Enige weken geleden schreef ik over het aanleren van een nieuwe taal, bladtaal. Het leren begrijpen wat planten ons proberen te vertellen. Bij deze een kleine vervolgcursus.
Met veel plezier ontvang ik reacties van lezers. Ze schrijven me wat ze heeft geraakt, welke ervaringen ze hebben opgedaan of waar ik uit de bocht ben gevlogen. IJdeltuit die ik ben doet me dat vanzelfsprekend deugd. Het is immers het levendige bewijs dat wat ik schrijf ook gelezen wordt.
Maar zelden kreeg ik zoveel reacties als op het stukje over bladtaal. Vooral met de vraag of planten nog meer aan ons kwijt willen. Daar kan ik kort over zijn, dat doen ze. Bijvoorbeeld over waar ze vandaan komen en waar ze willen groeien.
Brian Kabbes
Brian Kabbes is noordelijk kweker van botanische rariteiten en tuinpublicist. Meer informatie: kabbes.nl
Tuiniers weten uit ervaring dat varens in de schaduw groeien, enkele uitzonderingen daargelaten. Die voorkeur is niet alleen te herkennen in hun verschijningsvorm als varen, maar ook in hun diepgroene kleur. De kleur van bladeren is grotendeels afkomstig van de bladgroenkorrels (chlorofyl), de energiecentrales die via een ingenieus chemisch proces suikers weten te vormen uit zonlicht en koolzuurgas.
Aangezien er in de schaduw minder zonlicht door kan dringen zijn er meer bladgroenkorrels nodig om toch voldoende energie op te wekken. Daarom zijn schaduwplanten meestal diepgroen van kleur en hebben grote bladeren. Ook zonder een plant te kennen kun je daardoor al zien wat de standplaatsvoorkeur is.
Het tegenovergestelde is ook waar. Te veel zonlicht is schadelijk voor planten, het kan de bladeren doen verbranden. Daarom zie je bij planten uit zonniger oorden en van onbeschutte standplaatsen een bescherming tegen te veel zonlicht. Bijvoorbeeld een dichte beharing van het loof, als een soort natuurlijke zonnebrandcrème. Of juist een hele dikke, plasticachtige waslaag.
Varen. Foto: Pixabay
Woestijnplanten kennen extreme aanpassingen, zoals cactussen laten zien. Om te voorkomen dat hun bladeren door de felle zon zouden verbranden hebben ze deze maar helemaal weggedaan. In de loop van hun evolutie zijn hun bladeren stekels geworden. Stekels die beschermen tegen de zon en in een moeite door tegen hebberige vraat door gedierte dat het voorzien heeft op hun kostbare levenssappen. Dergelijke planten spreken geen subtiele bladtaal, ze schreeuwen het uit.
Cactus. Foto: Pixabay
Als je als tuinier niet louter let op je eigen wensen, maar daarnaast ook oog hebt voor de wensen van de gebruikte planten, kan het niet anders dan dat je hun bladtaal vanzelf oppikt. Planten met grijze of heel kleine blaadjes doe je een plezier met een zonnige en droge standplaats, grootbladige groene planten houden van meer vochtige en schaduwrijker omstandigheden.
Ooievaarsbek. Foto: Pixabay
Door te letten op wat planten met hun loof laten zien kun je eventuele beplantingsfouten herstellen of in de toekomst voorkomen. Planten als lavendel, rozemarijn en tijm zijn gemakkelijke praters. Hun blad laat onmiskenbaar hun zonnige behoeften en warme herkomst zien.
Ereprijs. Foto: Pixabay
Verlegen sprekers als ooievaarsbek en ereprijs zijn op eerste gezicht minder duidelijk in hun bladtaal, maar dat is schijn. Hun bescheiden vocabulaire is een reflectie van hun bescheiden eisenpakket. Vertaling: ze doen het zonder morren op allerlei standplaatsen onder uiteenlopende omstandigheden. Hun bescheiden bladtaal is daarmee voor ons net zo verstaanbaar als de luid schreeuwende lavendel.