Korné Boekholt maakt in z'n Fietslab in Groningen nieuwe fietsen van oude barrels. Foto: Jaspar Moulijn
Onze droom van een circulaire toekomst glipt ons uit de vingers. De wereldwijde circulariteit daalt. Juist daarom is Kim Poldner, hoogleraar circulaire economie, ambitieuzer dan ooit. Ons consumentisme maakt ons stokongelukkig, merkt ze.
Korné Boekholt uit Groningen won twee jaar geleden de Duurzame Dertig, een duurzaamheidsverkiezing in Noord-Nederland. Hij lapt fietsen op. Kapotte tweewielers krijgen onderdelen van andere gebruikte barrels. Het liefst materialen uit de jaren zeventig, toen fietsen nog echt degelijk gemaakt werden. „Ik ben ooit uit frustratie begonnen, omdat ik het waardeloos vond dat die oude fietsen lagen te vergaan. Een band of ketting is op den duur af, maar velgen kunnen vaak nog jaren mee.”
Maar Boekholt merkt dat het ingewikkeld is om met zo’n circulair model een boterham te verdienen. „De maakkosten van een gebruikte fiets zijn hoog, terwijl klanten 200 tot 300 euro voor een gebruikte omafiets erg veel geld vinden. Daarnaast zijn de loonkosten gestegen.”
Daarom is hij met z’n start-up Fietslab toch ook maar nieuwe fietsen gaan verkopen. De winst die hij daarmee binnenhaalt, kan hij gebruiken voor de nauwelijks winstgevende reparaties met onderdelen van tweedehands fietsen.
Circulair is niet concurrerend
De kern van Boekholts probleem: de kosten van arbeid zijn veel hoger dan de inkoop van nieuwe producten. En dus is het circulaire verdienmodel vrijwel nooit concurrerend te maken. Het ‘lineaire model’ blijft daardoor vaak het uitgangspunt. Nieuwe grondstoffen uit de aarde worden nieuwe producten die daarna grotendeels in de verbrandingsoven eindigen. Volgens het Circularity Gap Report 2024 is de wereldwijde circulariteit gedaald van 9,1 procent in 2018 naar 7,2 procent in 2023.
Dat is geen opbeurend nieuws. Je zou in deze tijd maar aangesteld worden als hoogleraar circulaire economische ontwikkeling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Desondanks is Kim Poldner fanatieker dan ooit. Zij sprak deze maand haar oratie uit vanwege die aanstelling.
‘Dan zakt de moed me in de schoenen’
Poldner zit ondanks de negatieve trend niet bij de pakken neer. Rijden van elektrische auto’s, zonnepanelen en hergebruik van spulletjes gaan haar niet ver genoeg. „Lang heb ik gedacht dat elektrische auto’s op zijn minst een tussenfase is die ons helpt om naar die leefbare toekomst te bewegen”, sprak Poldner in haar oratie. „Maar als ik denk aan de hoeveelheid afval die gerecycled moet worden als al die zonnepanelen over een paar jaar van mijn dak af moeten, dan zakt me de moed in de schoenen.”
Kim Poldner, bijzonder hoogleraar regionale en circulaire economische ontwikkeling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Foto: Rijksuniversiteit Groningen
Volgens haar blijven we te vaak steken in verbeteringen die alleen maar de illusie van vooruitgang bieden. Ook de circulaire economie geeft zo’n illusie: we (her)gebruiken materialen efficiënter, maar de onderliggende lineaire principes blijven intact.
Gedragsverandering is nodig
Zonder een collectieve gedragsverandering helpt dat niks, stelt Poldner. „Voor textiel steken we veel energie in recycling. Tegelijkertijd liggen de pakhuizen vol met fast-fashiontroep die wij na twee keer dragen weer weggooien. We kunnen het afval proberen te verwerken, maar we moeten aan de voorkant keuzes maken om dat afval te voorkomen.”
Hoe dwing je zo’n gedragsverandering af in een wereld waarbij duurzaamheid niet bij iedereen bovenaan het prioriteitenlijstje staat? Het antwoord is volgens Poldner uiteindelijk vrij simpel. Realiseren dat het leven veel goedkoper is als je wat duurzamer doet. Ze koopt geen boeken, maar leent ze bij de bieb. Ze koopt geen kleding maar ruilt ze. Ze koopt duurdere producten die langer meegaan. „Mijn werktas was 300 euro, maar is verantwoord van kurk gemaakt en gaat al erg lang mee. Laatst bleef hij ergens achter haken. Omdat het een goed product is, is het ook de moeite waard om het te repareren. Ik liet hem repareren voor 8 euro. Had ik een goedkopere variant gekocht, dan had ik inmiddels al wel drie tassen versleten.”
Bovendien moeten we beseffen dat we niet gelukkig worden van ons consumentisme, vervolgt de hoogleraar. „Veel Nederlanders kunnen best een dag minder werken, mits ze accepteren dat ze niet een groter huis nodig hebben en dat een vakantie in eigen tuin lekkerder kan zijn dan met het vliegtuig naar Thailand. „We moeten stoppen met de ratrace van meer en groter. We krijgen massaal een burn-out. Vaak al op jonge leeftijd.”
De tijd die overblijft, biedt gelegenheid om samen met kinderen zaadjes te planten in de tuin of naar een repair café te gaan om spullen te repareren. Uiteindelijk – en dat argument spreekt iedereen aan, zegt Poldner – helpt dat de portemonnee. „Ik hou veel geld over doordat ik minder spullen in huis haal.”
Een tipje tegen moedeloosheid
Voor de mensen die soms ontmoedigd raken wanneer de wereld maar niet echt duurzamer en eerlijker wordt, heeft Poldner wel een tip. „Ik omarm soms de moedeloosheid. Het mag er even zijn. Daarna laat ik me weer voeden door alles wat wél goed gaat.”
Voor Korné Boekholt van het Fietslab blijft het uiteindelijk de droom om wel volledig zijn business te kunnen draaien op tweedehands fietsen. Hij heeft nog dromen om iets te doen met elektrische fietsen. „Er gaan verschrikkelijk veel e-bikes de schroothoop op. Als je ziet wat een schatkamer dat aan materiaal is! Daar kun je een goed sociaal project op draaien, daar hoef je geen geld mee te verdienen, het heeft maatschappelijke waarde die je als maatschappij weer terugverdiend.”