„Goede kunst is kunst die je niet alleen tot denken aanzet maar waarover je blijft nadenken”, zegt Thijs Lijster. Foto: Harry Cock Harry Cock
April is de Maand van de Filosofie, met vrijdagavond de Nacht van de Filosofie in Groningen. Een van de sprekers is Thijs Lijster, die in zijn nieuwe essaybundel pleit om niet langer 'over' maar 'door' kunst te denken. „Een kunstwerk denkt terug.”
Op een gegeven moment valt tijdens het gesprek de naam van Thierry Baudet. In de nieuwe essaybundel van filosoof Thijs Lijster (Hoogeveen, 1981) komt veel moderne, avant-gardistische kunst voorbij. ,,Ik ben tegen moderne kunst”, luidt een terugkerend mantra van de leider van Forum voor Democratie, die de negentiende-eeuwse kunst verheerlijkt en het hedendaagse ‘kunstkartel’ voortdurend van ‘cultuurmarxisme’ beticht.
Lijster: „Een van de problemen daarvan, en ook van Baudets tirades tegen hedendaagse architectuur, is dat je daarmee eigenlijk zegt dat kunst op een bepaald moment af is, in ijzer gegoten: ‘In de negentiende eeuw gebeurde het en daarna niks meer.’ Ik zou niet in een wereld willen leven met alleen kunst van een eeuw geleden. Ook omdat het dan niet meer gaat over jouw wereld.”
En juist onze neoliberale wereld schreeuwt om nieuwe kunst die het nog ongedachte denkt, betoogt Lijster in . Kunst kan ‘sterke verhalen’ vertellen die laten zien dat de huidige inrichting van de maatschappij niet vanzelfsprekend is. Dat het anders kan. Zo’n sterk verhaal kan een beweging in gang zetten: ‘een beweging van de geest in de eerste plaats, maar vervolgens als het goed is ook een maatschappelijke beweging’, schrijft Lijster.
Het grote verschil met oude ideologieën en de ‘lulkoek van klimaatontkenners en volksmenners’ (zoals Lijster het formuleert) is dat ‘sterke verhalen’ altijd open zijn en nooit afsluitend. Het zijn geen verhalen die hun eigen waarheid verabsoluteren, maar juist vermeende vanzelfsprekendheden ter discussie stellen. Zoals het idee dat de huidige, postindustriële kapitalistische samenleving de natuurlijke orde der dingen is.
In zijn vorige bundel (uit 2016) analyseerde Lijster juist dat idee in een serie scherpe, cultuurkritische essays. In zijn nieuwe bundel werkt de docent kunst- en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen zijn ‘sterke verhalen’-concept verder uit, toegepast op kunst, kunstkritiek en kunstfilosofie.
Leidraad in is het idee dat een kunstwerk geen passief object is maar zelf terugdenkt. Een kunstwerk ‘is een vorm van denken’, een ‘denkbeeld’, een ‘ding-dat-denkt’, betoogt Lijster. In het verlengde daarvan pleit hij voor een kunstkritiek en -filosofie die niet kunst denkt, maar kunst. „Filosofen hebben van oudsher de neiging om in heel algemene termen over ‘de kunst’ te praten. Daar zet ik me tegen af.”
Hij noemt de grote Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant als voorbeeld. „In zijn wordt amper een kunstenaar of kunstwerk genoemd. Later is dat wel wat opgeschoven, maar vaak blijft het vrij algemeen. In die opvatting van esthetica heb je een object waar je vervolgens allemaal gedachtes over formuleert. Terwijl ik juist wil laten zien: Kijk, het kunstwerk denkt terug en doet bepaalde proposities, bevat misschien wel argumenten. In elk geval: het geeft te denken.”
Zo komt er een dialoog tot stand, waarvan Lijster in zijn essays over werk van kunstenaars als Maarten Baas, Marijke van Warmerdam en Damien Hirst verslag doet. Het zijn vooral spraakmakende kunstwerken die Lijster gebruikt om te denken. „Kunstwerken die te denken geven zijn vaak werken die bestaande kaders of bestaande opvattingen ter discussie stellen. Denken door kunst past misschien minder bij mainstreamkunst.”
Toch komen ook daar dingen in voor die te denken geven. „Het heeft er ook mee te maken hoe snel je over een kunstwerk bent uitgedacht. Dat is voor mij altijd een kwaliteitscriterium geweest: goede kunst is kunst die je niet alleen tot denken aanzet maar waarover je blijft nadenken. Een serie als doet dat ook. Het kan dus best mainstreamkunst zijn.”
Of negentiende-eeuwse. „Ik noem in het boek Walter Benjamin, die uitgebreid over de dichtkunst van Baudelaire heeft geschreven. Benjamin laat zien hoe die een soort seismograaf van de negentiende eeuw was, ook al was Baudelaire daar zelf niet zo mee bezig. Het doel van denken door kunst is niet om de opvatting of de intentie van de kunstenaar te achterhalen. Het gaat er meer om hoe een werk je ergens brengt waar je zonder dat werk niet op uitgekomen zou zijn.”
„Het kunstwerk wordt dan een soort prisma, of caleidoscoop, waardoorheen je naar de wereld of de geschiedenis kijkt”, stelt Lijster. Oordelen over hoe goed een uitvoering is, of hoe mooi iets is geschilderd, zijn dan minder belangrijk. „Het belangrijkste kwaliteitscriterium is voor mij in hoeverre het werk te denken geeft of tot denken aanzet. Daardoor ga je uitzoomen: hoe past dat ene werk in het geheel? Wat voor perspectief geeft het op de wereld?”
Net als in zijn vorige boek bevatten de essays in een duidelijk antikapitalistische boodschap. Lijsters denken bevat een scherpe en overtuigende kritiek op de dominante neoliberale ideologie, waaraan niemand in de westerse wereld zich kan onttrekken. Het ongebreidelde consumentisme, de cultus van het Zelf, de verwaarlozing van de publieke ruimte, en het alomtegenwoordige nutsdenken – ook op de universiteiten – vragen daar ook om, meent Lijster.
„Een aantal essays haakt aan bij de notie van het ‘antropoceen’, het tijdperk van de mens. Ik ben er van overtuigd dat deze wereldorde niet duurzaam is en dat dat nog altijd onvoldoende ingezien wordt. Er wordt onvoldoende over nagedacht. Het is wel vaker gezegd: als de hele wereld de westerse levensstijl erop zou nahouden, dan hebben we aan één aarde niet genoeg. Dat is niet eens een heel radicaal standpunt.”
Bang dat mensen op zijn antikapitalistische blik afhaken is hij niet. „Je hoeft echt niet radicaal links te zijn om dit soort moderniteitskritiek te omarmen. En ik vind het belangrijk om man en paard te noemen. Bijvoorbeeld dat er in de term ‘antropoceen’ iets verhullends zit. Alsof het alle mensen zijn die de wereld kapotmaken. Het is natuurlijk een specifiek soort systeem, een specifieke inrichting van de samenleving en de cultuur, die dat doet.”
In het boek noemt Lijster de door ecoloog Andreas Malm gemunte term ‘kapitaloceen’ als alternatief. „Dan kom je terecht in een politiek-ideologische discussie, waar ik in dit boek niet heel onmiddellijk op inga. Maar het komt inderdaad wel steeds terug. Daarin schemeren mijn wereldbeeld en mijn opvattingen door.” Net als in zijn keuze om veel te denken door geëngageerde kunst.
„Dat sluit aan bij de ideologiekritische bril die ik draag. Ik besef ook dat veel andere critici niks ophebben met geëngageerde kunst. Ik erken ook het risico van eendimensionaliteit, maar tegelijkertijd denk ik dat enige vorm van engagement wel gezond is. De kunst wordt ook bijna in die richting gedwongen. Er komt een punt dat je als kunstenaar niet meer langs de zijlijn kunt staan, omdat het je eigen leven raakt.”
Nog even terug naar Thierry Baudet. Kan naar Schubert luisteren, zoals hij zo graag doet, ook denken door kunst opleveren? „Ik luister ook graag naar Schubert. Een tijdje geleden heb ik een boekje gelezen van de tenor Ian Bostridge over . Naast het muzikale genie van Schubert wordt daarin ook duidelijk gemaakt dat het verhaal over , maar ook de vorm, door en door sociaal is. Het raakt aan allerlei sociaal-politieke thema’s die op dat moment speelden.”
Niet dat je dat soort culturele contexten altijd in je achterhoofd moet hebben als je naar Schubert luistert, zegt Lijster. „Ik wil niemand ontzeggen om gewoon te genieten van kunst. Maar ik vind ik het belangrijk om erop te wijzen dat kunst niet een hemels iets is dat losstaat van de wereld. Ook met oude kunst kun je op een maatschappelijke manier kijken. Voor mij werkt dat als een verrijking ervan. De onmiddellijke esthetische ervaring en het denken, schrijven en lezen over kunst staan voor mij in voortdurende verbinding met elkaar.”
Een probleem is wel dat de maatschappelijke ruimte voor cultuurkritische, ‘sterke’ verhalen in het huidige politieke klimaat onder druk komt te staan. „Ik moest daar nog aan denken toen het ging over dat meldpunt voor linkse indoctrinatie van Forum voor Democratie. Heel kwalijk, juist ook omdat het op een valse manier is. Er wordt gezegd: ‘De leerlingen worden geïndoctrineerd door de linkse kerk’. Dan denk ik: kritisch denken is toch niet typisch links?”
Eerder is het omgekeerde aan de hand, zegt Lijster. „Als je kijkt hoe leerlingen werkelijk worden geïndoctrineerd, om die term maar eens te gebruiken, dan is dat veel meer in een rechts-liberaal wereldbeeld: ‘Er is geen alternatief voor het kapitalisme’, ‘je moet aan jezelf werken’, ‘je moet jezelf ontwikkelen om klaar te zijn voor de arbeidsmarkt’. Dat is allemaal neoliberale indoctrinatie.”