Noordelijk topamateurvoetbal blijft achter door geldgebrek. Foto: LC/DvhN
Het aantal topamateurclubs in het Noorden is op de vingers van één hand te tellen. Door een gebrek aan geld, zeggen betrokkenen. Wat kost het dan om in de top van het amateurvoetbal mee te spelen?
Eind vorig jaar deed deze krant onderzoek naar de staat van het voetbal in Drenthe, Friesland en Groningen. Conclusie: nog nooit was het zo slecht gesteld met het noordelijke topamateurvoetbal als nu.
Op landelijk niveau wordt de noordelijke eer slechts hooggehouden door vijf clubs. Uit Drenthe zijn dat ACV (tweede divisie), HZVV en Hoogeveen (vierde divisie). Friesland heeft Harkemase Boys (derde divisie) en ONS Sneek (vierde divisie). Groningen heeft geen enkele divisie-club.
Er kwamen veel reacties op het verhaal, variërend van clubbestuurders tot voetballiefhebbers. De rode draad van de respons: in het noordelijke topamateurvoetbal gaat veel minder geld om dan in andere landsdelen. En: te weinig noordelijke clubs hebben een behoorlijke jeugdopleiding.
In twee verhalen gaan we daar dieper op in. Dit is Deel 1 over geld.
Drie ton in Drenthe
ACV is het vlaggenschip van het noorden. Sinds 2023 speelt de Asser club op het hoogste amateurniveau, de tweede divisie. De club is open over welk kostenplaatje daarmee gepaard gaat. ,,Onze begroting ligt rond de drie ton’’, zegt voorzitter Gerrit Volkers van de Stichting ACV Topsport.
De duurste persoon binnen een amateurclub is doorgaans de trainer. Clubs op divisie-niveau betalen hun trainer tussen de twintig- en dertigduizend euro per jaar, blijkt uit onderzoek van consultancybureau NMC Bright. Ondersteunende stafleden – denk aan een assistent of keeperstrainer – staan doorgaans voor enkele duizenden euro’s per jaar in de boeken.
Gerrit Volkers, voorzitter van de Stichting ACV Topsport. Foto: Harry Tielman
Dan de spelers. Omdat divisie-voetbal strikt genomen amateurvoetbal is, zijn clubs niet verplicht te betalen. Alleen is het in de praktijk vrijwel onmogelijk om zonder vergoedingen op landelijk niveau te spelen; de beste spelers van een vereniging worden dan simpelweg weggekaapt door een club die wél betaalt.
Principieel niet betalen
Praktijkvoorbeeld daarvan is Be Quick 1887 uit Haren. De club betaalt principieel niet, vertelt voorzitter Henk-Jan Jensema. ,,Betalen druist volgens ons in tegen wat amateurvoetbal is, of zou moeten zijn.’’
Dat Be Quick daardoor soms getalenteerde spelers verliest aan wél betalende clubs als ACV en Harkema, nemen ze op de koop toe. Jensema: ,,Als je bij ons speelt, voetbal je omdat je het hier leuk vindt.’’ Be Quick degradeerde vorig seizoen uit de vierde divisie. Jensema: ,,We willen graag terug, maar niet ten koste van alles. Voor ons staat de vereniging in zijn totale breedte voorop.’’
De historische entree van Stadion Esserberg van Be Quick 1887. Foto: Jaspar Moulijn
Bij huidig vierdedivisionist ONS Sneek is enkele jaren geleden ook een discussie gevoerd of spelers nog wel betaald moesten worden. Bestuurslid technische zaken Douwe Jan van der Wal: ,,Wij hebben toen besloten dat wel te blijven doen.’’
,,Onze belangrijkste reden: we investeren veel in onze jeugdopleiding. Als die goede voetballers doorkomen naar het eerste elftal, wil je dat wel op een bepaalde manier kunnen borgen. Dat doen we door te betalen, want anders leid je in de praktijk op voor andere clubs.’’
Wat ben je als topamateurclub kwijt aan je selectie? Gerrit Volkers van ACV: ,,Onze spelers zijn qua beloningen ingedeeld in vier categorieën. Zit je in de hoogste categorie, dan moet je qua salaris denken aan maximaal 10 duizend euro per jaar.’’ Van de drie ton die ACV jaarlijks te besteden heeft, gaat volgens Volkers 250 duizend naar staf en selectie.
ONS Sneek speelt twee niveaus lager en betaalt dan ook beduidend minder. Voorzitter Rudolf Zijlstra zegt dat de bestedingen aan de selectie jaarlijks rond de veertigduizend euro liggen.
Financieel speelveld
Voetbalbond KNVB hanteert strikte regelgeving als het gaat om betalingen. Contracten moeten voldoen aan standaardvoorwaarden en geregistreerd zijn bij de bond.
Deze krant voerde achtergrondgesprekken met spelers en trainers die in het topamateurvoetbal actief zijn (geweest). In die gesprekken komt naar voren dat het ondanks de regelgeving ook mogelijk is spelers te belonen buiten het zicht van de KNVB.
Volgens deze bronnen is het daardoor ingewikkeld het complete financiële speelveld van het topamateurvoetbal in kaart te brengen. Waar de meeste clubs alles volgens het boekje doen, zijn er ook verenigingen die buiten de lijnen kleuren.
Bijvoorbeeld door spelers naast hun contract zwart bij te betalen. Of door spelers op de loonlijst bij een sponsor zetten, zonder dat zij daar daadwerkelijk werkzaamheden voor verrichten.
Geconfronteerd met bovenstaande laat de KNVB weten dat betere naleving van de regels omtrent betalen in het amateurvoetbal ,,een aandachtspunt’’ is. ,,We zijn momenteel aan het bekijken op welke wijze vanaf het seizoen 2025/26 meer controle kan worden gehouden.’’
Het is voor clubs ook mogelijk om buiten het zicht van de KNVB te betalen. Beeld: DvhN/LC
Opleiden: duur of goedkoop?
Een andere grote kostenpost voor veel topamateurclubs is hun jeugdopleiding. ACV, Be Quick, HZVV en ONS Sneek zijn de vier noordelijke amateurclubs met een academie die door de KNVB is aangemerkt als Regionale Jeugdopleiding. Dat betekent dat deze opleidingen aan tientallen kwaliteitseisen voldoen.
Dat kost geld. Een gediplomeerde hoofd opleiding kost volgens NMC Bright bijvoorbeeld 4.500 euro per jaar; een jeugdtrainer tussen de 1.500 en enkele duizenden euro’s per seizoen. Inclusief materiaal- en organisatiekosten kan een goede opleiding dus tienduizenden euro’s per jaar kosten.
Daar staan grote voordelen tegenover. Een topamateurclub met een goede academie kan zijn eerste elftal-spelers zelf opleiden. Clubs met een kwalitatief mindere opleiding zijn sterk afhankelijk van het aantrekken van spelers van buiten, die doorgaans duurder zijn. Een voorbeeld daarvan is Harkemase Boys.
Met een selectie met daarin het nodige zelfgeschoolde talent werd ONS Sneek vorig seizoen kampioen van de eerste klasse. Foto: Dijks Media/Henk jan Dijks
Bij ACV liggen de kosten voor de jeugdopleiding overigens buiten de door Volkers genoemde begroting van drie ton. ACV is namelijk opgesplitst in de duizend leden tellen vereniging en een stichting die zich alleen met het eerste elftal bezighoudt. Beiden hebben gescheiden budgetten. De kosten voor de jeugdopleiding liggen bij de vereniging.
Resumerend: zou je een noordelijke amateurvereniging willen neerzetten die net als ACV qua opleiding én eerste elftal meedraait in de top, is een jaarlijks kostenplaatje van vier ton een redelijke indicatie.
Miljoenenbedragen
Alleen ben je daarmee landelijk gezien nog geen amateurgrootmacht, zegt Volkers. ,,Een aantal ploegen in de Tweede Divisie zit qua budget veel hoger dan wij. Wil je bovenin meedoen, heb je zeker een miljoen nodig. Dat gaan wij nooit halen.’’
Die bewering van Volkers wordt gestaafd door andere bronnen. Tweede divisie-club Quick Boys uit Katwijk geeft volgens Omroep West per jaar bijna een miljoen uit aan spelers. Twee jaar geleden berichtte de NOS dat de Utrechtse tweededivisionist Spakenburg een begroting van circa 2,5 miljoen had.
Dat ACV zich met drie ton handhaaft tussen die clubs, heeft volgens Volkers ook geografische redenen. ,,We zijn de enige in het Noorden in de tweede divisie en hebben dus relatief weinig concurrentie om goede spelers. Zouden we met dit budget in het westen zitten, maken we normaal gesproken geen kans.’’
Door dit gebrek aan concurrentie kunnen clubs als ACV en Harkemase Boys voor relatief lage bedragen hun slag slaan. Bijvoorbeeld bij afvallers van profclubs SC Cambuur, FC Groningen, SC Heerenveen en FC Emmen die wel op niveau willen blijven spelen, maar niet willen verhuizen.
Skyboxen
Wie écht wil meedoen in het topamateurvoetbal, heeft sponsoren met diepe zakken nodig. Spakenburg heeft sinds enkele jaren zelfs skyboxen om deze geldschieters in de watten te leggen.
ONS Sneek had tien jaar geleden ook een gulle sponsor. Het Sneker reinigingsbedrijf BOSO maakte de komst van een contingent ex-profs mede mogelijk, onder wie Cambuur-icoon Sandor van der Heide. Met een sterrenensemble stootte ONS door naar het hoogste amateurniveau.
Voormalig SC Cambuur-speler Sandor van der Heide in het shirt van ONS Sneek. Foto: Jan de Vries
De sponsoring van BOSO stopte in 2016. In dezelfde periode besloot ONS haar financiële middelen anders in te zetten. Voorzitter Zijlstra: ,,Meer gericht op een balans tussen het eerste elftal en de jeugdopleiding, daar plukken we ook de vruchten van. Tegelijkertijd is de top van de Vierde Divisie normaal gesproken nu wel het maximaal haalbare.’’
Volkers zegt dat de continuïteit van ACV is gewaarborgd doordat de club niet drijft op één geldschieter, maar op een handvol sponsoren uit het hogere segment. ,,Zou er één daarvan stoppen dan zouden we dat erg jammer vinden, maar we komen als club niet in de problemen.’’ Zijlstra herkent zich daarin: ,,Bedrijven die jarenlang lid zijn van onze businessclub zijn een pijler onder de vereniging.’’
Feestavond
Afhankelijkheid van één sponsor is volgens Volkers de belangrijkste verklaring voor het wegvallen van een groot aantal voormalige grote amateurclubs uit het noorden. Zijlstra stemt in: ,,Kijk bijvoorbeeld naar Pelikaan-S of Jubbega.’’ Beide clubs stortten in na het wegvallen van hun geldschieter.
Volkers: ,,Voor continuïteit heb je niet alleen geld nodig, maar vooral een breed draagvlak. Vele schouders die een club samen dragen, in plaats van één suikeroom.’’
Dat brede draagvlak is in het noorden kennelijk lastig te realiseren. Blijkbaar zijn er in Friesland, Groningen en Drenthe niet veel mensen die serieus geld willen stoppen in een amateurclub. Volkers knikt: ,,Als ze in Spakenburg een feestavond voor supporters en sponsoren organiseren, halen ze zo vijftigduizend euro op. Wij zijn bij ACV erg blij met tienduizend. Mensen en bedrijven geven hier minder geld uit aan voetbal.’’
Waarom? ,,In het noorden staat voetbal minder centraal dan elders in het land. Als je mee wil tellen in het zakelijke netwerk in Hardenberg, sponsor je HHC. In Katwijk gaat op zaterdag echt íedereen naar het voetbal en sponsort elk bedrijfje Katwijk óf Quick Boys. Die voetbalcultuur bestaat in het noorden niet. Voetbal is bij ons meer bijzaak. Dat zie je terug in het geld en dus qua niveau.’’
Volgende week Deel 2: heeft het noorden naast geldgebrek ook een opleidingsprobleem?
Verantwoording
Zes noordelijke topamateurclubs kregen van deze krant een uitnodiging voor een gesprek over voetbal, geld en opleiden. Om geclassificeerd te worden als topamateurclub werden twee definities gehanteerd: actief zijn op divisieniveau en/of in het bezit zijn van een Regionale Jeugdopleiding. Van het zestal aangeschreven clubs gingen ACV, Be Quick 1887 en ONS Sneek op de uitnodiging in.