In 1923 raakte het Strandhotel van Schiermonnikoog definitief door duinafkalving verwoest. Bron: Nationaal Archief
Honderd jaar geleden maakte de Noordzee een einde aan het indrukwekkende Badhotel op Schiermonnikoog. In augustus 1923 verschenen de eerste scheuren, twee maanden later begon de ineenstorting. Een charmant overblijfsel van de negentiende-eeuwse badcultuur ging ten onder.
Eiland-eigenaar John Eric Banck zou er spijt van krijgen. In 1886 verschenen de eerste plannen voor ‘een flink, doch tevens op eenvoudigen voet ingericht badhôtel met een 40-tal logeerkamers’.
Voor toeristen had het eiland al langer verblijfsmogelijkheden, maar een hotel van deze proporties was uniek voor de Friese Wadden. Banck liet zich meeslepen in het enthousiasme van enkele ondernemers in Groningen. Hun ambities waren enorm: het hotel zou niet veertig, maar zelfs zestig kamers krijgen, schreven de kranten alras.
Nieuwe stoomboot
Als ontwerper werd architect Johannes Petrus Hazeu aangetrokken: hij is nog bekend van de watertorens in Oldenzaal en Coevorden. Aannemer De Jong van Nes (Ameland) won de aanbesteding en veel arbeiders verdienden een mooi loon aan deze winterklus.
Het eiland had geen infrastructuur voor veeleisende toeristen. In de Leeuwarder Courant verscheen daarom een aanbesteding voor een 1500 meter lange ‘aarden baan met klinkerbestrating’ tussen het dorp en het nieuw te stichten ‘Badhôtel aan de Noordzee.’
De initiatiefnemers zorgden ook voor een nagelnieuwe stoomboot. Deze Sophia zou dagelijks varen tussen de stad Groningen en het eiland. Voor het laatste stukje moest je dan nog wel overstappen op een kleiner scheepje om aan te meren bij een steiger.
‘Het vriendelijke dorp’
In mei werd bekend dat het hotel op ‘ongeveer 15 juni’ de deuren kon openen: ‘Aanbeveling verdient het eiland, om zijn gezond klimaat, prachtig strand, uitstekenden golfslag en zijne pittoresque duinen, het vriendelijke dorp met zijne schoone lanen van oud hout en liefelijk plantsoen’.
De hotelgasten konden zich verheugen op allerlei ‘amusementen’, zoals piano, biljart, kegelen, een ‘wel voorziene leestafel’ en kinderspelen. Er was zelfs een ‘badarts’ aangetrokken. Die eerste zomer zat het hotel stampvol: er sliepen in totaal vijfhonderd vakantiegangers.
Cultuur Historische Vereniging 't Heer en Feer besteedde in 2016 met een expositie aandacht aan de badcultuur op het eiland. Deze foto toont het hotel met aanlegsteiger. Bron: 't Heer en Feer.
Onmiddellijk na de zomer sloot het hotel de deuren en stopte ook de veerdienst. Zo zou het blijven: het toeristenseizoen duurde slechts van juni tot eind september. Arme eilanders profiteerden van de nieuwe economie, die draaide op souvenirs, lekkernijen en klusjes voor de toeristen.
‘Cosmopolitische beschaving’
Het was geen hotel van internationale allure, maar de vele toeristen uit Friesland en Groningen waren dik tevreden. ‘Verrukkelijk is het uitzicht’, schreef een badgast. Hij herkende in de deftig geklede kelners en de kok zelfs de voorlopers van een ‘cosmopolitische beschaving’.
Het hotel werd opgedirkt met frivoliteiten. Een visarend die zich te pletter vloog tegen de vuurtoren, werd in 1888 opgezet en te pronk gezet in het hotel.
Een deelnemer aan een pleziertochtje vanuit Noord-Friesland schreef een jubelend verslag: ‘Het van nieuwheid blinkend badhôtel prijkte trots op de duinen’. Volgens hem boden de veranda’s een ‘heerlijk uitzicht op die schijnbaar eindelooze Noordzee.’ Het hotel bezat ‘breede trappen en lange gangen vol allerliefste logeerkamertjes’.
‘Oog in het zeil voor dolfijnen’
Volgens een vakantieverslag uit 1891 was op het eiland ‘de beschaving nog niet doorgedrongen, maar daarom is het zeker niet minder’, want: ‘De mensen zijn er beleefd, welwillend en voorkomend’. De anonieme auteur zag dat zelfs de biljartkamer als slaapplek diende: zo druk was het.
Het Noordzeebad was een ideale zwemlocatie: ‘Men houde echter een oog in het zeil voor de dolfijnen, niet dat die kwaadaardig zijn, maar het is minder verkwikkelijk wanneer men zo’n vet beestje onverwacht tegen zich voelt aantuimelen.’
Zeevonk liet het strand oplichten. De schrijver sprak van ‘vuurspattingen en phosphorus’. Volgens hem zat bij het hotel ook een raaf, ‘een allervriendelijkst dier, met goeden oogen, ontzettend gulzig, als een echte Hollandsche jongen.’
Geen financieel succes
De auteur vermaakte zich op de urenlange boottocht terug met iemand wiens ‘alter ego’ op het eiland was achtergebleven. Vermoedelijk las hij een boekje van dichter Piet Paaltjens.
Hoe tevreden de gasten ook waren, toch bleek het hotel geen financieel succes. Daarom ging Banck op zoek naar andere investeerders, tot hilariteit van landelijke kranten: hoe had Banck zo onverstandig kunnen zijn om zo’n groot hotel te bouwen?
Hij verkocht uiteindelijk het hele eiland. De Duitse graaf Berthold von Bernstorff was vanaf 1893 de nieuwe eigenaar. Hij moest zich ook met het hotel bemoeien, want de exploitatie verliep problematisch.
‘Zuivere ozonrijke lucht’
Dat was niet zomaar voorbij: in 1902 bleef het hotel dicht en dit dreigde in 1903 opnieuw. De eilanders betreurden dit, want de hotelgasten waren belangrijk voor de economie. De graaf was verzeild geraakt in juridische kwesties over zijn eigendommen.
Betere jaren volgden. In 1911 verbleven soms wel honderd gasten tegelijk in het hotel, dat voortaan 65 kamers te huur had. Destijds werd geadverteerd met ‘Schiermonnikoog, alom bekend als mooiste der Noordzee-eilanden’ met ‘zuivere, ozonrijke lucht’.
In 1912 werden villa’s bij het hotel gebouwd. Het leek er zelfs op dat het bijgelegen strand onder hotelbeheer zou komen. Dit moest voorkomen dat mensen hier ‘baadden in een minder gewenscht kostuum’. Liepen ze misschien bloot of halfnaakt rond? Hoe dan ook, de Rijksoverheid besloot dat het strand openbaar toegankelijk moest blijven.
Bizar probleem
Een paar jaar later doemde een bizar probleem op. Een geul in de Noordzee verplaatste zich op riskante wijze naar de duinenrij waarop het hotel en de villa’s stonden. Bij harde wind sneuvelden stukken strand en duin.
De nieuwe villa’s werden afgebroken en verderop herbouwd. Werklieden legden een provisorisch spoorlijntje aan voor de aanvoer van ophogingsmateriaal. Met palen en dijkjes versterkten ze de kust, maar alles werd dadelijk weer verwoest door de zee.
Begin 1923 zagen de eilanders het zwerk drijven. Het gemeentebestuur klopte in wanhoop aan bij de Rijksoverheid, maar die gaf niet thuis: het eiland moest het zelf maar oplossen.
Hotel zat stampvol
‘Het eiland brokkelt steeds verder af en de tijd is niet ver meer dat het badhotel in de diepte zal verdwijnen’, vertelde een vertegenwoordiger van Schiermonnikoog op een landelijke VVV-vergadering.
Toch zat het hotel stampvol. ‘Liefhebberij om er te logeeren is er voldoende’, schreef de op 3 augustus. Sterker nog: veel mensen konden geen kamer krijgen door de drukte.
Een storm veroorzaakte diezelfde maand de eerste scheurtjes in de muren. In de weken daarna begon de zee gulzig happen nemen van het duin. Begin oktober ‘zweefde’ het hotel voor een deel al boven de diepte, terwijl eilanders huiverend toekeken.
‘Glijbaan naar beneden’
‘En zoo is eindelijk de instorting begonnen’, meldde de LCop 11 oktober. ‘De vloerleggers hebben het gewicht van het gebouw niet meer kunnen torsen en vormen thans met de aangehechte vloeren een glijbaan naar beneden’.
De noordwestelijke vleugel viel van het duin af en de verwoesting ging almaar verder. Volgens een reisbeschrijving uit 1926 stond er destijds nog ‘een klein stukje ruïne’ overeind van het hotel. Zelfs de tennisbaan was door de zee verzwolgen, maar in de jaren daarna nam het gevaar af: de geul trok zich terug.
‘Eenige aan’t strand’
Al voor de verwoesting waren plannen gesmeed voor een nieuw Strandhotel, dat ook vliegensvlug werd gebouwd. Al in 1924 werd geadverteerd voor dit nieuwe onderkomen: als ‘eenige hotel aan’t strand’.
Het was niet zo groot als het oude hotel, maar bezat wel een autogarage, tennisbaan en wijnkelder. Uiteindelijk werd dit een dependance van het bekende hotel Van der Werff. De nieuwbouw bood beslist comfort. Toch zouden veel toeristen nog lang blijven terugverlangen naar het oude Badhôtel met zijn ‘allerliefste logeerkamertjes’.
Advertentie uit de begintijd. Bron: archief Leeuwarder Courant
Het hotel bezat ook een tennisbaan. Bron: archief Leeuwarder Courant
Advertentie uit 1895. Bron: archief Leeuwarder Courant
Het hotel zoekt een koffiejuffrouw. Bron: archief Leeuwarder Courant
Advertentie uit de begintijd. Bron: archief Leeuwarder Courant
Advertentie uit 1906. Bron: archief Leeuwarder Courant
Advertentie uit 1923 in de Leeuwarder Courant. Bron: archief Leeuwarder Courant