'Hoewel er meer natuurgebieden bijkomen, blijft de biodiversiteit afnemen.' Foto: Shutterstock
Hoewel er meer natuurgebieden bijkomen, blijft de biodiversiteit afnemen. Natuurbescherming en natuurbeheer leiden dus niet zonder meer tot een verbetering van de biodiversiteit Volgens Jorien Zevenberg moeten we vooral kijken naar de overgangsgebieden tussen natuur en landbouw, want daar is volgens haar de echte winst te halen.
Het is niet langer heilzaam om te denken dat we met het creëren van meer natuur de biodiversiteitscrisis kunnen oplossen. We kunnen eigenlijk alleen nog maar hopen dat we de neerwaartse curve kunnen stoppen.
Daarvoor is wel een andere manier van denken nodig. Het toevoegen van natuurgebieden in Nederland heeft helaas niet geleid tot een duurzame oplossing voor de algehele afname van soortendiversiteit van planten en insecten. We moeten het dus gaan zoeken buiten deze, vaak versnipperde, natuurgebieden
We moeten veel meer toe naar verbinding tussen natuurgebieden en het omliggende boerenland. Die overgangsgebieden zijn belangrijk, maar worden nu nog vaak intensief gebruikt door boeren. Als we deze agrarische gebieden meer als bufferzones kunnen inrichten, kan dat al een verschil maken.
Mentaliteitsverandering
Daar is niet alleen een mentaliteitsverandering van de boer voor nodig, maar ook van natuurbeheerorganisaties. Het blindstaren op natuurgebieden alleen werkt blijkbaar niet. En we kunnen wel van boeren eisen, ga wat natuurinclusiever boeren, maar op welke manier en belangrijker, wie betaalt dat? Er moeten veel verschillende aspecten in het systeem veranderen om het mogelijk te maken om echt op een duurzamere manier te gaan boeren.
In de kern zijn natuurbeheerorganisaties aan de ene kant en de boeren aan de andere kant het wel eens dat er wat moet gebeuren. Boeren zijn ook gebaat bij insectenrijkdom omdat die hun gewassen bestuiven, en zorgen voor balans in het ecosysteem.
De boeren krijgen alleen al veel op hun bordje. Ze willen vaak graag voldoen aan allerlei overheidseisen, maar die veranderen om de paar jaar. Heb je net een uitstootvrije stal neergezet, moet je grasland ineens kruidenrijker gemaakt worden.
Goed boterham
Je ziet wel dat natuurbeheerorganisaties en boeren op steeds meer plekken met elkaar om tafel te gaan zitten om te kijken wat wel mogelijk is, zodat de boer een goede boterham blijft verdienen en de biodiversiteit in een gebied niet verder afneemt.
De regeling Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) verstrekt al subsidies voor het natuurlijker beheren van boerenland. Denk aan bloemrijke stroken rondom een perceel, of het aanleggen van een natte poel in weidegebied. Het zou alleen wat bestendiger en duurzamer mogen, boeren willen weten waar ze aan toe zijn.
Bovendien verschillen de lokale omstandigheden per gebied enorm en worden boeren die juist op een duurzamere manier willen gaan boeren, soms ook tegengewerkt door omslachtige regelgeving. Er is maatwerk nodig op gebiedsniveau. Kleinschalige initiatieven en Living Labs (bijvoorbeeld in de Bollenstreek, grenzend aan het nationaal park Hollandse Duinen), waarbij wetenschappers samen met natuurbeheerorganisaties en boeren kijken naar natuurinclusiever beheer kunnen inzichten geven die ook elders toegepast kunnen worden.
Aan meerdere knoppen draaien
Toegegeven, het is een moeilijke puzzel. Als we echt anders om willen gaan met ons landschap en de biodiversiteit een kans willen geven moeten we tegelijkertijd aan meerdere knoppen draaien. Boeren en natuurbeheerders kunnen nog zoveel willen, langdurende contracten in de agro-industrie en leningen bij banken zetten veel boeren klem.
Bottom-up initiatieven krijgen gelukkig wel aandacht maar om het hele systeem mee te krijgen moet er nog wel veel gebeuren. Als elke boer een klein beetje meer duurzaam zou gaan produceren kan dat al verschil maken voor de biodiversiteit.
Jorien Zevenberg is docent Wetenschap & Samenleving en PhD-student Duurzaam natuurbeheer aan de RUG