Augustien Arends verdient geld als toiletjuf bij de Hema voor haar projecten op de Molukken. Foto: Archief Jaspar Moulijn
Toiletjuf Augustien Arends-Parinussa uit Assen reist op haar 82ste naar Ambon. Voor de 26ste keer. Ze gebruikt het wc-geld voor haar hulpstichting op de Zuid-Molukken. Dagblad van het Noorden vloog met haar mee.
De zon komt op rond vijf uur en kleurt de lucht met vleugjes oranje. Beneden zijn de contouren van het eiland zichtbaar. Het heeft de vorm van een hoefijzer, met in het midden water: de baai van Ambon. De zon verdrijft de nacht en licht de groene heuvels op.
Augustien Arends-Parinussa kijkt door het vliegtuigraampje naar buiten. Ze rekt zich flink, wat ze is maar klein. Net 1,50 meter. Haar krullende haardos heeft ze roodbruin laten verven. ,,Mooi hè, aparte kleur. Dat durf ik.” De acht armbanden om haar linker pols rinkelen. De groene is van jade, die heeft ze gekregen van een goede vriendin. ,,De rest is nep.” Ze glimlacht en ziet onder haar het land liggen waar haar familie vandaan komt.
Assen - Toiletjuffrouw Augustien Arends van V&D naar Hema. JASPAR MOULIJN
Ze heeft haar zwarte jas aangehouden in het vliegtuig, de sjaal zit nog steeds om haar hals. De griep dreigde haar te pakken te krijgen in het herfstige Nederland. Ze sliep thuis in Assen met de kleren aan in bed. ,,Ik was erg rillerig.” Maar een opkomende griep die haar zou afhouden van de reis naar de Zuid-Molukken, geen denken aan. Want daar rekenen de mensen op haar. Ze verleent al jaren hulp aan de allerarmsten in haar land. Ondanks haar 82 jaar gaat ze stug door.
Het toestel van Batik Air brengt haar, samen met twee kleinkinderen, op Ambon. Het landt na zeventien uur vliegen en twee overstappen met flink geraas op vliegveld Pattimura. ,,We zijn weer thuis”, zegt Augustien.
Meer dan 25 jaar is ze met haar stichting Ina Ma Ata Hena (moeder die alles ziet) actief op de Molukse eilanden. Het kleine vrouwtje laat kerken bouwen, geeft scholen lesboeken, schenkt schooluniformen en brengt voedsel naar geïsoleerde dorpjes. Deze keer voor de school in het afgelegen Siahari in de rimboe van Ceram, het grootste eiland van de Zuid-Molukken, net boven Ambon.
Scan Willem Dekker. Foto bij verhaal Augustien Arends-Parinussa (82) wc-juf Assen, prinses op Ambon. WKND verhaal Willem Dekker, foto Willem Dekker.
Het geld sprokkelt ze bijeen als toiletjuf in Assen. Eerst bij V&D en na het faillissement alleen bij de Hema. Met 25 eurocent per plasbeurt is de jaaropbrengst voor de stichting geen tienduizenden euro’s per jaar. Daarom vraagt ze nu 30 cent. Nog geen vetpot. ,,Bij V&D haalden we in de goede tijd 12.000 euro per jaar op. Nu bij Hema ongeveer 7000. Daar zijn maar twee toiletten. V&D had meer wc’s, een urinoir en een ruimte met aankleedkussen voor baby’s. Maar op 16 februari was het afgelopen. Dat is zo jammer. Als ik een miljoen win in de Postcodeloterij, koop ik V&D. Maar ik ben tevreden met de Hema hoor. Het personeel is ook goed voor mij.”
Op je 82ste nog deze reizen ondernemen. ,,Oud? Hoezo oud, de duivel is oud. Veel mensen vragen mij waar ik de kracht vandaan haal. Die kracht krijg ik van God. Ik ben zo dankbaar dat ik dit werk mag doen.” Ze is een gelovig mens dat bij de Pinkstergemeente vond wat ze wilde. ,,Ik vind eerlijkheid en vertrouwen belangrijk. Vooral hier in Indonesië, er is veel corruptie. Ik heb mensen om mij heen die ik kan vertrouwen. Ik ga niet meer naar de kerk, maar volg de diensten op de tv.”
Ze is slecht ter been. Een rolstoel brengt haar naar de uitgang van het vliegveld. De tropische warmte klapt in het gezicht. Het is 30 graden en benauwd. De trui uit Nederland is uit, maar het T-shirt dreigt nat te worden. Augustien vindt het lekker. Haar lichaam warmt op, goed tegen de griep. In Nederland rijdt ze op een scootmobiel. Op het vliegveld stapt ze uit de rolstoel. Die raakt ze op Ambon niet meer aan. Ze loopt aan de hand van anderen mee. Stapje voor stapje, maar toch.
Scan Willem Dekker. Foto bij verhaal Augustien Arends-Parinussa (82) wc-juf Assen, prinses op Ambon. WKND verhaal Willem Dekker, foto Willem Dekker.
Een rij kennissen en familieleden wacht haar op. Onderwijzeres Dika Pormes (57), haar steun en toeverlaat die op Ambon alles regelt voor haar stichting. Neef Patrick, tante Bettie en neef Lery. Pim Souisa, die na een crimineel verleden jaren geleden uit Assen vertrok en hier woont. Hij mist de ring- en middelvinger van zijn linkerhand. Eraf geschoten in de burgeroorlog op Ambon in 2000.
Augustien bekijkt, bestelt en koopt zelf haar spullen in de winkels op de Molukken en brengt ze op de plaats van bestemming. Ze wil dat haar geld goed terecht komt. ,,Dat ben ik aan mijn klanten verplicht. In Indonesië is veel corruptie. Je moet zelf de regie houden. Bij veel andere stichtingen hier verdwijnt er geld. Ik vertrouw niemand.” Haar werkwijze heeft haar in al die jaren een naam bezorgd op de Molukken. Oma Agus, zoals de Molukkers haar noemen, maakt waar wat ze belooft.
Haar oude Nokia rinkelt voortdurend. In het hotel wachten steeds weer andere mensen op haar. Van die familie en familie van familie die ook weer familie is. Of ze iets voor de kerk kan betekenen. Mensen brengen eten mee, ze wordt met alle egards behandeld. In Assen is Augustien Arends wc-juf, op Ambon is ze een prinses.
In Ambon-stad krioelt het van de auto’s en scooters. Verkeersregels tellen niet. Voorrang? Nooit van gehoord. Rood stoplicht? Dat is er om te negeren, als dat het al doet. Een witte Suzuki schiet een zijstraatje in. De auto stopt pal voor een klein speelgoedwinkeltje en blokkeert de weg om uit te stappen. Scooters en auto’s claxonneren luid. Jaja, even wachten voor deze mevrouw uit Assen.
De winkel is in kerstsfeer. In de wandkasten staan honderden doosjes kerstballen, het plafond is behangen met kerstklokken en slingers. Goud van kleur, of groen, zilver en rood. Augustien krijgt een krukje aangeboden. De Chinese winkeldame laat haar een paar zwarte sportschoenen met witte strepen zien. Er zijn 72 van besteld. Voor de 72 leerlingen van de school in Siahari. Augustien bekijkt de schoenen. Goedgekeurd. Ze gaan in de dozen mee naar de bus in de haven van Ambon. De chauffeur gaat met de veerboot vooruit en geeft de dozen af bij een bevriende kerk op het eiland Ceram aan de overkant. Daar pikt Augustien ze de volgende dag op. De net aangeschafte laptop en printer gaan mee in de auto. ,,Het is niet vertrouwd die af te geven.” De laptop heeft internet, maar in Siahari is geen bereik. ,,Maar de kinderen kunnen er mee leren omgaan en opdrachten uitvoeren.”
Opdrachten uitvoeren. Dat moest ze ook als kind van een KNIL-militair. Augustien Parinussa is in augustus 1934 geboren op West-Java. Haar vader zat in de oorlog in een Jappenkamp. Haar moeder is met vier kinderen in een ander interneringskamp ondergebracht. ,,Het was er erg slecht, mijn broertje is er overleden. Een klasgenoot van mijn zusje heeft ons geholpen te ontsnappen. We zijn gevlucht op een ossenkar, hebben twee dagen en nachten doorgereden en vervolgens zijn we lopend naar Jakarta gegaan. Daar heb ik mijn uitkering als oorlogsslachtoffer nog aan te danken.”
Na de oorlog ontmoette ze de liefde van haar leven, Wim. Ook militair. Maar na de onafhankelijkheidsstrijd in Nederlands Indië werd het gezin Parinussa naar Nederland gerepatrieerd. ,,Wim wilde wel in Indië blijven, maar dat durfde ik niet.” Met haar moeder en zusjes kwam ze in Glanerbrug terecht. Wim reisde later ook naar Nederland. ,,Mijn moeder wilde niet dat ik met hem omging. Ze vond dat hij niet uit een goede familie kwam. Een Molukse man hoort een bruidschat mee te nemen voor de familie. Ik heb mijn moeder op haar sterfbed beloofd dat ik niet met Wim zou trouwen. Dat is ook niet gebeurd, hij was 23 toen hij overleed. Waaraan? Dat weet ik niet.”
Met haar vader kon ze niet opschieten. ,,Hij sloeg me.” Augustien verhuisde naar Kamp Schattenberg, het voormalige Kamp Westerbork in Hooghalen. Daar ging ze aan de slag als verpleegkundige. Ze ontmoette er Djemie Talaksuru met wie ze trouwde. Ze kregen tien kinderen. ,,Als ik beviel, zag ik Wim voor me.” Nadat ze naar de Molukse wijk in Bovensmilde verhuisde, nam ze nog drie kinderen in huis. Van de broer van haar man op Ambon. ,,Hier konden ze studeren. Ik vind het belangrijk dat kinderen zich ontwikkelen.” Ze vroeg de vergunningen aan bij de burgemeester van Smilde. Die wist het te regelen. ,,Ik heb hun leeftijd wel met enkele jaren naar beneden gebracht, anders mochten ze het land niet in. Daardoor moeten ze nu langer werken voor hun pensioen.”
De snelboot stuift in drie uur over de zee van Ambon naar Ceram. Augustien slaapt de hele overtocht. De volgende morgen vroeg begint de autorit van zes uur naar Siahari aan de noordkant van het eiland. En weer zes uur terug. Over een asfaltweg door de jungle. Chauffeur Piet Talaksuru, een neef, is beducht op grote hopen zand en steen die door stevige regenbuien op de weg zijn beland. In het nationaal park wordt de situatie nog beroerder. Gaten in weg, verzakkingen en weggeslagen stukken asfalt. Niemand die het repareert, terwijl scooters, bussen en vrachtwagens ook gebruik maken van de route. Het schijnt Augustien niet te deren. Ze kent de weg en begint ineens te zingen. ,,We gaan naar Zandvoort, al aan de zee.”
Vijftig kilometer voor Siahari koopt Augustien dozen mie, balen rijst, suiker voor de gezinnen. Die gaan op een pickup-wagen mee naar het dorp. Die pikt even verderop de schoenen uit Ambon op bij de kerk. Dan wacht de verrassing. Het asfalt wordt grind, grind wordt zand. We hobbelen 5 kilometer de rimboe in over zandwegen. Heuvel op, heuvel af, links en rechts alleen bomen en struiken. Vandaar die hulp, Siahari is voor transport bijna niet te bereiken. Het dorp ligt geïsoleerd en is op zich zelf aangewezen.
In mei 1977 wordt Bovensmilde opgeschrikt door de gijzeling van de lagere school door Molukkers. Twee kinderen van Augustien zitten in de school, Titi en Oti. Omdat ze Moluks zijn, mogen zij de bezette school snel verlaten. Bij Augustien slaat het in als een bom. Alles van het Jappenkamp komt terug. Ze draait door en voordat de gijzeling is afgelopen wordt ze opgenomen in Port Natal, het psychiatrisch ziekenhuis in Assen.
Ze wil niet terug naar de Molukse wijk in Bovensmilde, waar anderen bepalen wat je moet doen. Ze neemt afstand van de Molukse kerk en de wijk, raakt aan het zwerven en belandt in Blijf van mijn Lijfhuizen. Het contact met haar man en kinderen is minimaal. Ze scheidt van Djemie Talaksuru. Hij zorgt voor de kinderen, die zij tijden niet ziet. ,,Soms zag ik hen in de stad lopen. Dan zwaaide ik naar ze. Soms zwaaiden ze terug.” Haar man overlijdt in 1989, daarna herstelt langzaam de relatie met haar kinderen.
De dokter en maatschappelijk werker helpen haar uiteindelijk aan een huisje in Assen-Oost. ,,De dokter zei: ‘Augustien wat zou je willen doen?’ Ik antwoordde: ‘Andere mensen helpen’. Met de maatschappelijk werker hebben ik een project opgezet voor een waterleiding op de Kei-eilanden. We kregen 80.000 gulden subsidie van de Novib.”
Ze trouwt met Ote Arends, die haar dagelijks helpt met het schoonhouden van de toiletten in Assen. Een aantal van haar kinderen zit in het bestuur van Ina Ma Ata Hena, dat in 1986 is opgericht. Ze krijgt een baantje bij V&D in Assen. ,,Wij konden de toiletgroep pachten.”
Als de auto eindelijk Siahari bereikt, begint het te regenen. Meisjes in traditionele kledij wachten Augustien op bij de versierde poort van de school. Ze ontvangen haar als een koningin. De meisjes beginnen te zingen en het regent steeds harder. Het welkom valt letterlijk in het water. De jongens doen nog een krijgsdans en dan gauw de school binnen. Augustien zit vooraan in de klas op een stoel en luistert. Een van de juffen spreekt haar toe. Niemand anders verleent hulp aan dit afgelegen dorp. ,,Ik had niet verwacht dat u nog een keer zou komen.” Vorig jaar was ze hier voor de eerste keer, nadat een brand de oogst verwoestte. Ze bracht er noodhulp, schoolboeken en schooluniformen voor de leerlingen. Augustien slikt, haar ogen worden vochtig, haar kin trilt even. Haar stem slaat over als ze de mensen toespreekt. ,,Ik zal jullie nooit vergeten.” Ze overhandigt de schoenen, de zakken rijst, de dozen mie en laptop met printer. ,,Die is voor de school, niet voor privégebruik”, drukt ze de dorpsbewoners op het hart.
Na de overhandiging is er een andere zorg. De regen heeft de zandweg veranderd in een modderpoel. Hoe komt het gezelschap in vredesnaam terug, die heuvels over met de auto. ,,Komt wel goe-hoed”, zegt Augustien gerustellend en kijkt even omhoog. God ziet het, bedoelt ze. De oudste dorpsjeugd biedt uitkomst en springt met een lang touw in de bak van de pick-up. Tot twee maal toe komt de auto een heuvel niet op, de jongens trekken de wagen omhoog.
Terug in Ambon kijkt Augustien aan het strand van Latuhalat uit over de Bandazee. Ze zit een uur op een stenen pilaar. Is ze tevreden over haar leven? ,,Ja hoor, ik heb fouten gemaakt, maar ben wel de weg gegaan die ik wilde. Ik ben voor mijzelf opgekomen. Mijn kinderen noemden me wel Dolle Mina. Maar dat gekke mens uit Port Natal verleent wel hulp aan haar land. Hoe klein ook, het komt op de goede plek terecht.”
Zou ze hier niet willen wonen? ,,Ik heb een huis op Ambon. Daar woont een kennis in. Ote wil graag terug, ik zou ’s winters op Ambon willen wonen en zomers in Nederland. Maar mijn kinderen en kleinkinderen laten ons niet gaan. ‘Ma, dan halen we je terug’. Als ik Ambon verlaat, word ik stil en verdrietig. Ik moet altijd huilen als ik in het vliegtuig stap.”