Jan Beuving: „Het begint bij mij altijd bij de werkelijkheid. Bij iets wat ik lees, bij een verhaal dat ik hoor." Foto: Maartje ter Horst
Na zes cabaretprogramma’s maakt Jan Beuving een tussenbalans op. In de korte tournee ‘Resumé 1’ komt hij het allerbeste nog eens zingen. „Als je een lied schrijft, leg je jezelf regels op. En hoe meer regels er zijn, hoe creatiever je moet worden.”
Jan Beuving (Numansdorp, 1982) won twee Annie M.G. Schmidtprijzen en een Willem Wilminkprijs voor zijn liedteksten. ‘Briljant en grensverleggend mooi’, schreef Jacques J. d’Ancona in zijn vijfsterrenrecensie van Beuvings programma Restante. ‘Meesterschap in elk genre’, oordeelde Het Parool.
Vakgenoten als Paul de Leeuw, Simone Kleinsma, Huub Stapel en Richard Groenendijk maken dankbaar en veelvuldig gebruik van Beuvings schrijftalent. Dat opdrachtwerk is, net als het werk voor zijn eigen programma’s, terug te vinden in Ruitjesblues, de pas verschenen bundeling van al zijn liedteksten plus toelichtingen.
In ‘Resumé 1’ zing je een selectie van je beste werk. Hoe kwam je tot deze schifting?
„Ja, goede vraag. Daar begint het programma ook mee; het was bijna niet te doen. Ik denk dat er ongeveer 85 teksten in Ruitjesblues staan en in de voorstelling is plek voor 17. Het opdrachtwerk heb ik min of meer meteen laten vallen. Dan had ik zeven of acht toppers die er sowieso in moesten. En ik wilde natuurlijk iets wiskundigs doen, omdat ik met mijn achtergrond als wiskundige in het begin van mijn carrière heel veel van dat materiaal heb gemaakt. Je let ook op het ritme van de voorstelling: we hebben iets langs, we hebben iets lyrisch, we hebben iets korts en grappigs. Dus dan ga je gewoon een beetje voegen: wat moeten we nog?”
Veel van je teksten, schrijf je in ‘Ruitjesblues’, zijn geschreven binnen de context van een programma. Soms verwijzen ze naar elkaar of naar een conference in diezelfde show.
„Precies, dat is ook de reden dat bijvoorbeeld alles uit het programma over de Belastingdienst, dat ik maakte met Patrick Nederkoorn, is gesneuveld. Ik had best Eigenwoningforfait kunnen zingen, maar dan zing ik liever Fermat. Dat heeft dezelfde rijmgimmick, maar dan met een wiskundig onderwerp. Het lied getuigt ook van mijn liefde voor het werk van Drs. P, aan wiens Dodenrit het zeker schatplichtig is.”
Wat maakt een onderwerp geschikt om over te zingen?
„Het begint bij mij altijd bij de werkelijkheid. Bij iets wat ik lees, bij een verhaal dat ik hoor. Of ik maak iets mee. En vervolgens is er een moment waarop ik denk: dit is een lied. Zoals bij Willie Wortel een lampje gaat branden bij een goed idee. Wat ik vervolgens doe, is in feite het stileren van de werkelijkheid.”
En die onderwerpen kunnen uit alle hoeken komen?
„Ja, soms hoef je bijna niets te doen. Kijk bijvoorbeeld naar een lied als Zaterdagochtend, over een moeder met borstkanker. Dat is letterlijk een op rijm gezette blogpost van die vrouw. Ik heb er niets aan veranderd of aan toegevoegd. In andere gevallen is er alleen maar een kern, een uitgangspunt, waar ik een verhaal omheen verzin. En die onderwerpen komen soms uit de wiskunde, uit boeken. Je komt eens op een verjaardag of bij een begrafenis. Uiteindelijk ben ik natuurlijk een verhalenverteller en is Ruitjesblues een verhalenbundel. Alleen is mijn vorm niet het korte verhaal, maar het lied.”
Met alle bijbehorende regels van ritme en rijm.
„Als je een lied schrijft, leg je jezelf regels op. En eigenlijk geldt: hoe meer regels er zijn, hoe creatiever je moet worden. Ik ben echt een ambachtsman als het op rijm aankomt. En ik ben ervan overtuigd dat mensen het voelen als je dat ambacht erin stopt.’’
Zijn dat geen parels voor de zwijnen? Er zijn mensen zat die graag naar André Hazes jr. luisteren.
„Vergelijk het maar met een timmerman die van zwaluwstaartverbindingen houdt. Om twee houten delen op die manier in elkaar te passen moet je perfect zagen en schuren. Maar dan heb je ook een geweldige verbinding die nooit meer losgaat. Natuurlijk zijn er anderen die zeggen: ‘Dat wordt me te ingewikkeld, ik maak het wel vast met ducttape.’ Ja, dan zit het ook vast, maar dat vind ik zonde. Ik wil niet dat één poot van mijn stoel met plakband is vastgemaakt.’’
Jan Beuving tijdens zijn vorige voorstelling, 'Restante'. Foto: Archief Corné Sparidaens
Bij jou gaan de techniek en het vermogen om te ontroeren schijnbaar moeiteloos samen.
„Ik vind het mooi als het technisch allemaal, laten we zeggen, min of meer aan de maatstaven van Drs. P, Kees Torn en Ivo de Wijs voldoet. Maar Jurrian van Dongen, die lesgaf op de Koningstheateracademie en een van onze beste liedtekstschrijvers is, heeft mij heel erg uit dat harnas van metrum en rijm getrokken. Hij heeft mij laten zien dat er veel méér is: ‘Ga eens naar Stephen Sondheim luisteren of naar Maarten van Roozenzaal.’ Wat hij feitelijk zei, is dat ieder verhaal een andere vorm nodig heeft. Je moet zorgen dat de techniek altijd ondergeschikt is aan de boodschap. Het is de kunst om als het er écht op aankomt de rigide boekhouder in jezelf los te laten en te denken: nu moet er gewoon gezegd worden wat er gezegd moet worden.’’
En dan moet de boodschap óók nog eens honderd procent kloppen. Ik refereer hierbij aan de grutto’s in je lied ‘Striep’, dat speelt op Terschelling.
„Meer dan honderd voorstellingen had ik gezongen: ‘De grutto’s zoeken kokkels in het slijk’. Toen zat op een avond Rob Chrispijn in de zaal – de grote liedschrijver voor onder anderen Herman van Veen, en een groot vogelkenner. ‘Mooie voorstelling’, zei hij. ‘Maar één ding: grutto’s eten geen kokkels.’ Meer dan honderd voorstellingen! En nog nooit had iemand me erop gewezen. Ik zong vanaf dat moment: ‘De rosse grutto’s pikken in het slijk.’ Ik ben dol op dat soort correcties.”
Jan Beuving speelt Resumé 1 op zaterdag 18 november in de Stadsschouwburg in Groningen. De band bestaat uit Tom Dicke (toetsen), Izak Boom (gitaren), Coen Kaldeway (blaasinstrumenten) en Remy Dielemans (bassen). Andere speeldata: 23/11 Schouwburg Ogterop, Meppel; 2/12 De Lawei, Drachten. De bundel Ruitjesblues is verschenen bij Nijgh & Van Ditmar (20,99 euro, 240 blz.).
.
Striep
Een lepelaar roert rustig door de slenken
De grutto’s zoeken kokkels in het slijk
De zee bedient de vogels op hun wenken
Het zonlicht vult de hemel tot de nok
Een man staat als een standbeeld op de dijk
Zijn blik gaat over wad en ommelanden
Zijn ogen glinsteren, en in zijn handen
Houdt hij klemvast zijn wit-met-rode stok
Zalig zij die niet zien
Hij proeft de lucht, en weet: het zicht is helder
Hij voelt de wind: een wolkeloze dag
En dat het eb is, ruikt hij aan de kwelder
Hij hoort het als één grote symfonie
Hoewel hij nooit de volle luister zag
Van al dat prachtigs is hij niet verbitterd
Want hoe de zon goud op het water schittert
Staat op het netvlies van zijn fantasie
Zalig zij die niet zien
De lepelaar blijft onvermoeibaar roeren
De grutto’s vliegen talloos af en aan
Een zilvermeeuw hangt naar een krab te loeren
Een visdief steelt z’n stille weg naar zee
En ik fiets langs de dijk en zie hem staan
De man wiens blik zo haarscherp naar het tij leidt