Gedumpt om een garnalenkop | column Nhung Dam
Nhung Damcolumns

Hij schraapt met een chirurgische zorgvuldigheid de stukjes tomaat van zijn pizza, met een precisie alsof het om een hoogst delicate operatie gaat.
De afgeschraapte tomaatjes belanden op een apart bordje dat hij naast zich heeft gezet. Eén voor één pielt hij ze eraf, alsof ze een bedreiging vormen. Ik wou dat ik kon zeggen dat ik met fascinatie toekijk, maar eerlijk: het is vooral ergernis. Tomaat. Ook dat lust hij niet, denk ik.
„Ik hou er niet van, tomaat op mijn pizza. Daar brand ik mijn tong altijd aan.”
En nee, hij is geen blèrend kind dat nog moet leren eten. Die fase is hij allang voorbij. Hij is een volwassen man met wie ik aan het daten ben.
‘Glibberige groenten’
Ik daarentegen ben een smikkelaar. Ik heb een bourgondische inborst, hou van eten, nieuwe smaken ontdekken, en samen tafelen is voor mij zowat de hoogste vorm van intimiteit. Het valt niet mee om tegenover iemand te zitten die bijna niets lust. Zijn zwarte lijst loopt van wortel tot sojasaus, van broccoli tot spinazie. Dat laatste staat zelfs op een speciale lijst van „glibberige groenten”, waar champignons ook onder vallen. En nu dus ook: hete tomaat.
Uit onderzoek blijkt dat kinderen twintig pogingen per voedingsproduct nodig hebben voordat ze eraan gewend raken. Bij een gemiddeld gevarieerd eetpatroon betekent dat gerust een jaar oefenen voordat je kind de smaken uit de schijf van vijf accepteert. Dat kost een hoop bloed, zweet en tranen, kan ik me voorstellen. Als ik naar mijn eetgenoot kijk, vermoed ik dat zijn ouders er vroegtijdig de brui aan gaven. „Ach, lust hij geen tomaat, dan schrappen we dat toch.” Of is het genetisch bepaald, zoals bij mensen die koriander vinden smaken naar afwasmiddel?
Vol afschuw
Bij mij is het in elk geval de andere kant op doorgeschoten: ik eet álles. Daarvoor moest zelfs een potentiële liefde wijken. Ik ben dol op zeevruchten, en ik heb de gewoonte eruit te halen wat erin zit. Toen ik tijdens een date de garnalenkop met zichtbaar enthousiasme uitzoog (het sappigste gedeelte, waar de beste bouillons van worden getrokken) keek hij me vol afschuw aan. Hij wachtte tot ik klaar was, nam een slok cola en zei: „Ik denk niet dat het ooit wat kan worden tussen ons.”
We leven in een tijd waarin soms de kleinste eigenaardigheid wordt uitvergroot tot dealbreaker. Maar dat een garnalenkop de doodsteek kan zijn voor een relatie? Het gaat natuurlijk niet om eten, maar om de snelheid waarmee we elkaar afserveren zodra iets schuurt. Misschien is het niet de liefde die door de maag gaat, maar onze kieskeurigheid.








