Vlnr Roos Custers leidt in de hortus in Haren een gesprek met Thom Wijenberg, Puck Füsers en Lieke Gorter. Foto Reyer Boxem/Noordwoord
Als in Groningen en omstreken iets literairs wordt georganiseerd, is Roos Custers er meestal bij. Vaak op de achtergrond, soms op de voorgrond.
Zaterdag interviewde ze drie aankomende dichters tijdens de 25ste editie van festival Dichters in de Prinsentuin, dat net als vorig jaar in de hortus botanicus in Haren werd gehouden. ,,Waarom willen jullie in vredesnaam schrijver worden? Er valt geen droog brood mee te verdienen. Wat drijft jullie?”, wilde ze van haar gasten weten.
Thom Wijenberg (1996), Puck Füsers (2002) en Lieke Gorter (1989) zetten zich schrap in hun fauteuils. ,,Zelfonderzoek”, antwoordde de eerste op de weifelende toon die millennials eigen is. ,,Ik ben enthousiast over taal. Schrijven is heel fijn”, sprak de tweede. ,,Het is een noodzaak om te creëren”, vulde de derde aan.
Een nieuwe lente en eindeloze rijen populieren
Gorter vertelde over haar opleiding aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Wijenberg bleek die opleiding te hebben onderbroken en werkt nu bij literair productiehuis Wintertuin in Nijmegen. Füsers won afgelopen jaar Write Now en maakt zich op voor deelname aan een zomerkamp van uitgeverij Das Mag.
Na een voorleessessie stelde Custers (1977) de houdbaarheid van hun gedichten ter discussie. ,,Het gaat over het digitale tijdperk, over memes en hyperlinks. Er komen namen van nu in voor. Zijn jullie niet bang dat jullie werk over honderd jaar niet meer te lezen is? Je kunt ook dichten over een nieuwe lente en eindeloze rijen populieren.”
Wijenberg reageerde ad rem: ,,Ik hoop van harte dat ik er over honderd jaar niet meer ben. Wat er met mijn werk gebeurt, moeten ze dan maar weten.” Füsers hield een slag om de arm: ,,Ik hoop dat in mijn gedichten iets zit dat bestand is tegen het voorbijgaan van de tijd. Maar nu rekening houden met wat over honderd jaar gebeurt, wil ik niet.”
Behalve Wijenberg, Füsers en Gorter traden nog zo’n zeventig dichters afgelopen weekend op in Haren, verspreid over het enorme oppervlak van de hortus. Op programmaonderdelen was allerminst bezuinigd. Zoals vaker bij literaire evenementen kon de publieke belangstelling beter.
Tijdens de festivalopening, vrijdag, had Noordwoord-directeur Correen Dekker de festivalformule nog eens samengevat: tijdens Dichters in de Prinsentuin staan gevestigde dichters zij aan zij met talenten. ,,Velen hebben doorgezet, hebben bundels geschreven en lezers gevonden.”
Papier is nog steeds het grootste goed
,,Is dat het streven”, wilde Custers van de drie talenten weten. ,,Is papier nog steeds het grootste goed, zelfs in het digitale tijdperk?” Wijenberg meende van wel: ,,Ik zou geen bundel lezen die helemaal online staat.” Gorter viel hem bij: ,,Ook ik heb liever iets in handen waar je in kunt bladeren.”
Custers wees op de slechte verkoop van dichtbundels. Dichters moeten soms geld meebrengen om werk uitgegeven te krijgen. De jonge dichters huldigden het credo van Remco Campert. Ze geloven in een rivier die stroomt van zee naar de bergen. ,,Als ik de poëzie gaande moet houden, dan doe ik daar graag mijn best voor”, sprak Füsers.
Wie nu niet zaait, zal later niet oogsten. Echt talent laat zich niet ontmoedigen.