Binnenkort begint weer het nieuwe seizoen van Heel Holland Bakt, met Janny & Robèrt, ondersteund door de grappen van André van Duin. Maar laat ze lekker daar in Holland bakken. Wij doen een rondje ‘Heel Nederland bakt’. Want in alle provincies worden heerlijke baksels gemaakt.
Heftige lekkernij
De Groningse poffert (povvert) is een gerecht dat op zich niet uniek is – elders heet het bijvoorbeeld ketelkoek – maar wel onlosmakelijk verbonden met de provincie. Al is het alleen al omdat het dorpje De Poffert er naar het schijnt naar vernoemd is. Het is een nogal heftig gerecht, zeker als je het als toetje neemt.
Poffert. Foto: shutterstock
Naast het zelfrijzend bakmeel gaan er krenten, rozijnen, melk en eieren in, en als je een beetje geluk hebt is de pofferttrommel – de bakvorm – ook nog eens bekleed met wat plakjes spek. Om het buiktechnisch nog wat zwaarder te maken wordt de poffert bij serveren nog overgoten met gesmolten boter en stroop of suiker.
Zo groot als een duim
Fryske dúmkes zijn zoete hazelnootkoekjes gekruid met anijs, ongeveer zo groot als een duim. Maar dat is niet de naamgever: het verwijst naar een oud gebruik onder de bakkers om na het bakken hun duim in het nog zachte deeg te drukken om zo een soort handtekening achter te laten. Vandaar dat elke bakker – en dat zijn er veel in Friesland – zijn eigen koekje maakt, met eigen duim en eigen recept. Er bestaat een variant op het Fryske Dúmke, namelijk het Amelander dúmke, waarin de hazelnoten zijn vervangen door amandelen.
Hazelnootkoekjes gekruid met anijs. Foto: shutterstock
Plat en knapperig
Drentse knieperties zijn geen Groningse knieperties. Die laatste worden opgerold als ze nog warm zijn – en soms gevuld met slagroom. Drentse knieperties zijn plat en knapperig. Qua beslag verschillen ze meestal nauwelijks – beide worden gemaakt van bloem, suiker, boter, ei en water of melk. Soms gebruiken Groningers net iets meer suiker waardoor ze zoeter worden, maar dat is vaak per familie/traditie anders. Knieperties worden gemaakt in een oublie-ijzer en worden traditioneel met oudjaar gegeten.
Kniepertjes. Foto: shutterstock
Volgens strikte regels
In Overijssel kun je niet om Deventer koek heen. Een ontbijtkoek die al sinds de middeleeuwen volgens strikte regels moet worden gemaakt: al in 1417 waren die voorschriften voor de lokale koekenbakkers door de stad in een ‘ordonnantie’ vastgelegd. De koeken vonden hun weg ook via de internationale Hanze-handel – Deventer is een Hanzestad – naar het verre buitenland. Wat er bij de bakkers uit de ‘Koekstad’ uit de oven komt? Hij wordt gemaakt van rogge, honing, kaneel en kruiden. Klassiek is die van bakkerij Bussink, die al sinds 1593 (!) Deventer koeken bakt.
Deventer koek. Foto: shutterstock
Afgetopt met zoete custardsaus
Flevoland is natuurlijk een jonge provincie (anno 1986) en de polders hebben nog geen eigen gebak ontwikkeld. Gelukkig is er één plekje in Flevoland waarvan de geschiedenis teruggaat tot de middeleeuwen: het eiland Urk. Beroemd om zijn visserij, maar gebaktechnisch zijn we benieuwd naar de Urker dikkoek. En wat blijkt: het is zo zwaar dat je er een Urker kotter bijkans mee kunt laten kapseizen. Een beetje als een poffert, maar dan net iets anders. Gevuld met rozijnen en spek, en afgetopt met een warme, zoete custardsaus.
Urker dikkoek. Foto: shutterstock
Wereldberoemd in Groot-Brittanië
Arnhemse meisjes. Foto: shutterstock
Gelderland bakt mee met de Arnhemse meisjes. Niet zomaar meisjes: de ovalen hardgebakken koekjes, bestrooid met suiker, zijn wereldberoemd in Groot-Brittannië. Met dank aan de schrijver Roald Dahl, die ze tijdens een bezoek aan de Gelderse stad zo bijzonder vond dat hij ze opnam in een kookboek. Door de wereldfaam van de schrijver – met kinderboeken als De GVR, Sjakie en de chocoladefabriek – werden de blikken in grote aantallen overzee gestuurd. In het Londense Hilton hotel werd het zelfs gebruikt als crumble bij een oer-Brits nagerecht met rabarber. Niet slecht voor een koekje dat in 1829 voor het eerst door de lokale bakker Hagdorn was gebakken – en nog steeds door bakkerij Hagdoorn.
Groot uitgevallen bonbons
Domtorentjes. Foto: shutterstock
Utrecht heeft niet alleen de Domtoren, maar ook domtorentjes. Bij bakkerij Theo Blom worden sinds 1922 deze tamelijk groot uitgevallen luxe bonbons met romige vulling gemaakt. Ze zijn genoemd naar het reliëf dat op elke bonbon met een stempel is aangebracht. Soms maakt de bakker ze in ‘speciale’ edities: roze voor Roze Zaterdag en gele toen in Utrecht de Tour de France van start ging. Mocht je bij de bakkerij in de Zadelstraat groepen Japanners voor de deur zien dringen: die komen vooral voor de Nijntje-koeken. Het konijn van Utrechtenaar Dick Bruna is razend populair in het land van de Rijzende Zon.
Blik Nijntjekoekjes. Foto: shutterstock
Beschermd streekproduct
Uit onze zuidelijkste provincie komt natuurlijk de Limburgse vlaai. Nou worden er wel meer vlaaien in Nederland gemaakt, maar die van Limburg is zo speciaal, dat ze door Europa tot beschermd streekproduct is benoemd. Dus alleen bakkers uit (Nederlands en Belgisch) Limburg mogen ze onder die naam maken en verkopen. Hij kan alleen vers worden gegeten – mag niet ingevroren worden – en mag niet met slagroom worden geserveerd. De vlaai heeft zijn herkomst in de rijke traditie van fruit- en vruchtenteelt in de streek, die is bezaaid met appel-, pruimen-, kersen- en perenbomen.
Limburgse vlaai. Foto: shutterstock
Formaat tennisbal
Brabant heeft zijn beroemde worstenbroodjes – ook een lekker baksel – maar uit de patisserie kennen we vooral de Bossche Bol. Een enorme soes –formaat tennisbal – gedompeld in chocolade en gevuld met slagroom. De ‘sjeklade bol’ (chocoladebol) is waarschijnlijk honderd jaar geleden voor het eerst gebakken door bakkerij Jan de Groot, pal naast het Bossche station. Nog steeds staan er rijen voor de deur. We zouden er een servetje bij aanraden, want hap maar eens keurig in zo’n bol vol slagroom.
Bossche bol. Foto: shutterstock
Zoete draaikoek
Zeeland kent naast zijn babbelaars ook de Zeeuwse bolus. Zeeuwse bolussen worden gemaakt van wit brooddeeg dat wordt uitgerold in een mengsel van suiker en kaneel. Vervolgens wordt het deeg als een soort drol – een bolus dus – opgerold en gebakken.
Bolus. Foto: shutterstock
Overigens noemen de Zeeuwen zelf de bolus een draaikoek (Zeeuws-Vlaanderen) of koekedraoiomme (zoals in Middelburg). Hoewel Zeeuws in uitvoering ligt de oorsprong van het zoete koffiebroodje elders. Het gerecht is namelijk meegenomen door Sefardische joden die eind zestiende eeuw uit Spanje en Portugal werden verdreven en in het religieus tolerante Nederland onderdak vonden. Zoals in Middelburg, waar de bakkers het tot een lokale lekkernij maakten. Elk jaar is er op 30 mei een Zeeuwse Bolusdag: Heel Zeeland Bakt.
Snoepjes voor baron Hop
Haagse hopjes. Foto: shutterstock
Vooruit, nog even Holland dan, want daar bakken ze ook heus wel. Zuid-Holland kent de Goudse stroopwafels en de Haagse Hopjes (koffiesuikersnoepjes gemaakt voor baron Hop). En natuurlijk Haagse bluf: een dessert uit de Haagse middenstand van de negentiende eeuw. Waarbij de bluf verwijst naar de opgeblazen lucht in het gerecht, ofwel de opschepperij van die Hagenaars of Hagenezen – zoek zelf maar het verschil tussen beide op. Veel lucht dus, veel zoet. Het kan worden gemaakt met sap van rode of zwarte bessen of bramensap. Je kunt eventueel lange vingers gebruiken om in de bluf te dopen.
Haagse bluf. Foto: shutterstock
In Noord-Holland ten slotte bakt men Weesper moppen, een koekje van amandelspijs, amandelen en suiker. De amandelspijs wordt met eidooier en suiker tot een rol gemaakt, en door de suiker gerold. Deze rol wordt in plakken van ongeveer 3 centimeter gesneden tot ronde koekjes, die vervolgens worden gebakken.