John en Dorothy Keur in gesprek met een boer in Anderen, begin 1951. Foto: fotobedrijf Piet Boonstra, collectie Groninger Archieven
Als twee Amerikaanse antropologen begin jaren 50 neerstrijken in Anderen, lijkt hun onderzoek naar het Drentse plattelandsleven onschuldig. Maar op de achtergrond speelt een groter spel: de Koude Oorlog en de invloed van de CIA. Emiel Hakkenes schreef er een boek over.
De overgang moet groot zijn voor de Amerikaanse professoren en het echtpaar John en Dorothy Keur, als ze op een middag in 1951 uit de bus stappen. Vanaf de halte lopen ze een kilometer naar Anderen, een geïsoleerd boerendorp met zo’n 300 inwoners en 60 huizen, honderden koeien en paarden, een smederij, schooltje en een café. Na een korte wandeling hebben ze het halve dorp al gezien.
Het contrast met hun eigen leven in New York kan haast niet groter. Daar stikt het van de ijskasten en Coca-Cola en gebruiken Amerikaanse boeren een tractor. In Anderen lijkt die uitvinding nog nauwelijks doorgedrongen: hier gaan boeren op de fiets of met paard en wagen naar de wei.
Maandenlang bestuderen de twee het dorpsleven: ze zijn bij een varkensslachting, bruiloft, Sinterklaasfeest, carbidschieten en zitten elke avond bij een andere familie aan tafel om de hechte gemeenschap te doorgronden.
27 mensen dezelfde achternaam
Tot hun verbazing hebben maar liefst 27 mensen dezelfde achternaam. Alleen bij een doop of begrafenis gaat men naar de kerk. En bij het kiezen van een partner is de vraag hoeveel koeien iemands familie heeft blijkbaar erg belangrijk.
De dorpsgemeenschap lijkt hen op het eerste gezicht vrolijk en eensgezind. Maar tegelijkertijd zien de Keurs dat de recente oorlog, waarin sommige boeren zich aansloten bij de NSB, de eenheid in het dorp ernstig heeft verstoord.
Hun onderzoek in Anderen is uniek: ze zijn de eersten die antropologisch veldwerk in Nederland doen. Een voordeel is dat de Keurs al wat weten van de Nederlandse taal en cultuur. De familie van John (hij heet eigenlijk Johannes Jacob) heeft er zijn wortels. Hij werd geboren in Aarlanderveen, Zuid-Holland en is op zijn achttiende in New York komen wonen, waar zijn vader de bloembollenhandel van de familie naartoe verhuisde.
Maar hoe kan het dat de twee professoren uit New York in Drenthe, en uitgerekend in Anderen, terechtkomen?
‘Iemand moet ze op dat idee hebben gebracht’
Dat beschrijft Emiel Hakkenes in zijn nieuwe boek Anderen. „Het kan haast niet dat ze dat zelf bedachten. Iemand moet ze op dat idee hebben gebracht”, verklaart hij de start van zijn zoektocht.
Hij weet het niet meer precies, maar het moet ergens rond 2010 geweest zijn dat hij voor het eerst op het professorenechtpaar en hun onderzoek stuitte, in de omgeving waar Hakkenes’ jeugd zich afspeelde. De schrijver en journalist bij Trouw groeide op in Gieten. Daar verbleven John en Dorothy Keur tijdens hun veldreis in Hotel Braams, op een paar kilometer van Anderen.
De Amerikaanse antropologen verdwijnen uit Hakkenes’ gedachten. Totdat de herinnering aan hun onderzoek jaren later plots bovenkomt na een lunch met zijn uitgevers. De gedachte laat hem niet meer los.
„In de geschiedschrijving komt het platteland er altijd bekaaid vanaf”, vindt Hakkenes. „Misschien logisch, want die is meer iets van de elite. Geletterde mensen laten immers documenten na. Ik vind het juist leuk om het platteland en de gewone mensen te belichten, zeker in de omgeving waar ik opgroeide.”
De tekst gaat verder onder de foto.
Emiel Hakkenes, schrijver en journalist bij Trouw, beschrijft in zijn boek Anderen waarom twee professoren uit New York begin jaren 50 neerstrijken in Anderen. Foto: Keke Keukelaar
De schakel tussen Amerika en Drenthe vindt Hakkenes in Groningen. De Keurs krijgen voor hun onderzoek hulp van de Groningse socioloog Piet Bouman, die ze ontmoeten tijdens zijn reis naar New York. Eerst denken ze aan het Gelderse dorp Ellecom, maar Bouman weet ze te overtuigen dat Drenthe een veel interessanter gebied is om te bestuderen.
Bouman brengt het stel in contact met Mien Willinge Prins, voorzitter van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen en vrouw van de burgemeester van Anloo. Volgens haar is Anderen de perfecte plek voor hun onderzoek. Zo kan het dat John en Dorothy daar in 1951 neerstrijken.
Ogen en oren van CIA in Drenthe
Maar, zo ontdekt Hakkenes, op de achtergrond van het ogenschijnlijk onschuldige onderzoek speelt een groter, politiek spel. „Begin jaren vijftig, het begin van de Koude Oorlog, is niets zomaar wat het lijkt”, zegt hij.
Hij komt erachter dat Dorothy’s mentor, de beroemde antropologe Margaret Mead, een sleutelrol speelt. Zij helpt de Keurs met de aanvraag voor een beurs en fluistert ze in wat ze zouden moeten onderzoeken. Andersom deelt Dorothy haar indrukken van het dorp met haar. Via Mead, die nauwe banden heeft met de CIA en zelfs een geheim agent in huis heeft, krijgt de Amerikaanse dienst zo ogen en oren in Drenthe.
Volgens Mead zijn de observaties van de Keurs van groot belang. Haar gedachte is: wie Nederland begrijpt, kan ook Indonesië beter doorgronden. Die kennis moet helpen om het land, dat jarenland onder Nederlands bewind zat en net onafhankelijk was geworden, uit de handen van het communisme te houden.
Tentakels van wereldpolitiek reiken tot in Anderen
„Zo kan het dat de tentakels van de wereldpolitiek reiken tot in Anderen”, legt Hakkenes uit. „Aan de ene kant hadden ze een oprechte onderzoeksinteresse, aan de andere kant stonden ze bloot aan allerlei krachten door de tijd waarin ze leefden. Bijna al hun collega’s werkten in meer of mindere mate voor de geheime dienst.”
In de Koude Oorlog worden antropologen vaker ingezet in dat politieke spel. De Amerikaanse overheid ziet hun kennis van andere culturen als enorm waardevol, bijvoorbeeld voor propaganda en andere manieren om het Amerikaanse belang te vergroten.
Ook de Keurs krijgen die opdracht. Op een avond in het dorpscafé vertellen John en Dorothy inwoners over het Amerikaanse leven. Ze tonen dia’s van rodeo’s, exotische dieren en uitgestrekte staten. Vol ongeloof horen de aanwezigen dat Nederland wel elf keer in de staat Montana past. „Dat doen ze niet alleen omdat het leuk is, maar ook omdat het een voorwaarde was om een beurs te krijgen”, legt Hakkenes uit.
Wasmachines, stofzuigers en Coca-Cola
Terug in Amerika publiceren ze hun bevindingen in hun boek The Deeply Rooted, want hun conclusie is dat de mensen in Anderen diepgeworteld zijn.
Als John en Dorothy meerdere keren terugkeren naar Anderen, zien ze hoe het Amerikaanse leven het dorp uiteindelijk toch weet te bereiken. Het aantal ijskasten, wasmachines en stofzuigers groeit er snel, en in het dorpscafé is ook Coca-Cola te krijgen.
Ongeveer tien jaar na hun onderzoek worden ze, bij de haard in Hotel Braams, geïnterviewd door een verslaggever van Nieuwsblad van het Noorden. Op de vraag wat het meest is veranderd sinds hun eerste bezoek aan Anderen, antwoordt Dororthy: „Steeds als wij hier weer komen, zien wij een geweldige vooruitgang in welvaart. Dertien jaar geleden was er in Anderen één oude auto. Nu heeft de meerderheid van de bevolking er een.”
Spanningsveld in de wetenschap
Aan het einde van de jaren vijftig groeit het ongemak onder antropologen over hun betrokkenheid bij psychologische oorlogsvoering. Ook Mead begint te twijfelen over de morele rechtvaardiging van haar samenwerking met de Amerikaanse overheid, met de Vietnamoorlog als omslagpunt.
Hakkenes: „Dat blijft een interessante discussie, die van tijd tot tijd weer oplaait. Het spanningsveld tussen wetenschappelijke onafhankelijkheid en ‘iets goeds doen’ voor je land blijft bestaan.”
Boek Anderen
Het boek Anderen is vanaf 26 augustus te koop. Op diezelfde dag is de boekpresentatie, om 17.00 uur in Van der Velde Boeken in Assen. Wie daarbij wil zijn, kan zich aanmelden via assen@vanderveldeboeken.nl of 0592 - 317 519.
Het boek Anderen van Emiel Hakkenes gaat over twee Amerikaanse antropologen die begin jaren 50 neerstrijken in het Drentse dorp. Foto: Alfabet uitgevers