De band Doe Maar scoorde hit na hit en was mateloos populair. Frontman Henny Vrienten vraagt zich af waar dat succes vandaan komt. Erik Scherder, hoogleraar neuropsychologie, legt uit hoe muziek in je hersenen werkt en waarom sommige deuntjes blijven hangen.
Vrienten heeft de gave om hits te componeren. Waaronder nummers als 3. De frontman is behalve zanger ook componist, basgitarist, gitarist en pianist. Met Boudewijn de Groot en George Kooymans vormt hij sinds 2016 het trio Vreemde Kostgangers, waarmee hij begin volgend jaar weer speelt. Daarna gaat hij met de ‘Doe Maars’ (zoals Vrienten Doe Maar steevast noemt) op tournee langs de kleine zalen. Erik Scherder schreef onder meer , over de invloed van muziek op onze hersenen. Hij is een regelmatige tafelgast in De Wereld Draait Door. Op de inspiratie die voor Henny Vrienten zo natuurlijk lijkt te komen, heeft Scherder een wetenschappelijk antwoord.
,,Muziek maken zie ik als een gewone baan. Ik sta ’s ochtends niet te laat op, drink een paar koppen sterke koffie en dan gebeurt het in mijn studio. Elke dag. Ik zou niet weten wat ik anders moet. Ik maak, dus ik besta. Stoppen zal ik nooit. Ik heb mijn hele leven muziek gemaakt, ook voor tweehonderd films. Een film duurt anderhalf uur en daar zit drie kwartier muziek in. Dat is georkestreerde muziek en ontzettend veel werk. Ik loop de studio in, ga zitten en dan gebeurt het. En dat proces, daar snap ik helemaal niets van. Ik heb er veel over nagedacht, zelf theorieën proberen te ontwikkelen.
Misschien is het wel zo dat je vanaf je derde je oren openzet en dat alles wat je hoort - geluiden, muziek - wordt opgeslagen in bepaalde kamertjes, waar je niet bij kunt komen. Maar als je dan de juiste voorwaarde creëert - een leeg huis, stilte en een kop koffie - dan openen die kamertjes zich. Als in een wasdroger schudden ideeën en melodieën door elkaar en dan komen ze er op een andere manier uit. Dichterbij kom ik niet.
Dat proces in de hersens is machtig interessant. In mijn stoerdere momenten zeg ik wel eens: liedjes maken is het raam openzetten, wachten wat er voorbijvliegt en dan het goeie pakken. Maar wat er voorbijkomt en waarom? Ik heb geen flauw idee. En noem het geen inspiratie, ik heb niet veel met dat begrip. Bij mij gaat het om concentratie en voorwaarden scheppen, die rust dus. Vervolgens ga ik als een kantoorklerk zitten werken. Je ruikt een idee voor een stuk, dat vormt zich in je hoofd, maar dan heb je het nog niet. Fascinerend proces.’’
,,Dat proces waar Henny het over heeft, dat raam openzetten en wachten op iets, dan ben je terecht gekomen in het default netwerk, zoals wij dat noemen. Het heet ook wel terugvalnetwerk of sluimerend netwerk. Je bent op zo’n moment cognitief niet belast, dat wil zeggen dat je niet tobt en nergens specifiek mee bezig bent.Dat is hét moment voor creativiteit in ons brein. Maar dan ben je er nog niet, het ligt complexer.
Als je creatief wilt zijn, moet je vooral niet blijven hangen, maar heel flexibel zijn. Als Henny zegt dat hij ‘een idee ruikt voor een stuk, maar dat je het dan nog niet hebt’, is dat een goed teken. Wij wetenschappers omschrijven creativiteit immers als het ‘wegremmen’ van een idee in je hoofd, omdat je weet dat er een beter idee is. Je maakt ruimte voor iets nieuws. Dat is een voortdurend proces: remmen bij mindere ideeën en ontremmen bij een beter idee. Dat Henny zichzelf tijdens het componeren een kantoorklerk noemt, snap ik donders goed. Dan zit hij dus in een flow en heeft hij de goede balans qua remmen gevonden. Zijn brein filtert en hij houdt over wat belangrijk is.
En als Henny zegt dat hij het gevoel heeft dat vanaf zijn derde levensjaar alles is binnengekomen en dat het ergens ligt opgeslagen in zijn brein, dan klopt dat ook. Je hersenen coderen dat. Enhoe jonger je bent, des te meer komt een emotionele gebeurtenis binnen en des te beter is hij op latere leeftijd weer op te roepen. Dat kan bijvoorbeeld verliefdheid zijn, maar ook muziek.’’
Foto:ANP / Ferdy Damman Ferdy Damman
,,Je vindt soms ook iets waar je niet naar zocht. Je hebt daar een mooi Engels woord voor, propinquity, iets vinden in de nabijheid van iets anders wat je zoekt. In wezen is een liedje ook een gevonden iets. Er gaan flarden door je hoofd en dan ontstaat er iets.’’
,,Ik herken die term propinquity. Je denkt na over iets, maar pakt een aangrenzend idee. Dat is wat ik creativiteit noem, je laat het oorspronkelijke idee los. Zo gaat dat ook bij een brainstorm, van een idee komt een beter idee. Dat kan alleen bij mensen die niet stug zijn en niet vast willen houden aan oude ideeën.’’
: ,,Componeren doe ik vaak, dus ik weet hoe ik het aan moet pakken. Als ik besluit dat ik een liedje over mijn vader wil maken, Pa, dan is er eerst een kader: wat voor soort muziek wil ik maken, wat voor tempo moet het hebben en waar past het op het album? Een plaat van de Doe Maars (Vrienten gebruikt de term voor zijn band waarmee hij beroemd werd en waarmee hij nu nog optreedt in kleinere zalen, red.) bestaat doorgaans uit vier depri stukken, twee blije nummers en dan hebben we nog een medium song nodig en dat zou zomaar Pa kunnen zijn. Wat ik wil zeggen: er zijn heel veel factoren die je sturen in het proces. Bij liedjes is het nog veel sterker, want een goed liedje heeft ijzeren wetten.
Met de goede formule bedoel ik: een pakkend intro, twee coupletten - waarvan de eerste de melodie neerzet - naar het refrein toe; eerste refrein, derde couplet, solo, brug, twee keer refrein, fade out en weg. Leg alle grote liedjes uit de muziekgeschiedenis erbij en ze werken zo.
Foto: ANP / Kippa KIPPA
,,In dat liedje zingt Henny ‘Sinds een dag of twee, vlinders in m’n hoofd, sinds een dag of twee, aangenaam verdoofd. Ik was haast vergeten hoe ‘t voelt om verliefd te zijn.’ Als je verliefd wordt, dan schakel je eigenlijk je hersenschors uit. Met je schors redeneer je, en dat doe je niet meer als je verliefd bent. En de amandelkern, ook wel de angstkern genoemd, wordt minder actief. Je hebt geen angst meer omdat je weet dat je niet meer alleen bent.’’
,,Een nummer over het proces van loslaten. Hij wil niet meer in het gareel blijven lopen. Ik wil niet meer dat jij vertelt wat ik moet doen, maar ik wil het zelf uitzoeken, dat idee. Op Lowlands doe ik komend weekeinde een testje met het publiek om te kijken hoe flexibel zij zijn. En om te kijken of ze buiten hun eigen ‘box’ kunnen denken, want daar gaat dat nummer over. Als je doet wat pa zegt, met lage uitdagingen, ziet je brein er anders uit dan als je je eigen pad kiest met veel uitdagingen. Als je een leven hebt met veel uitdagingen, dan zie je dat er veel activiteit overblijft in je brein.’’
Wat een goed liedje is, is natuurlijk volkomen subjectief. Een liedje van André Hazes wordt door een groot deel van de Nederlanders prachtig gevonden, maar ik hou er niet van. Voor mij is een goed liedje een nummer waarin iets gezegd wordt. Dus het heeft een goede tekst, met weinig platitudes en originele zinnen en dan vooral een pakkende melodie. Het liefst melodieën die meteen blijven hangen. En zonder arrogant te zijn, denk ik dat ik dat best goed kan. Ik schrijf een melodie, die speel ik en vervolgens hoor ik iedereen de hele dag dat ding fluiten.
Een voorbeeld? Het fluitje aan het begin van Hij zingt omdat ie het niet zeggen kan. Dat is altijd iets wat iedereen meteen in zijn hoofd heeft. Dat is een oorwurm, hij kruipt in je kop en blijft erin zitten. Winnetoe van Doe Maar is ook een goed voorbeeld. Dat is een heel oud instrumentaal liedje van Jan Hendriks, onze gitarist. Het nummer was af, maar miste ergens nog iets waar mensen aan bleven hangen. Mede geïnspireerd door Oglala Sioux muziek van Noord-Amerikaanse indianen, bedacht ik het einde van het lied en iedereen vond het meteen te gek. Als wij nu dat nummer doen met Doe Maar, dan stoppen de mensen niet meer met zingen. Dan zijn we al vier nummers verder in de set en hoor je nog een gedeelte van het publiek ‘héhé héhé héhé héjajaja’ zingen.’’
,,Wat Henny een oorwurm noemt, is ook wel in studies beschreven. Waarom de ene song een oorwurm is en de ander niet, dat is natuurlijk interessant. Het is waarschijnlijk een liedje dat aanspreekt qua klank. Je hebt spiegelneuronen in je brein. Dat zijn zenuwcellen die actief worden bij het inbeelden van een liedje. En kennelijk wordt er een beroep gedaan op liedjes die erop lijken en al in je kop zitten. Vervolgens wordt dat circuit getriggerd. En al hoor je het nummer niet meer, je blijft het herhalen, door die spiegelneuronen. Henny combineert noten en tonen die ons niet onbekend zijn en plezierig overkomen.’’
,,Mijn favoriete liedje? Dat is altijd het laatste liedje dat ik gemaakt heb, want dat is je meest recente overwinning. En soms verdwijnen liedjes. Het gebeurt wel eens dat ik in een hoek zit te werken, terwijl er hier een buitenlandse film op staat en dat ik dan opeens een melodie hoor en denk: die is van mij.’’