterswoning
In 1951 had de nieuwe burgemeester Jan Tuin, die nog in Hoogezand woonde, zijn oog laten vallen op de villa in Groningen-Zuid. Hij nam de huur over van Comello, volgens Van Blankenstein zonder dat zijn ouders daarmee instemden. ,,Toen de burgemeester er eenmaal in zat wisten mijn ouders zeker dat ze het recht om er te wonen nooit zouden krijgen. Dus hebben ze het verkocht. Niet op de vrije markt, want het huis was verhuurd, maar aan de gemeente.’’
De gemeente Groningen betaalde 30.000 gulden voor de woning. Het gaat om een 2-onder-1-kap woning. De andere helft daarvan, precies even groot, werd een jaar later verkocht voor 40.000 gulden. Op het bedrag dat de ouders van Van Blankenstein toen te weinig kregen, verrekend naar de huidige tijd, is het bedrag van de schadeclaim gebaseerd. Bovendien zou de gemeente nog een huurschuld hebben.
Onderzoeksrapport Lege Plekken ‘onjuist’
De reden dat Van Blankenstein juist nu deze schadeclaim indient, is het onderzoek dat de gemeente Groningen vorig jaar zelf instelde naar de behandeling van Joods vastgoed. In het daaruit voortvloeiende rapport wordt ook de Kamplaan 8 genoemd. De onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen beschrijven wel dat de eigenaren problemen hadden met de regels van woningtoewijzing van de gemeente, maar gaan verder niet op de zaak in.
,,Er stonden maar een paar regels in en die zijn volkomen onjuist’‘, zegt Van Blankenstein. ,,Dat schokte me.’‘ Hij schreef een brief aan de gemeente, over de geschiedenis van ‘het huis waar zijn wieg niet mocht staan’. Hij kreeg uitvoerig antwoord, maar nog steeds trekken de onderzoekers volgens hem verkeerde conclusies. Zo stellen zij dat het ‘onwaarschijnlijk is dat Jan Tuin in juni 1952 op eigen gezag en zonder instemming van de eigenaren Kamplaan 8 is gaan bewonen’.
‘Na de hel waar ze doorheen waren gegaan’
,,De suggestie wordt zo gewekt dat het in orde was hoe het na de oorlog ging met het huis van mijn familie. Dat is niet zo. Het was schandalig. Mijn ouders wilden graag terug naar hun eigen huis, na de hel waar ze doorheen waren gegaan. Als burgemeester hoor je dan te zeggen: dat begrijp ik.’’
De gemeente Groningen laat weten nog niet inhoudelijk te kunnen reageren op de claim omdat er eerst met de onderzoekers opnieuw ‘zorgvuldig wordt gekeken’ naar het adres.