Wat is dat toch met inspraak in Nederland? Waarom moeten we voortdurend inspreken? Laten de gemeenteraden meer zelf beslissen en zich minder richten op participatie | opinie
Basisschoolleerlingen in Rotterdam willen meedenken over de toekomst van hun stad, mei 2016. ANP ROBIN VAN LONKHUIJSEN
Veranderen is de norm in Nederland, stelt Herman Blom, en toch willen bestuurders burgers het idee geven mee te kunnen praten. Hij pleit voor minder inspraakcircus en vooral minder machteloos activisme.
Frits Poelman stelde onlangs in een opiniestuk het zoekgeraakte vertrouwen van burgers in hun Groninger gemeentebestuur aan de orde (‘Vertrouwen zoek in gemeente Groningen’, DvhN 27-05) Volgens hem wordt het hoog tijd voor een nieuwe bestuurscultuur.
Het doordrammen door de bestuurders bij ‘kruimelgevallen’ in de ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld het Mercado-project), de lamme houding van de gemeenteraad in deze, de festivalisering van het Stadspark door een bestuur dat claimt groen te zijn en uiteraard het vullen van het buitengebied met zonnepanelen en windmolens, zijn enkele voorbeelden van het voorbijgaan aan de uitdrukkelijk geuite bezwaren van de bewoners.
De gemeente Groningen heeft met inspraak – noem het ook participatie of doe-democratie – lange ervaring. Denk aan de G1000: een burgertop waar ingelote burgers in verschillende ronden in gesprek waren over de toekomst van de stad. In een evaluatierapport werd over de ‘realisatie van democratische waarden’ gesproken.
Geslaagd democratisch experiment
In de provincie Groningen kunnen ze er ook iets van. Daar hadden we het Toukomstpanel. RUG en Hanze hadden er onlangs in een evaluatieonderzoek 47 pagina’s voor nodig om zuinig te concluderen dat het Toekomstpanel als ‘een geslaagd democratisch experiment’ kan worden beschouwd.
Wat heet? Het ging om een advies over de investering van 100 miljoen euro voor Toukomst van de provincie, door een panel van twintig door een notaris ingelote Groningers. Onderzoeker en publicist Annemarie Kok bekritiseerde terecht herhaaldelijk, ook in deze krant, dat hier niet sprake is van representatief bestuur op basis van algemeen kiesrecht. Leuk gedaan van het bestuur, maar weinig rechtstatelijk.
Minstens zo erg is dat door dergelijke inspraak de activiteiten van de zeer betrokken dorpsbelangen- en wijkorganisaties gefrustreerd worden. Die worden uit de wedstrijd gelopen door een met dure ambtelijke experts ondersteund burgerberaad of burgerpanel, wederom door inloting samengesteld. Hoe verzin je het: onder het mom van inspraak juist het krachtige maatschappelijke middenveld in dorpen en wijken aan de kant zetten.
Welke ideeën hebben de inwoners?
Onlangs lazen we dat de fractie van GroenLinks in de gemeenteraad van Groningen ‘het tijd vindt voor een goed gesprek met inwoners over afval.’ ‘We willen van alle inwoners horen welke ideeën zij hebben voor het halen van onze afvaldoelen.’ Nu zijn de kaarten bij die discussie goed geschud en ligt het overeind houden van de regelingen van de ‘oude’ gemeenten Groningen, Ten Boer en Haren voor de hand.
Waarom deze overbodige actie? Laat de gemeenteraad doen waarvoor ze gekozen is, namelijk op basis van haar democratische legitimatie haar keuze maken, en dat niet overlaten aan een schimmig participatieproces waarbij ambtenaren netjes naar het gewenste resultaat toewerken.
Wel eens bij zo’n inspraakbijeenkomst geweest met voornamelijk ambtenarenbezoek en dan samen gele stickertjes geplakt? Dan voel je gelijk dat dit haaks staat op het idee van representatief bestuur.
Het vervelende gevoel een nummer te zijn
Wat is dat toch met inspraak in Nederland? Waarom moeten we voortdurend inspreken, terwijl we al raden hebben en vervolgens vaststellen dat het fors opgetuigde inspraakcircus met hoge kosten en dikke bundels inspraakverslagen gepaard gaan, maar dat er niet veel verandert? Waarom krijgt de burger het vervelende gevoel een nummer te zijn, voor de vorm te mogen inspreken?
Interessant: D66 zette haar stokpaardje ‘referenda’ bij de straat: veel te gevaarlijk als de bevolking wat anders wil dan deze elitepartij. Toch is er iets nodig als overleg. Het Postbankliedje uit 1995 van de ‘15 miljoen mensen’ spreekt boekdelen: ‘die schrijf je niet de wetten voor, die moeten niet ‘t keurslijf in, die laat je in hun waarde’.
Misschien zit het daarin: we zien dat de Nederlandse bestuursomgeving bol staat van het activisme. De ene verandering volgt op de andere. Veranderen is de norm in Nederland. Toch willen bestuurders burgers het idee geven mee te kunnen praten. Het inspraakcircus moet hen blijkbaar dat gevoel geven.
Laat besturen, van gemeenten of provincies, inderdaad voor een andere bestuurscultuur kiezen. Laten die raden meer zelf beslissen, en zich minder richten op doe- of participatiedemocratie, en vooral minder machteloos activisme. Laat bijvoorbeeld de drafbaan en het Stadspark zoals ze zijn, dan heb je daar ook geen overbodige inspraak over nodig!