Op 15 september 1963 was er een ontploffing. Een ontploffing bij de 16th Street Baptist Church in de stad Birmingham, Alabama, Verenigde Staten.
Vier mannen, allen lid van de lokale divisie van de Ku Klux Klan, hadden negentien staven dynamiet en een klokje verstopt onder de trappen aan de oostkant van de kerk, het klokje zo ingesteld dat het dynamiet af zou gaan op het moment dat het het drukst zou zijn in de kerk, half elf zondagochtend.
De bom ontplofte en doodde vier mensen. Vier zwarte meisjes tussen de 11 en de 14, die in de kelder onder de trappen zich klaar maakten voor de dienst, hun koorkleding stonden aan te trekken. Een van de meisjes werd door de ontploffing onthoofd, later kon haar lichaam slechts geïdentificeerd worden door haar kleding en haar ring. Een ander meisje, dat het wel overleefde, kreeg 21 stukken glas in haar gezicht en werd aan één oog blind.
De zwarte gemeenschap van Birmingham werd verscheurd door verdriet na deze ontploffing. De zwarte gemeenschap van de Verenigde Staten werd verscheurd door verdriet, maar ook door woede, door onmacht, door pijn. Al die gevoelens leidden tot speeches, demonstraties en protestmarsen. Maar ze leidden ook tot muziek.
Alle verbittering om al dat racisme, en al dat verdriet om de dood van vier onschuldige meisjes werd door jazzsaxofonist John Coltrane in een treurlied samengebald. Je hoort al die gevoelens loepzuiver terug. Een jurkje van het meisjeskoor, aan de waslijn, maar het regent alweer. Het maakt toch niets meer uit, degene die het jurkje droeg is er niet meer. Zo klinkt dat lied.
Ik vraag mij af wat u dan hoort
Ik vertel dit aan u, maar als het goed is wist u dat allang. Want vlak na de verkiezingen van 2023 werd alle verkozen Kamerleden gevraagd naar hun favoriete muziek, een lijst die gepubliceerd werd op de site van de Tweede Kamer. Weinig verrassends: een CDA’er koos voor een psalm, Mona Keijzer koos voor de 3JS uit Volendam.
U, Martin Bosma, koos voor John Coltrane. Weliswaar voor zijn suite A Love Supreme uit 1964, maar ik neem aan dat wanneer dat echt uw favoriete muziek is, u ook de moeite hebt genomen zijn klaagzang Alabama van een jaar eerder eens op te zetten.
En ik vraag mij af wat u dan hoort. Niet wat u hoort als Kamervoorzitter, dat weet ik al, u gaat zeggen dat u uit hoofde van uw functie niets hoort en dat de muziek u niet uw woorden over ‘slavernijgedram’ en ‘anti-blank racisme’ kan doen heroverwegen. Ik vraag mij af wat de gewone Martin Bosma hoort. Wat hoort Martin Bosma na een lange dag werken, met schoenen uit en overhemd open en een glas whisky naast de bank, in de muziek van John Coltrane?
Want als u het verdriet om de meisjes in Birmingham in Coltranes muziek niet kunt horen, dan heeft u poep in uw oren. En als u het wel hoort, maar die smart, die oprechte pijn die eeuwen van wit geweld tegen zwarte mensen in zich draagt, u niet emotioneel doormidden breekt, dan heeft u poep in uw hart.
Of was uw keuze voor Coltrane slechts om te zieken? In dat geval heb ik medelijden met u. Zijn we met zo’n Kamervoorzitter nog verder van huis dan ik al vreesde.