Pabostudenten Anne Kamps en Sigrid Postema. Foto: Corné Sparidaens
Als Nederlandse kinderen en jongeren steeds minder boeken lezen, en daar ook steeds minder plezier in hebben, hoe zit het dan met onze pabostudenten? Lezen zij ook niet meer, of zijn ze juist van plan om straks voor de klas het tij te keren? Een gesprek in de Kinderboekenweek (thema: ‘Worden wat je wil’) met de leerkrachten van de toekomst.
,,Wat lees jij?’‘, vroeg het meisje aan Sigrid Postema.
De stagejuf op de school in Woldendorp keek op uit haar boek en liet de cover zien: van Edward van de Vendel en Ionica Smeets. Het meisje, dat tijdens lezen een -tijdschrift pakte, was nieuwsgierig.
,,Weet je wat?’‘, zei Postema. ,,Als ik jouw mag, krijg jij mijn boek.’‘ Het meisje las en hield niet meer op.
Vol trots vertelt Postema de anekdote aan medestudent Anne Kamps van de Pedagogische Academie (pabo) met wie ze haar passie voor boeken deelt. ,,Dat voelde als een overwinning!’‘
Zien lezen doet lezen. Het werkt echt.
Leesplezier moet terugkeren
Nederlandse kinderen en jongeren lezen steeds minder en steeds slechter. Bijna een op de vijf jongeren heeft een taalachterstand en dreigt laaggeletterd te worden. Een derde tot de helft van de jongeren vindt lezen niet leuk en dat is meer dan in veel andere landen. Maar een kwart van de jongeren beleeft plezier aan boeken.
Het baart ouders, leerkrachten, werkgevers, politici en boekenliefhebbers zorgen. Want ook al digitaliseert ons leven in rap tempo, taal blijft de basis van onze communicatie en die taal leer je het beste door te lezen. Niet alleen het scannen van korte berichten, maar juist ook het ‘diepere’ lezen van langere, meer complexe teksten.
Pabostudenten Anne Kamps en Sigrid Postema. Foto: Corné Sparidaens
Het leesplezier moet terugkeren, daar zijn de meesten het wel over eens. Allerlei onderzoeken en rapporten gaan over het probleem, maar het moet in de praktijk gebeuren. Hoe kijken de onderwijzers van de toekomst daar tegenaan? Houden de pabostudenten wél van lezen? En wat zijn zij van plan om te doen tegen de ontlezing van de jeugd?
Iedereen leest toch?
,,Ik wil álle kinderen aan het lezen krijgen’‘, zegt Anne Kamps. Het is een van de belangrijkste redenen waarom ze voor de klas wil staan. ,,Lezen is belangrijk om zó veel redenen. Je ontsnapt aan de werkelijkheid, ontdekt nieuwe dingen, ziet andere perspectieven, kan je inleven in anderen, leert je concentreren, is goed voor je taalontwikkeling.’‘
Voor Kamps en studiegenoot Postema – ze doen beide de verkorte tweejarige opleiding aan de Hanzehogeschool in Groningen – is lezen vanzelfsprekend. Ze groeiden op in huizen vol boeken. Het gezin van Postema had een abonnement op de bibliotheek van Terschelling zodat ze ook konden lezen op vakantie. Kamps ging met haar ouders regelmatig naar het kinderboekenmuseum.
,,Iedereen leest toch? Dat denk je dan’‘, zegt Postema. ,,Maar we hebben klasgenoten op de pabo die het maar matig interessant vinden. Moeten ze zes boeken lezen voor het vak jeugdliteratuur en vinden ze dat al veel. Ze hebben geen idee waar ze moeten beginnen of vinden lezen een ‘hobbyvak’ – niet belangrijk.’‘
Kamps en Postema zijn op de pabo een kinderboeken-leesclub gestart: de Kleine Vriendelijke Leesclub. Maak een pabostudent enthousiast voor lezen en je bereikt in één klap de kinderen van de toekomst. Postema: ,,Er is voor ieder kind een boek. Maar als de leraar niet weet wat er allemaal is, wordt het moeilijker te vinden.’‘
Wij kunnen de wereld laten zien, maar ze moeten er zelf iets mee doen
Ook vierdejaars pabostudenten Joris van Meer en Robert van Zuijlekom zetten zich in om hun studiegenoten meer te laten lezen en bewust te maken van jeugdliteratuur. Ze organiseren op de pabo op eigen initiatief activiteiten rondom de Kinderboekenweek, zoals een verkiezing van het beste kinderboek.
Van Zuijlekom: ,,Als wij hier één student enthousiast maken voor lezen en die brengt dat straks weer over op kinderen heb je veel gewonnen.’‘
Ze voelen de verantwoordelijkheid, tegelijkertijd weten ze dat deze maatschappelijke ontwikkeling de invloed van de leerkracht voor de klas te boven gaat. ,,Wij kunnen kinderen de wereld laten zien, wij kunnen ze alle boeken aanbieden die er zijn’‘, zegt Van Meer. ,,Maar uiteindelijk moeten ze er zelf iets mee gaan doen.’‘
Ontlezing is een complex probleem zonder simpele oplossing. Van Meer: ,,Het wordt snel afgeschoven op het onderwijs, maar het is een ontwikkeling die in de hele maatschappij gaande is. We zitten allemaal op onze mobieltjes, kinderen krijgen snellere, meer visuele informatie. Wij kunnen er op scholen met man en macht aan werken maar er moet ook thuis aandacht voor zijn.’‘
Van Zuijlekom heeft genoeg vrienden die niet lezen. ,,Ze vinden er niks aan. Als zij straks kinderen krijgen gaan ze echt niet zeggen: je moet lezen want dat is leuk.’‘
Vorig jaar hadden ze een discussie in de klas. Stelling: een leerkracht moet zelf van lezen houden om leesplezier over te kunnen brengen. ,,Daar waren genoeg mensen het niet mee eens’‘, zegt Van Zuijlekom. ,,Ik doe wel alsof, zeiden ze. Maar volgens mij hebben kinderen het heel goed door als het niet echt is.’‘
Les in het overbrengen van leesplezier krijgen ze niet op de pabo. ,,Het gaat veelal om begrijpend lezen, minder om het plezier’‘, zegt Van Meer. ,,Daar is nu natuurlijk ook veel discussie over. Leesplezier is heel belangrijk en daar helpen die taalarme begrijpendlezen-teksten die vaak niet aansluiten bij de belevingswereld van kinderen niet bij.’‘
Gamification
Goeie kinderboeken doen dat juist wel: aansluiten bij de belevingswereld van het kind. De pabostudenten noemen iconische schrijvers als Roald Dahl en Tonke Dragt en klassiekers als en . Ook in de moderne jeugdliteratuur is genoeg te genieten. Het laatste boek in de leesclub van Kamps en Postema was van ‘held’ Sjoerd Kuyper.
Robert van Zuijlekom en Joris van Meer. Foto: Corné Sparidaens
,,Het gaat nu in het onderwijs veel over spelelementen gebruiken om kinderen beter te laten leren’‘, zegt Kamps. ,,Het lijkt wel alsof we vergeten zijn dat boeken dat allang doen.’‘ Iedereen houdt van goeie verhalen, de zinsbouw, spelling en woordenschat pak je vanzelf mee.
Ook als de wereld digitaler wordt en verhalen steeds vaker worden verteld in series en games, blijft lezen belangrijk. Daar zijn deze pabostudenten van overtuigd. ,,Taal is je grootste wapen’‘, zegt Van Meer. ,,Je wapen én je schild. Het brengt je verder. Ook als je metselaar bent moet je begrijpen wat je opdracht is. Ons rekenonderwijs is hartstikke talig. Het hoeft allemaal niet foutloos, maar je moet het herkennen en je moet ermee kunnen spelen. Daar helpen boeken bij.’‘
Naast het positieve effect op de taalontwikkeling bieden boeken ook een andere beleving dan verhalen die worden verteld in series of games. Kamps: ,,Je kunt beter in het hoofd kruipen van mensen. Je hoofdpersoon komt dichterbij. Goed voor je verbeeldingskracht en empathisch vermogen. In een echt goed kinderboek word je zélf de hoofdpersoon, zegt meneer Droste van het Kinderboekenmuseum.’‘
Als ik soms zie hoe weinig gelezen wordt op school...
Ja, ze maken zich zorgen over het leesniveau en het weinige leesplezier van Nederlandse jongeren. ,,Zeker omdat iedereen zich ervan bewust is en we er van alles aan proberen te doen’‘, zegt Van Meer. ,,Maar dat zie je niet terug in de resultaten en onderzoeken. En als je dan nu al om je heen de pabostudenten hoort roepen dat ze geen tijd hebben, dat ze het al zo druk hebben met al die andere dingen, dan vrees ik toch dat cultuuronderwijs snel weer ondersneeuwt.’‘
Ze leggen zich er niet bij neer. Het voordeel van leraar zijn is: je kunt wat doen. ,,Als je zelf voor de klas staat heb je iets van controle’‘, zegt Sigrid Postema. ,,Als ik bij stages soms zie hoe weinig er gelezen wordt op school – niet overal hoor! – dan wil je het anders aanpakken. Ik word zo blij van zo’n meisje dat ineens iets anders gaat lezen dan de .’‘
Kamps houdt als groot liefhebber volop vertrouwen in de kracht van het boek. ,,Ik blijf denken dat er een keer een omslagpunt komt. Dat kinderboeken alleen maar groter zullen worden. Hoe heerlijk zou dat zijn.’‘