Langs eeuwenoude kastelen en wijngaarden in het Noord-Italiaanse Alto Adigo: ‘We kunnen 365 wijnen proeven, uitspugen is de enige remedie om te overleven’
De druivenoogst is in volle gang in de valleien van Alto Adigo – of Süd-Tirol, zoals dit deel van Noord-Italië ook heet. We pikken een druifje en een slokje mee, en laten het bord vol berg-eten scheppen, terwijl de Dolomieten over ons waken.
Drie grote knoedels liggen op het bord, de een gevuld met vlees, de ander met spinazie en de derde met kaas. En dat terwijl we net een overvolle borrelplank met kaas, droge worst, luchtgedroogde ham en speck kregen geserveerd. Gelukkig zijn de wijnen licht, als de frisse lucht die tussen de bergen zweeft.
Borrelplank. Foto: Mint Mediahouse
We zijn aangeschoven bij een stevige lunch met een aantal wijnmakers uit de buurt van Sankt Paul of San Paolo, iets ten westen van Bolzano, of Bozen. Alle plaatsen hebben hier namelijk twee namen, een Duitse en een Italiaanse. Dit is Süd-Tirol waar Italianen wonen die in het algemeen Duits met een Oostenrijks accent spreken. Dit stukje Italië, ook Alto Adige genoemd, maakte tot de Eerste Wereldoorlog deel uit van het Habsburgse keizerrijk. Sindsdien leven de Zuid-Tirolers tussen pasta en knödeln als ze ’s middags en ’s avonds hun maaltijd eten.
Wijnmakerij Sankt Paul. Foto: Jacques Hermus
Italiaanse heerlijkheden worden in Zuid-Tirol afgewisseld met boven-Alpse hartigheid. In de met hout gevoerde boerenstuben herkennen we toch vooral Tirol. In die gelagkamers in een boerderij (buschenschranken) serveren en verkopen boeren zelfgemaakte producten. Behalve de wijnen kun je op speciale avonden specialiteiten proeven als gerookte en luchtgedroogde Speck (geen spek, maar ham), Kaminwurz (een in de schoorsteen gerookte worst), zuurkool en Schlutzkrapfen (deegkussentjes gevuld met bijvoorbeeld groenten, kaas of zoetigheid). Of een ouderwetse Bauerngröstl, oorspronkelijk bestaande uit restjes vlees met aardappelen.
Wijngaarden op Alto Aldige. Foto: Mint Mediahouse
Alto Adige is van oudsher een boerenstreek, tegelijkertijd staat hier gemiddeld het hoogste aantal kastelen per hectare van Europa. Zoals Schloss Englar, waar we Johannes Graf Khuen-Bleasi ontmoeten, wiens familie al sinds 1600 het slot uit de vijftiende eeuw bestiert. ,,Tja, we hebben hier nogal wat graven en baronnen’’, lacht de graaf. ,,Het gebied maakte lang deel uit van het Habsburgse rijk, waar de keizer veel gunsten en adellijke titels verleende aan de hoeders van dit grensdeel van het rijk.’’
Schloss Englar. Foto: Jacques Hermus
Johannes Graf Khuen-Bleasi. Foto: Jacques Hermus
Maar grafelijke familie of niet, het grote slot moet natuurlijk onderhouden worden, vandaar dat het grotendeels is omgetoverd tot een bed&breakfast. Met een huiskamer zo groot als een balzaal, waar vanaf de schilderijen aan de muren de voorouders van de graaf er met strenge ogen op toezien dat de gasten niet te frivool zullen worden. Hoewel dat moeilijk vol te houden is met de wijnen die er in de koelkast staan.
Eigen wijnen, wel te verstaan. Want het slot wordt omringd met wijngaarden, waar op 12 hectare voornamelijk ‘internationale’ druiven staan: pinot noir, chardonnay, sauvignon blanc en pinot blanc. En de wat traditionelere riesling. ,,Maar die zijn we langzaam een beetje aan het uitfaseren’’, zegt wijnmaakster Amy Kadison. De Amerikaanse, naast oenologe ook schrijfster, vertaalster en journalist, heeft van graaf Johannes de vrije hand gekregen om wat te experimenteren. Zo is er een perceel souvignier gris aangeplant, een ‘PIWI’. Letterlijk Pilzwiderstandsfähig, Duits voor schimmelresistent, en ontwikkeld aan het Freiburg Instituut.
Wijnmaakster Amy Kadison. Foto: Jacques Hermus
De schillen mee vergisten voor ‘oranje’ wijn
Verder wil Kadison binnenkort van de druiven pinot gris en gewürztraminer een ‘oranje wijn’ maken door de schillen mee te vergisten. Komt goed uit dat die witte druiven een mooi roze blosje hebben. ,,We werken sinds 2023 biologisch, want ook de markt verjongt.’’ De gewürztraminer is overigens vernoemd naar het plaatsje Tramin in de regio en betekent letterlijk ‘kruidige traminer’.
Waar witte druiven het bijzonder goed doen in Alto Adige, heeft zich in de rode druivenwereld de afgelopen decennia een fikse verschuiving voorgedaan. Bestond tot in de jaren tachtig het areaal voor tachtig procent uit de lokale vernatsch-druif (ook wel schiava) en wat lagrein, tegenwoordig is het vooral pinot noir (pinot nero of blauburgunder) dat de internationale markt bedient.
Rode druivenranken. Foto: Jacques Hermus
Toegegeven, dat levert prachtige wijnen op, maar het is moeilijk op een overvolle wereldmarkt een plekje met die wijnen te veroveren. Daarom keert een aantal wijnmakers juist weer terug naar de inheemse druiven. De lagreindruif is een beetje als de bergbewoner: rustiek. Een wijn ‘bomvol chocolade en donker fruit’, prima bij een stevig maal.
Maar de vernatsch of schiava is eleganter, stadser zou je kunnen zeggen, met een langere bewaarpotentie. Zoals een van de wijnmakers zegt: ,,met moderne technieken kunnen we ook die oude rassen weer tot bloei brengen.’’ We proefden inderdaad heel mooie lichte vernatsch-wijnen, die licht gekoeld geserveerd kunnen worden en met een lager alcoholgehalte een jong publiek kunnen aanspreken.
Het rijkste deel van Europa
De grootouders van de wijnboeren van nu waren boeren in een van de armste bergstreken van Italië. Tegenwoordig is Alto Adige als gebied het rijkste deel van Europa. Als je over de Weinstrasse of Strada del Vino rijdt, die zich zo’n 150 kilometer van Salurn (Salorno) naar Nals (Nalles) slingert, zie je niet alleen de terrasvormige wijngaarden tegen een dramatische achtergrond van de Dolomieten, maar ook welvaart. In huizen, auto’s en ook de prijzen van restaurants. En in de prijzen van de landbouwgrond: voor een hectare wijngaard betaal je al snel 800.000 euro, prijzen die gelijk liggen aan de peperdure grond in de Champagnestreek. Niet dat er veel grond te koop is, want de meeste boeren houden het zelf.
Dat zijn overigens meestal kleine boeren. De wijngaarden zijn klein, een gemiddeld boerenbedrijf heeft slechts iets meer dan één hectare druivenstokken. Geen wonder dat de wijnboeren vaak verenigd zijn in coöperaties. Die van Kaltern (Caldaro), Tramin (Termeno) of Terlan (Terlano) behoren tot de meest vooraanstaande producenten van Alto Adige. De steile hellingen, vaak in de vorm van terrassen, verhinderen een machinale oogst. In de herfst zijn zo’n vijfduizend families druk met het handmatig oogsten van de druiven, tussen het al even handmatige oogsten van de appels door – de streek is de grootste producent van handappels in Europa.
En als je in de herfst tussen al die boerderijen loopt stikt het ook nog eens van andere fruitbomen: van granaatappels tot mispels, van citroen tot hop die zich door de bossen slingert. Met dank aan de zon die hier jaarlijks het hoogste (!) aantal uren van heel Italië schijnt.
Uitspugen is de enige remedie om te overleven
Begin september werd hier de tweejaarlijkse Wine Summit gehouden, een ‘wijntop’ – leuk gevonden, met die wijngaarden op hoogtes tot wel 1200 meter – waarin de streek zich presenteert aan een honderdtal buitenlandse journalisten. Dat betekent mooie diners, nuttige bezoeken aan wijngaarden en natuurlijk: wijn proeven. Op de zaterdag staan in het NOI-tech-centre van Bolzano in een grote hal lange proeftafels, waar de wijnen voor ons worden ingeschonken.
We kunnen 365 wijnen proeven – uitspugen is de enige remedie om te overleven. ,,We zijn natuurlijk wel aan het werk’’, zegt de buurman uit Polen. ,,Alles voor de lezer’’, mompelen we terug. Van de wijnen is 65 procent wit, de rest rood. De pinot blanc of weissburgunder biedt veelal crispy wijnen, de chardonnays variëren van houtgerijpt zwaar tot lichtjes vettig, de pinot noirs zijn wat lichter dan die uit de Bourgogne. Zowel de sauvignon blanc als de cabnernet sauvignon heeft hier een karakter dat afwijkt van de Franse herkomstgebieden. En de vernatsch proeft inderdaad jong en licht.
Kasteel Maretsch. Foto: Mint Mediahouse
Maar na het proeven van zoveel wijnen is de tong een tikje van slag. Dus drinken we een biertje op het Piazza Walther, in het betoverende oude centrum van Bolzano. Om ons daarna te begeven naar het afsluitende walking dinner in Slot Maretsch, een dertiende-eeuwse burcht aan de rand van Bolzano, omringd door wijngaarden. Mogen we eindelijk wijn drínken.