Gerard Hidskes (92) woonde in de oorlog naast de militaire kazerne in Assen. Er werd een antitankgracht om zijn huis gegraven, hij werd beschoten door Spitfires en speelde schaak tegen een Duitse majoor.
De oorlog loopt op z’n einde als Gerard Hidskes, dan een jongen van een jaar of twaalf, met een vriendje aan het spelen is achter zijn boerderij aan de Hoofdvaartsweg in Assen. Ze horen geluid aanzwellen en zien Engelse Spitfires overvliegen.
Vanuit een café, vlakbij de boerderij waar Hidskes woont, stormt een Duitse soldaat naar buiten. Meteen begint hij op de overvliegende jagers te schieten. Het lijkt weinig uit te halen, tot de vliegtuigen ineens omkeren.
Bunkers zijn redding
„Ze kwamen recht op ons af en begonnen terug te schieten op die Duitse soldaat”, vertelt Hidskes vanuit zijn stoel in zijn woning in Assen. „Gelukkig stonden er twee grote bunkers voor ons huis, daar zijn mijn vriendje en ik naar binnen gevlucht. Er zat een meter grond om die bunker, dus we waren veilig. Bij mijn weten is die soldaat ook niet geraakt.”
Het avontuur met de Spitfires is niet het enige bijzondere dat Hidskes meemaakt tijdens de oorlogsjaren. Hij woont met zijn vader, moeder en drie zussen in een oude boerderij vlak naast de Johan Willem Frisokazerne. De kazerne wordt in de oorlog door de Duitsers gebruikt en daar krijgt het gezin Hidskes veel van mee.
„Zo moest er een tankgracht worden gegraven rondom de kazerne, die eigenlijk dwars door ons boerderijtje had moeten lopen”, weet Hidskes nog. „Een hooggeplaatste Duitse militair, die bij een buurman van ons was ingekwartierd, heeft verhinderd dat die tankgracht door ons huis zou gaan. Het resultaat was dat de gracht vlak voor ons huis een scherpe bocht maakte richting de kazerne en vervolgens richting het Baggelhuizerveld. Die gracht ligt er nog steeds. Afgevlakt, maar de contouren zijn zichtbaar.”
Boerderij wordt hoofdkwartier
De boerderij wordt in de oorlog zelfs gevorderd als hoofdkwartier van de Organisation Todt, de Duitse bouwmaatschappij die de aanleg van de verdedigingswerken regelt. „De dwangarbeiders kwamen bij ons aardappels eten, die waren er gelukkig genoeg. Het was altijd druk.”
Hidskes en zijn vriendjes spelen ondertussen ‘gewoon’ in de loopgraven en gooien soms zelfs een hengeltje uit in de tankgrachten rond het huis. „Soms werden we weggestuurd, maar meestal konden we gewoon onze gang gaan. De Duitsers gedroegen zich de eerste jaren niet abnormaal. Mijn vader moest niets van de NSB hebben, maar al heel snel bleek dat ook veel Duitse soldaten niets van het nazisme moesten hebben, maar verplicht in dienst waren. Dat waren geen fanatiekelingen. Over het algemeen ging het contact prima.”
Zo kon Hidskes vader goed opschieten met de Duitse militair die de leiding had over de Asser afdeling van de Organisation Todt. „Wij noemden hem de majoor, maar of hij dat daadwerkelijk was, weet ik niet. Die majoor moest zelf ook niets hebben van de nazi’s. Hij kwam vaak over de vloer en dan zaten mijn vader en hij urenlang te praten. Zij vertrouwden elkaar wel.”
‘Spielst du Schach?’
Tijdens een van de bezoekjes spreekt de majoor ook de jonge Gerard aan. „‘Spielst du Schach?’ ‘Ja’, antwoorde ik en toen hebben we een potje geschaakt. Ik won ook nog. Daar moest hij erg om lachen.”
De goede omgang met de Organisation Todt weerhoudt Hidskes’ vader er niet van om soms enige vorm van sabotage toe te passen. „Op ons land werd tijdens de oorlog koolzaad verbouwd. Dat was verplicht, dat ging allemaal naar Duitsland. Op een dag, toen de balen koolzaad onder doeken lagen om ze te beschermen tegen onweer, slopen mijn vader en een boerenknecht uit huis. Niet veel later kwamen ze met veel lawaai weer binnen. ‘Nou, dat is ook wat! Al dat koolzaad is verbrand door blikseminslag’, riepen ze. Nou, wij wisten wel beter.”
In 1944 komen een oom en tante met hun zoontje op de boerderij in Assen wonen. „Mijn oom was lid van de NSB en een fanatiek Jodenjager in Arnhem. Hij vluchtte tijdens Operatie Market Garden richting het noorden. Ze zijn na een paar maanden weer vertrokken, omdat mijn ouders niets van hun ideeën moesten hebben en moeder vond dat zij wel erg aanpapten met de Duitsers. Na de oorlog hebben mijn oom en tante allebei lang vastgezeten.”
Door de keuze van zijn familieleden en de ligging van zijn ouderlijk huis, dat lang geleden is afgebroken, komt Hidskes met beide kanten van de oorlog in aanraking. „Zelf besef je dat op dat moment niet zo. Ik heb de oorlog nooit als een ellendige tijd ervaren. Het was zoals het was. Voor mijn oudere zus was het bijvoorbeeld veel erger. Haar pubertijd viel middenin de oorlog. Zij heeft daardoor niet het leven gehad en de kansen gekregen die zij anders wel had gehad.”
Zilverpapier
Pas na de oorlog begint Hidskes te begrijpen hoe erg het allemaal is geweest en wat voor verschrikkingen er bijvoorbeeld vlakbij in Kamp Westerbork hebben plaatsgevonden. Nu hij oud is, moet hij er nog vaak aan denken. Hoe is dat allemaal mogelijk geweest?
Een antwoord heeft hij niet. Voor een politieke beschouwing over die tijd moet je ook niet bij hem zijn. Daarvoor was hij simpelweg te jong toen het gebeurde. Nee, als Hidskes terugdenkt aan de oorlogstijd, denkt hij vooral aan de spanning die sommige momenten opleverden.
„De vliegtuigen die over gaan, het kanongebulder toen de Canadezen ons kwamen bevrijden, dat was indrukwekkend op die leeftijd. We gingen vaak ‘s ochtends op het land kijken, als er in Duitsland weer bombardementen waren geweest. Op de terugweg werd dan zilverpapier uitgestrooid, om de radar van de Duitsers te misleiden.”
Hidskes valt even stil. „Het spijt mij nog altijd dat ik nooit zo’n stukje zilverpapier heb bewaard.”
Lessen uit de oorlog?
Erg positief over wat de mensheid van de Tweede Wereldoorlog heeft geleerd, is de 92-jarige Gerard Hidskes niet. „Haat en nijd zag je in die tijd, en nu nog steeds. Mensen zijn idioten. Alles draait om macht en geld, dat verandert nooit.”
Kunnen we daar dan geen verandering in brengen? „Nee”, is het korte antwoord. „Ik ben bang van niet.”
Oproep: wat maakte u mee tijdens de oorlog?
Tot aan Bevrijdingsdag publiceert Dagblad van het Noorden elke week een interview met een ooggetuige van de Tweede Wereldoorlog. Het zijn verhalen van gewone mensen die in uitzonderlijke situaties terechtkwamen, of juist heel weinig van al het oorlogsgeweld meekregen en vertellen hoe het dagelijks leven eruitzag.
Weet u nog veel over die periode en wilt u uw verhaal vertellen? Dan komen wij graag met u in contact! U kunt een mail sturen naar annique.oosting@dvhn.nl.