Columnist Ronald Mulder laat een wolf praten met een politicus die op de hei is beland. En zich afvraagt: Waarom is het erg als er dieren verdwijnen die hij nog nooit heeft gezien.
De politicus parkeerde zijn auto voor de sluitboom en liep de hei op. Het heideveld lag er mooi bij, in de nevel en met de opkomende zon op de achtergrond. Het ging slecht met de hei, had hij gelezen. Door de stikstof. Daardoor krijgen allerlei planten en struiken te veel voedsel en groeit de hei dicht tot een bos. Was dat erg? Bossen zijn toch ook natuur?
Mag je iets wel natuur noemen als het alleen kan bestaan bij intensief beheer? Hij pakte zijn telefoon en tikte iets in. ‘Heidevelden zijn vooral belangrijk voor reptielen zoals de zandhagedis, de levendbarende hagedis, de hazelworm, de gladde slang, de ringslang en de adder’, las hij. Geen van die dieren had hij ooit gezien, dus als ze zouden verdwijnen zou dat eigenlijk geen verschil maken, toch?
Oerhollandse wolf
Aan de horizon meende hij iets te zien bewegen. „Dat is de schaapskudde”, hoorde hij een stem achter zich zeggen. Met een ruk draaide de politicus zich om. Hij stond oog in oog met een wolf.
„Kun jij praten?”
„Natuurlijk kan ik praten. Ik ben een oerhollandse wolf. Wij kunnen al praten sinds de tijd van Roodkapje. Ken ik jou niet ergens van, trouwens? Kan het zijn dat ik jouw hoofd op een billboard heb gezien?”
„Dat kan”, zei de politicus. „Ik ben politicus. Ik was de lijsttrekker van Ons Nederland.”
„Wat een suffe naam. Alle partijen zijn toch voor Ons Nederland? Er doen toch geen Belgische partijen mee aan de verkiezingen?”
Die horen hier niet
De politicus keek de wolf even aan. Zou hij uitleggen hoe slim de naam was? Dat Ons Nederland ook betekende: ‘dus niet van hen’? En dat iedereen die zich aangesproken voelde zelf kon invullen wie die hen precies waren? Maar het bleek niet nodig. De wolf bleek wel degelijk van Ons Nederland gehoord te hebben.
„Ik maak maar een grapje”, zei de wolf. „Het is goed dat ik je tref. Zie je daar die honden, bij de schaapskudde?”
De politicus kon inderdaad twee grote honden onderscheiden; de kudde leek iets dichterbij gekomen.
„Dat zijn Karpatische herdershonden. Die horen hier niet. Bij elke kudde lopen tegenwoordig van die louche buitenlandse honden. Pyreneese berghonden, Italiaanse Pastores della Sila, noem maar op. Ik heb zelfs al een Bulgaarse Karakachan gezien. Kun jij er misschien voor zorgen dat die beesten het land uitgezet worden? En nu ik toch bezig ben: kan er een einde komen aan het importeren van wolven uit Duitsland? Ze spreken de taal niet, kennen de cultuur niet. Ze weten niet eens waar Wolvega ligt, of wie de heen- en weerwolf was. Het loopt de spuigaten uit. We worden gewoon omgewolfd, als we niet uitkijken.”
Weinig tegen doen
Nu voelde de politicus zich weer op vertrouwd terrein. „Dat laatste, daar kunnen we vast iets aan doen. Misschien iets met verplichte inburgering voor die wolven? Maar de honden, dat is een ander verhaal. Dat zijn arbeidsmigranten, wat betekent dat er zeer waarschijnlijk een partijgenoot is die er geld aan verdient. Dus daar kan ik weinig tegen doen.”