Zonnepanelen op woningen in Wergea. Foto: Niels de Vries
Terugleverkosten, terugleververgoeding, terugleverboete. Voor eigenaren van zonnepanelen is het sinds het begin van de discussie allemaal niet begrijpelijker op geworden. De aanloop naar een debat donderdag in de Tweede Kamer liet de onrust deze week weer oplaaien.
Energie-experts verbaasde het niets wat ze afgelopen maanden zagen gebeuren: de ene na de andere energieleverancier ging kosten in rekening brengen aan klanten met zonnepanelen. Het begon eind vorig jaar met Vandebron, maar inmiddels hebben nagenoeg alle grote energieleveranciers op de een of andere manier maatregelen genomen.
De energiebedrijven komen daarmee zelf met een oplossing voor een probleem waar de politiek vooralsnog geen antwoord op heeft: de nadelige gevolgen van de salderingsregeling.
De belangrijkste begrippen
Negatieve kant van ongekend succes
Die regeling werd in 2004 bedacht om het voor huishoudens en kleine ondernemers financieel aantrekkelijker te maken om zonnepanelen aan te schaffen. Onder deze regeling mogen huishoudens de stroom die ze opwekken, afstrepen tegen de stroom die ze afnemen van het net. Dat is voordelig, want zonnepanelen wekken vooral veel energie op in de zomer, terwijl het verbruik juist hoog is in de winter.
De salderingsregeling werd een ongekend succes en Nederland mag zich een van de zonnestroomkampioenen van de wereld noemen.
Tegelijkertijd heeft dat succes een keerzijde. Voor een deel heeft dat te maken met het elektriciteitsnet dat niet berekend is op de grote pieken aan zonnestroom, met instabiliteit en het uitschakelen van omvormers tot gevolg. Maar het is ook steeds meer een verdelingsvraagstuk geworden. De salderingsregeling pakt nadelig uit voor de energieleveranciers (zie kader) die de gemaakte kosten doorberekenen in hun tarieven. Huishoudens zonder panelen betalen daardoor indirect mee aan de panelen van een ander.
Voor de Rijksoverheid is de regeling ook een flinke kostenpost. Momenteel kost salderen de overheid rond de 250 miljoen euro per jaar, maar de verwachting is dat dit - door het toenemende aantal panelen - in 2031 uit zal komen op 717 miljoen euro.
Afschaffen lukt maar steeds niet
Het afschaffen van de salderingsregeling staat dan ook al heel erg lang op de agenda. Begin dit jaar leek het te kunnen gaan gebeuren. Klimaatminister Rob Jetten, inmiddels demissionair, kreeg vorig jaar een plan door de Tweede Kamer om vanaf 2025 de regeling stapsgewijs af te bouwen. Ieder jaar zou dan een kleiner percentage gesaldeerd mogen worden, tot nul in 2031. Voor de overige teruggeleverde stroom zouden zonnepanelenbezitters de eerste twee jaar 80 procent van de kale stroomprijs krijgen. Daarna zou de overheid jaarlijks dat percentage bepalen.
Jetten zag zijn plannen echter sneuvelen in de Eerste Kamer. Onder meer de fracties van BBB, PVV en GroenLinks-PvdA keerden zich tegen de plannen, omdat zij vonden dat mensen langer de tijd zouden moeten hebben om hun investering terug te kunnen verdienen. Een standpunt dat overigens belangenclubs als Vereniging Eigen Huis en de Consumtenbond met hen deelden.
Voor de particuliere panelenbezitter kon het afschieten van de afschaffing voelen als een overwinning. Door salderen betalen veel panelenbezitters nu niets of heel weinig voor hun elektriciteit. Voor het individu is dat heel fijn en het verklaart het chagrijn over het afschaffen van de regeling en de maatregelen die de leveranciers nu treffen. Bovendien zou het duidelijkheid moeten geven. De naderende afschaffing zorgde ook al een tijd voor onzekerheid bij consumenten die overwogen om panelen te nemen.
De winst bleek echter van korte duur. En duidelijker is het er ook niet op geworden.
Onduidelijkheid door maatregelen energiebedrijven
Doordat de energiebedrijven nu zelf maar de voor hen nadelige gevolgen van de salderingsregeling zijn gaan repareren, is een wirwar van maatregelen ontstaan. Vergelijkingswebsite Gaslicht.com biedt een overzicht van de maatregelen die de leveranciers nemen en dat gaat alle kanten op: van vaste kosten per kilowattuur tot hogere leveringskosten of het uitsluiten van meerjarige contracten. Hoe kies je daar nou de beste optie uit?
Voor de politiek reden om de reparatie weer te willen repareren. En ook dat geeft weer verwarring. Zo leek Wytske Postma van NSC deze week aan de vooravond van het energiedebat op donderdag paal en perk te willen stellen aan alle maatregelen, door een einde te maken aan ‘de boete voor teruglevering’. Alleen bleek dat achteraf niet om de extra kosten die de leveranciers in rekening brengen te gaan, maar om iets heel anders: de terugleververgoeding mag nooit negatief worden. Een scenario dat voor bijna geen enkele zonnepanelenbezitter geldt. De tarieven kunnen alleen in de min duiken bij dynamische contracten waarbij het tarief per uur of dag verschilt, afhankelijk van het aanbod. Wie zo’n contract afsluit, neemt het risico van een negatief tarief op de koop toe.
Een ander amendement kwam donderdag van VVD-kamerlid Silvio Erkens die de maatregelen meer wil stroomlijnen. ,,Het moet voor consumenten duidelijk zijn of en welke terugleverkosten een energieleverancier rekent voor zonnepanelen’’, schreef hij in de toelichting. ,,Dit zou bijvoorbeeld kunnen door een vast bedrag per kilowattuur te rekenen en dit op de energierekening op simpele wijze inzichtelijk te maken.’’ Het voorstel van Erkens kon op de goedkeuring van Jetten rekenen.
Nieuwe coalitie, nieuw afschafplan
Dit alles gebeurde tegen de achtergrond van nog een onverwachte draai in het hele salderingsdebat. Een nieuw plan om de regeling af te schaffen. In de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord stellen PVV, BBB, VVD en NSC voor om de regeling per 2027 in één keer te schrappen. Daarmee verwachten ze dat jaar direct al 621 miljoen euro te besparen. Een draai van PVV en BBB, maar ook NSC die in de Tweede Kamer tegen het plan van Jetten stemde, die deels ingegeven lijkt door de acties van de energiebedrijven. Of zoals PVV’er Alexander Kops het na veel omhaal van woorden donderdag in het debat zei: ,,Enerzijds is er een nieuwe politieke realiteit, anderzijds is er een nieuwe realiteit op de energiemarkt.’’
Wellicht biedt dit nieuwe plan rust en duidelijkheid. Al slijpt de oppositie al de messen. Want is het niet eerlijker om toch gefaseerd af te bouwen? Ilana Rooderkerk (D66) zei donderdag al met een dergelijke motie te gaan komen: ,,Ik roep de nieuwe coalitiepartijen met klem op om dit te steunen.’’
Op de VVD hoeft Rooderkerk niet te rekenen. ,,Met een geleidelijk afbouwpad en heffingen van energiebedrijven zou je een te grote complexiteit krijgen voor het berekenen van de terugverdientijd van zonnepanelen’’, zei Erkens. Zijn motie om na het afschaffen van de salderingsregeling een einde te maken aan de extra maatregelen voor zonnepanelenbezitters, haalde het in ieder geval wel.
Dat maakt het iets makkelijker rekenen. Want ondertussen blijft de vraag voor de gewone consument: kunnen die panelen op mijn dak nog wel uit? Het antwoord is: waarschijnlijk wel. Wie zoveel mogelijk opgewekte energie direct gebruikt en voor wat hij teruglevert een redelijk tarief krijgt, heeft nog steeds een prima rendement. Al is die vraag pas echt te beantwoorden als de salderingsregeling echt verdwenen is.
Waarom lopen door de salderingsregeling de kosten voor energieleveranciers op?
Bij salderen streep je je eigen opwek af tegen je eigen gebruik. Daar zit een disbalans in omdat op de momenten van grote opwek (in de zomer) het gebruik juist laag is en andersom bij hoog gebruik (in de winter) de opwek laag is. Uiteindelijk gebruik je maar hooguit een derde zelf. De rest gaat het net op.
Wat het ingewikkeld maakt, is dat een kilowattuur stroom nooit dezelfde waarde heeft, vanwege het spel van vraag en aanbod op de energiemarkt. Die uitruil gaat dus op papier wel, maar in praktijk niet met gesloten beurzen. Als klant lever je eigenlijk in de zomer stroom in die minder waard is dan de stroom die je in de winter weer terugkrijgt.
Vergelijk het met aardbeien. Stel dat je een contract hebt met de supermarkt dat je de aardbeien uit je moestuin voor een vaste prijs aan hen mag verkopen, zeg 2 euro per bakje, en ook voor die prijs aardbeien van hen mag kopen. Zomers worden al die aardbeien rijp en oogst je 15 bakjes. 5 daarvan eet je direct zelf op, 10 brengt je naar de supermarkt. Voor de 10 bakjes krijg je 20 euro. In de herfst en winter koop je die 10 bakjes voor datzelfde bedrag terug. Voor 0 euro heb je het hele jaar verse aardbeien gegeten.
Het probleem is echter dat die aardbeien die je inlevert natuurlijk niet tot december goed blijven. De supermarkt moet ze inkopen op de markt. Maar die prijzen variëren. In de zomer zijn er aardbeien genoeg en kosten ze maar 1 euro. Terwijl in de winter aardbeien schaars zijn en hoge productiekosten hebben en een bakje 3 euro kost. Op de 10 bakjes die je in de zomer inlevert, verliest de supermarkt dus dubbel. Eerst omdat ze je 2 euro betaald hebben, maar de bakjes voor slechts 1 euro kunnen verkopen. Vervolgens omdat je ze voor 2 euro koopt, maar de aardbeien inmiddels de supermarkt 3 euro kosten. Jij at voor 0 euro het hele jaar verse aardbeien, maar de supermarkt kostte dat 20 euro.
De supermarkt schiet er dus bij in en zal dat verlies op een andere manier goed moeten maken. Vooral als steeds meer mensen een moestuin nemen en een aardbeiencontract met hen afsluiten. Dat kan door mensen zonder moestuin meer voor hun aardbeien te laten betalen, of door juist de moestuiniers maatregelen op te leggen zoals een vast extra bedrag per bakje dat ze in komen leveren.