Polen is dit jaar focusland op Eurosonic. Tomek Lipiński (68), in eigen land een levende legende, vertelt over 40 jaar Poolse popmuziek en zijn eigen rol daarin.
,,Een lied van hoop”, noemt Tomek Lipiński Jeszcze będzie przepięknie: ‘Ooit zal alles weer mooi zijn.‘ Hij schreef het in 1989 voor zijn band Tilt, toen het IJzeren Gordijn werd neergehaald en chaos dreigde. In de decennia erna bleef het lied klinken in Polen, vooral in roerige tijden.
Zijn lied werd gebruikt bij protesten tegen de extreemrechtse PiS-regering en gaf troost tijdens corona. ,,Tijdens de pandemie zag je de tekst op displays bij snelwegen, op bussen, in etalages, aan balkons. Ongelofelijk. Ik ben niet rijk geworden van muziek, maar dit beschouw ik als écht succes. Liever zoiets dan een villa met een gitaarvormig zwembad.”
Lipiński geldt als een levende legende in eigen land. ,,Bullshit”, zegt hij lachend. We spreken elkaar in het kantoor van Music Export Poland in Warschau. Hij neemt nog maar een slok koffie. ,,Maar het klinkt aardig. Sommige liedjes van mij zijn evergreens geworden. Mensen komen nog steeds naar mijn concerten. Wat kan ik nog meer wensen?”
Politiek geëngageerd
Hij begon eind jaren 70 als punker. ,,Punk is ontworpen voor mensen als ik: zonder muziekopleiding, drie of vier akkoorden machtig. Maar we hadden wat te melden.” Zijn muziek is altijd politiek geëngageerd geweest, ook onder het communistische regime. ,,Met Tilt zong ik eerst in het Engels. Dat was destijds tegendraads. En we bleven ermee onder de radar.”
Van de censuur had hij toen nog geen last. ,,We speelden in studentenclubs. Toen we in 1981 startten met de band Brygada Kryzys (‘Crisisbrigade’) veranderde dat omdat we een album opnamen.” In Brygada Kryzys combineerde hij punk met psychedelische muziek. Even leek zelfs een internationale doorbraak nabij.
De Poolse poplegende Tomek Lipiński. Foto: DvhN
,,We hadden al een contract getekend om te spelen in Amsterdam en Londen was geïnteresseerd. Maar toen deed generaal Jaruzelski zijn ding en alles was voorbij.” De communistische partijleider riep eind 1981 de noodtoestand uit naar aanleiding van de protesten van Solidarność. De vakbond werd verboden en Polen werd geregeerd door een militaire junta.
,,Ik kreeg een oproep voor het leger en moest onderduiken”, vertelt Lipiński. ,,Mijn dochters werden geboren en het duurde tot 1986 voordat ik een paspoort kreeg. En ook toen was het nog steeds lastig om buiten Polen op te treden.” Hij haalt zijn schouders op. ,,Het mocht niet zo zijn en het leven ging verder.”
Weinig ware gelovigen
Begin jaren 80 was onder het communisme in Polen een nieuwe taal gecreëerd, vertelt Lipiński. ,,Een schemertaal waarvan iedereen de betekenis begreep, maar die er aan de oppervlakte anders uitzag. De censors hadden het door, maar het communistische systeem kende weinig ware gelovigen. De meesten partijleden waren opportunisten.”
Kunstenaars in Polen hadden het volgens Lipiński beter dan in de andere satellietstaten van de Sovjet-Unie, zoals de DDR, Tsjechoslowakije of Hongarije. ,,We hadden veel meer vrijheid: er was een groot grijs gebied waarin we veel konden doen zonder te worden lastiggevallen. Als je niet open en direct tegen de autoriteiten inging, lieten ze je met rust.”
Na de val van het communisme veranderde alles. ,,We wisten niks van de vrijemarkteconomie. Alles was gepland. Opeens leefden we in een andere werkelijkheid.” Lipiński moest zichzelf, net als iedereen, opnieuw uitvinden. ,,Ik ging boeken lezen over marketing en de muziekindustrie en schreef rapporten over de muziekmarkt in Polen.”
Omdat de rechtsorde niet was aangepast aan het nieuwe systeem lieten beroemde muzikanten uit het Westen Polen links liggen. ,,Er treden nu elke maand meer beroemde artiesten in Polen op dan in de eerste tien jaar na de val van de Muur bij elkaar. Piratenuitgaves waren legaal zolang de internationale verdragen niet getekend waren.”
Gek op geld
Lipiński had hoge verwachtingen van het kapitalistische systeem. ,,We hadden het geïdealiseerd aan deze kant van het IJzeren Gordijn. Maar het werd een teleurstelling. Voor mezelf als artiest was het ook lastig. Ik ben altijd iemand geweest die kunst maakte om de kunst, niet voor het geld. Ik wilde mijn eigen weg gaan, maar er bleek niemand te zijn die op me zat te wachten.”
Toch bleef hij zich ontwikkelen als artiest. Met vallen en opstaan vond hij zijn weg en groeide uit tot poplegende. ,,Het heeft me een redelijke loopbaan opgeleverd in Polen. Ik kan ervan leven en daar ben ik dankbaar voor. Veel artiesten zijn zo gek op geld tegenwoordig. Bizar. Ze denken echt dat je gelukkig wordt als je miljonair bent.”
Hij weet dat de zakelijke kant belangrijk is. Lipiński begon een vakbond voor musici, was jarenlang bestuurslid van ZAiKS, het Poolse BumaStemra, en is vice-president van Music Export Poland. ,,Natuurlijk heb je geld nodig, maar als dat je belangrijkste doel wordt als artiest dan verlies je je hart.”