Jan Pier Cleveringa (73) vindt een nestje in een akker tussen Sleen en Oosterhesselen
Afgelopen weekend werd het eerste kievitsei in Drenthe gevonden op een akker tussen Sleen en Oosterhesselen. Alles goed en wel, maar waarom gebeurt dat zoeken eigenlijk nog steeds?
Jan Pier Cleveringa (73) uit Oosterhesselen was de gelukkige vinder. Op een stuk land waar aardappelen werden geteeld, was hij bewust aan het zoeken. Hij had daar eerder al een parmantig kievitsmannetje, met zijn borst vooruit, druk in de weer gezien met het maken van allemaal komnestjes in de grond. Dan weet je als expert: hier gaan die vogeltjes straks los.
Cleveringa is coördinator bij de vrijwilligersgroep Weidevogelnestbescherming Oosterhesselen. Hoewel hij al 25 jaar vrijwilliger is, vond hij nog nooit eerder als eerste een nest. Zondag ontdekte hij de twee eieren.
Maar waarom zou je die eieren nog zoeken? Rapen en bakken tot versnapering is immers al jaren verboden. Volgens weidevogelcoördinator Erwin Bruulsma van Landschap Drenthe heeft de vondst van het eerste kievitsei toch nog altijd een belangrijke functie. „Het is het startsein voor alle vrijwilligers om het veld in te gaan.”
Maatregelen nemen
Als vrijwilligers de nesten weten te vinden, kunnen ze maatregelen nemen om ze te beschermen. Op plekken met veel nesten gebeurt dat soms met stroomdraad tegen roofdieren zoals de vos. Ook kunnen vrijwilligers de boeren laten weten dat ze dat stuk land later moeten maaien of ploegen.
In sommige gevallen verplaatsen vrijwilligers een nest. Of halen het tijdelijk even weg, zodat de boer de akker toch even kan bewerken. Soms is dat beter, want een onbewerkt stuk akker valt extra op bij kraaien en vossen. Dan zijn de eieren of jonge vogeltjes sneller het spreekwoordelijke haasje.
Kievit broedt eerder
De vondst van de kievitseieren levert ook nog iets anders op. Ze geven mooi inzicht in hoe de vogel zijn biologische klok vervroegt. De kievit past zich al langer aan het warme weer aan, zegt bioloog en grutto-onderzoeker Jos Hooijmeijer, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Hoe dat precies werkt, weten we eigenlijk niet zo goed. Ze kunnen blijkbaar goed inspelen op de klimaatverandering.”
Het nestje van weidevogelvrijwilliger Jan Pier Cleveringa (73).
Gronings onderzoek wees ruim vijftien jaar geleden al op het veranderende gedrag van de kievit. De dag waarop het eerste kievitsei wordt gevonden lag in 2005 zo’n tien dagen eerder dan in de jaren vijftig. Die trend heeft zich doorgezet. In de afgelopen vijftien jaar werd het ei in twee derde van de gevallen vóór 10 maart gevonden, terwijl dat tussen de jaren 1899 en 1958 slechts één keer voor kwam. In 2019 werd bij Vegelinsoord op 28 februari het vroegste kievitsei ooit gevonden.
Grutto blijft bij de kalender
Even ter vergelijking: voor de bedreigde grutto geldt bijvoorbeeld niet hetzelfde. Die vogel broedt al vanaf begin april. „Het zou de soort kunnen helpen als ze dat wat vroeger zou doen”, zegt Hooijmeijer. „Als het voorjaar steeds warmer wordt, en je blijft op hetzelfde moment broeden, ga je mogelijk uit de pas lopen met de beschikbaarheid van voedsel voor je kuikens.”
Ook maakt later broeden de kans groter dat eieren of kuikens in de maaimachine komen. Want boeren komen door het zachte weer juist eerder in actie. En als de boer vroeger maait, worden kuikens ook door roofdieren sneller gevonden.
Door een strenge of zachte winter verandert de grutto zijn gedrag niet. Dat bleek in onderzoek van de universiteit van Groningen en het NIOZ, dat plaatsvond tijdens het koude, droge voorjaar van 2013 en het warme voorjaar in 2014. Ondanks de warmte in 2014 kwam er niet eerder een nest. Wel was er vaker een tweede leg als het eerste gruttonestje was leeggegeten, door een hongerige steenmarter bijvoorbeeld.