Zanger Joost Marsman maakt een doorstart met zijn band IOS. Foto: Marnix Schmidt
Plannen maken, schrijven, schrappen, uitstellen, vergaderen, ruziemaken, lachen, repeteren, opgeven, elkaar inspireren en tóch maar weer doorgaan. Na een pauze van veertien jaar is Joost Marsman (49) terug met zijn band IOS.
Alsof hij nooit was weggeweest. En tegelijkertijd verwonderd over alles wat in de tussentijd was veranderd.
Joost Marsman (Zwolle, 1974) stapte op donderdag 16 mei voor het eerst sinds veertien jaar het podium op als zanger van IOS, voorheen IsOokSchitterend. „Een gevoel van thuiskomen”, zegt hij nagenietend. „Maar als je dan je vrouw en kinderen ziet staan op de eerste rij... Die kids hadden mij nog nooit zien optreden. Ik was er emotioneel van. Wat een moment, joh.”
Het concert in TivoliVredenburg, in Utrecht, markeert de officiële doorstart van de band. Er is een nieuwe single, Samen, en komend najaar staat een clubtour gepland. Misschien komt er een album, misschien ook niet. „Dan publiceren we losse tracks, dat kan ook. Er verschijnt sowieso nieuw werk. Dat was ons belangrijkste uitgangspunt: we moeten een verhaal te vertellen hebben, anders zijn we alleen maar lucht aan het verplaatsen.”
Wat is dat verhaal?
„We zijn allemaal natuurlijk veertien jaar ouder. Dat betekent dat we in een andere fase van ons leven zitten. Wat brengt dat met zich mee? Hoe sta je erin? Maakt het je wijzer? Dat zijn de onderwerpen waarover ik nu schrijf.”
Joost Marsman zag in TivoliVredenburg zijn kinderen op de eerste rij: ,,Ik was er emotioneel van. Wat een moment, joh.” Foto: Hans-Peter van Velthoven
Die nieuwe levensfase betekent waarschijnlijk ook: een gezin, een baan, een hypotheek. Geen ideale omstandigheden voor een doorstart.
„Of juist wel, dat weet ik niet zo goed. Toen ik op het podium stond, dacht ik: dit wil ik de rest van mijn leven elke dag doen. Het is zo’n geweldig gevoel. We merkten ook, naarmate we weer intensiever met elkaar gingen samenwerken, dat het op een of andere manier gemakkelijker ging dan vroeger. De ego’s zijn iets kleiner geworden.”
Misschien hangt er minder van af dan voorheen.
„We hebben allemaal dezelfde insteek: het mag, maar het moet niet. Ik denk dat dat de meest gezonde manier is om muziek te maken, omdat je dan vrij bent in je hoofd. Je moet geen druk ervaren om een hit te scoren of commercieel succes te hebben. Want dan lukt het meestal niet.”
Op LinkedIn schreef je: creativiteit is niet vanzelfsprekend, maar wel een keuze.
„Het is bijna vijf jaar geleden dat we in de tuin van Matthijs (gitarist Matthijs van Dongen, red.) zaten te barbecueën en we voor het eerst spraken over een mogelijke reünie. We zijn er – letterlijk – tussen de bedrijven door mee aan de slag gegaan. Ik had inmiddels een eigen communicatiebureau met personeel, en mijn rol was steeds meer die van manager. Ik heb ontdekt dat ik veel meer een maker ben, dus ik ben inmiddels gestopt met dat bedrijf. Ik heb ook ontdekt dat je samen écht verder komt dan alleen. Het is geweldig dat we dit nog kunnen doen, dat iedereen er nog is. Dat we nog zo goed met elkaar kunnen opschieten en een vriendschap hebben die veel dieper gaat dan we misschien wel dachten.”
Wie had dat ooit kunnen denken toen je midden jaren 90 als student Zwolle verruilde voor Groningen.
„Ik wilde communicatiekunde gaan doen, maar dan moest je je propedeuse halen in een taal. Daarom ben ik Spaans gaan studeren. Dat heb ik een halfjaar tot een jaar volgehouden. In de tussentijd was ik lid geworden van de studentenvereniging Albertus Magnus, die allerlei mogelijkheden bood om muziek te maken. Er waren instrumenten, een oefenruimte: het werd allemaal gefaciliteerd. In Zwolle had ik ook al een band. Daarmee speelde ik alternatieve rock, grunge en vooral blues.”
Logisch dus om ook in Groningen een bandje te beginnen.
„Er was een songfestival van alle katholieke studentenverenigingen, het Aller Heiligen Convent. En ik dacht: lijkt me leuk om mee te doen. Gewoon, voor de gein. Dus toen heb ik een paar gasten bij elkaar gezocht die er net zo over dachten. Een van de voorwaarden was dat het Nederlandstalig moest zijn, maar ik had nog nooit een liedje gemaakt in het Nederlands.”
Dat werd ‘Voltooid Verleden Tijd’.
„Nee, nog niet. Het liedje heette Vallende Ster, over een rockster die, zeg maar, het contact met de realiteit was kwijtgeraakt. Dat jaar hebben we niet gewonnen, maar toen heb ik dus wel die jongens leren kennen. De oorspronkelijke versie van IsOokSchitterend. Ook zoiets: iemand roept zo’n naam na een repetitie aan de bar, en de rest van je leven zit je eraan vast.”
Best een bijzondere naam ook.
„Dat komt: een studentenvereniging is eigenlijk een soort minimaatschappij. Onderdeel daarvan is een eigen idioom; uitspraken en woorden die binnen de muren van de sociëteit volstrekt normaal zijn. ‘Is ook schitterend’ was zo’n kreet, een beetje op z’n Brabants uitgesproken. Dus wij vulden die naam in op het deelnameformulier en bestelden het volgende biertje.”
Het jaar erop, door een nieuwe deelname aan het AHC Songfestival, veranderde jullie leven.
„Ik weet nog heel goed dat we Voltooid Verleden Tijd schreven op de kamer van onze toetsenist Marc van der Voorn, aan het H.W. Mesdagplein. We waren eerder weggegaan van een heel saai college kunstgeschiedenis – ik was inmiddels begonnen aan de Academie Minerva. Toen ik ’s avonds terugliep naar mijn kamer in de buurt van de Kraneweg, vóélde ik: wauw, we hebben echt iets bijzonders gemaakt.”
Dat bleek: jullie wonnen de finale in Tilburg en hadden meteen de platenmaatschappijen voor het uitkiezen.
„We hadden de mazzel dat Guus Meeuwis het jaar daarvoor had gewonnen met Het Is Een Nacht. Dat was een dikke hit geworden, dus er was volop belangstelling van de platenindustrie. Het balletje ging onmiddellijk rollen. Binnen de kortste keren stonden we in de top tien. Vonden we toen natuurlijk al heel bijzonder, maar als ik erop terugkijk, zie ik pas hoe dat onze levens heeft veranderd.”
Je was 22 jaar en plotseling een nationale bekendheid.
„Dat was niet altijd even makkelijk, hoor. Ik had het er laatst met Suzan & Freek over, die ook vanuit het niets keihard omhoog zijn geschoten. Plotseling kun je nauwelijks meer de straat over. Je wordt constant aangeklampt voor een foto of een handtekening. En wij hadden in die tijd nog niet eens mobiele telefoons, kun je nagaan. Ik herinner me een bezoekje aan de McDonald’s in de Herestraat, waarbij mensen letterlijk op de tafels klommen: ‘Kijk, dat is hem!’ Ik vond het vreselijk. Van nature ben ik best introvert.”
Joost Marsman was als 22-jarige plotseling een nationale bekendheid. Foto: Marnix Schmidt
Jullie waren al gauw zat van het stempel ‘studentenband’. Daar heb je je hevig tegen verzet.
„Dat vonden we toen heel belangrijk. Maar later dacht ik: Radiohead en Queen zijn ook ooit begonnen als studentenband. Het zegt niets over de kwaliteit, het is gewoon de meest logische tijd waarin je muziek begint te maken.”
Het meest verrassende, althans voor de buitenwereld, was misschien nog wel dat jullie géén eendagsvlieg bleken te zijn.
„We waren een vriendenclub die een band was geworden. Daardoor hebben we heel wat tegenslagen kunnen doorstaan. Van de eerste plaat verkochten we bijna 50.000 exemplaren, ook in die tijd was dat echt heel veel. De tweede liep al wat minder en bij de derde waren we, na geruzie met onze platenmaatschappij in Hilversum, overgestapt naar een kleiner label. Die plaat heeft weinig gedaan.”
Veel bands hadden waarschijnlijk op dat moment het bijltje erbij neergegooid. Jullie niet.
„Toch was het misschien wel een logisch moment geweest. De hype was een beetje voorbij na vijf-, zeshonderd optredens. Alle uithoeken van het land gezien, alle podia afgelopen. Sommige bandleden hadden hun studie weer opgepakt. Je merkte gewoon dat bij iedereen de aandacht wat verslapte. Zelf ging ik aan het werk als copywriter en marketeer. Eerst een tijdje in loondienst, onder meer bij La Compagnie, later als freelancer.”
En uitgerekend in die omstandigheden maakten jullie in 2005, na vier jaar radiostilte, een indrukwekkende comeback.
„Het album 4 was denk ik onze beste plaat. Er zit nog een soort jeugdigheid in, maar de liedjes zijn ook volwassen. We hadden heel erg naar die plaat toegeleefd, voortgestuwd door een sterk wij-tegen-zijgevoel. Want gebrek aan succes ligt natuurlijk nooit aan jezelf, dat ligt altijd aan de buitenwereld die je niet begrijpt. We zouden ze wel eens even laten zien wat we konden.”
Acht jaar na Voltooid Verleden Tijd stonden jullie met Hoe Het Voelt weer hoog in de Top 40. In de anderhalf jaar daarna volgden nog drie hits.
„Uit De Schaduw met name, dankzij een reclamecampagne van de Staatsloterij waarin dat liedje werd gebruikt. En Altijd Wel Iemand heeft enorm veel losgemaakt. Nog steeds, trouwens.”
Daar was je weer, met je hoofd op de cover van de muziekbladen.
„Je zou denken: helemaal top. Eindelijk de waardering die we wilden. Maar ik voelde het niet meer. En daar ben ik heel erg van in de war geraakt. We hadden drie, vier jaar gewerkt aan iets waarvan ik dacht dat het me voldoening zou geven, dat ik er gelukkig van zou worden. Maar toen het succes weer begon, dacht ik alleen maar: wil ik dit nog wel?”
Kun je het, achteraf, verklaren?
„Ik denk dat het fases in je leven zijn. Ik heb gewoon heel lang mijn gevoel genegeerd en ben doorgegaan met iets waar ik eigenlijk niet meer blij van werd. In mijn rol van manager heb ik dat onlangs weer meegemaakt. Maar toen heb ik dus op tijd gedacht: ik laat dit niet nog een keer gebeuren.”
Wanneer wist je: ik moet stoppen met de band?
„Onderweg naar een optreden, in mijn eentje in de auto, kreeg ik een soort paniekaanval. Ik heb de auto aan de kant gezet, want ik wist niet meer waar ik heen moest. Letterlijk en figuurlijk de weg kwijt, nogal heftig. Het ging om een grote show, een festival waarbij we vóór Ilse DeLange zouden spelen. En ik kwam maar niet opdagen. Uiteindelijk is dat weer goed gekomen. Natuurlijk. Maar ik wist wel: op dit moment is dit niet de weg voor mij. In 2008 heb ik de beslissing genomen.”
Jullie hebben nog wel een afscheidstour gedaan.
„Een theatertour én een clubtour én een concert in Paradiso. En ik heb ervan genoten, hoor. Het was de beste clubtour die we hebben gedaan, ook qua bezoekersaantallen. De kers op de taart was Vrienden van Amstel in januari 2010. Daarna was het klaar.”
Zanger Joost Marsman maakt een doorstart met zijn band IOS. Foto: Marnix Schmidt
Wat ben je daarna gaan doen?
„Ik ging verder met het werk dat ik al deed, als copywriter. In de tussentijd was ik met mijn vrouw verhuisd naar Utrecht. Onze kinderen Joep, Tes en Bas zijn geboren. En als je kinderen krijgt, staat je wereld gewoon helemaal op zijn kop.”
Toch bracht je al in 2011 een soloalbum uit, Waar Liefde Begint. Was dat, met wat je net vertelde, niet veel te snel?
„Ik heb dat album puur voor mezelf gemaakt. Het was heel fijn dat andere mensen er blij mee waren, maar ik jaagde geen succes na. Sommige dingen in je leven zijn voor altijd, andere dingen zijn tijdelijk. Ik wist wel dat muziek voor altijd zou zijn. Het was mijn eerste liefde en het zal ook mijn laatste zijn. Maar ik had geen zin meer in promo’s en al dat gedoe.”
Je bent een Springsteen-tribute begonnen.
„Een paar jaar lang heb ik te weinig met de muziek gedaan. Daarna ben ik op zoek gegaan naar wat voor mij de bron was. Ik kwam automatisch uit bij Bruce Springsteen. Mijn vader draaide vroeger al dat fantastische album The River. Die Springsteen-band was niet bedoeld als carrière, als we tien keer per jaar speelden is het veel.”
Je bent ook gaan schrijven voor anderen: Trijntje Oosterhuis, Roxeanne Hazes, Waylon.
„Samen met Sander (IOS-gitarist Sander Rozeboom, red.), die ik sowieso altijd ben blijven zien omdat hij mijn zwager is. Op een dag zouden we een schrijfsessie doen met Trijntje Oosterhuis, maar zij belde op het laatste moment af. Ik was al onderweg naar de studio en we zijn toch maar gaan zitten. Aan het einde van de dag reed ik naar huis met weer dat gevoel: we hebben iets bijzonders gemaakt. Een IOS-liedje, voor de volle honderd procent. Maar ja, we waren niet voor niks gestopt. Dus hebben we het eerst laten liggen en zijn we gewoon doorgegaan met Trijntje.”
Tot aan die beruchte barbecue, nu bijna vijf jaar geleden.
„Waarbij we constateerden dat onze kinderen ons nog nooit hadden zien optreden. Maar hoe moesten we het dan aanpakken? Een rondje met alleen oud werk? Kleine zaaltjes of de theaters? Joost (IOS-toetsenist Joost Haartsen, red.) was bij wijze van spreken de Ziggo Dome al aan het bellen. Het was ook het moment waarop Sander en ik konden melden dat we toevallig een paar liedjes hadden gemaakt die we nog niet aan een artiest hadden verkocht.”
De eerste aanzet tot het nieuwe hoofdstuk van het jongensboek.
„Ja, al ging het echt niet zonder slag of stoot. Net als vroeger was het een kwestie van plannen maken, schrijven, schrappen, uitstellen, ruziemaken, lachen, stoppen en toch weer doorgaan. Er kwam ook nog even een pandemietje tussendoor. Het laatste moment van ‘go or no go’ was het afhaken van Sander vanwege een issue met zijn gehoor. Achter de schermen gaat het prima – hij blijft songs schrijven, produceren, inspelen in de studio – maar hij wil niet meer het podium op. Een zware beslissing, voor ons allemaal, maar voor de optredens hebben we in Tim William van Ouwerkerk een uitstekende vervanger gevonden.”
Je zingt het zelf op de nieuwe single: Als we gaan, gaan we samen.
„Ik weet nu dat de reis veel belangrijker is dan de bestemming. Toen we begonnen was ik 22 en kende ik mezelf nog niet. Nu loop ik tegen de 50 en begrijp ik mezelf al een stuk beter. Maar nog steeds niet helemaal. De ontdekkingstocht gaat verder.”